Categorieën
Bètacanon

Bètacanon (03) De WC

De gemiddelde levensverwachting in 1866 in Nederland was veertig jaar. Infectieziekten zoals tuberculose waren de belangrijkste doodsoorzaak. In de Amsterdamse wijk de Jordaan heerste een cholera-epidemie die voor de derde keer in dertig jaar meer dan duizend levens eiste. Nu worden we in Nederland tachtig zonder angst voor de tering of de blauwe dood. De gruwelijke werkelijkheid van een dodelijke epidemie is verleden tijd – voorlopig.
Blijkbaar veranderde er iets waardoor we tegenwoordig zo’n veertig jaar ouder worden. De oorzaak heeft zowel een sociale als een natuurwetenschappelijke achtergrond. De wetenschap kreeg steeds meer inzicht in het hoe en waarom van besmettelijke ziektes.Daarnaast woedde er een beschavingsoffensief: het volk moest worden heropgevoed omdat het dierlijk gedrag vertoonde, spuwde, vervuild was en op straat poepte. De verrassende samenvloeiing van deze parallelle stromingen is sinds jaar en dag in porselein gegoten: de wc.
De wc bestaat uit een stortbak gevuld met schoon water en een pot om op te zitten. Door aan een touw te trekken of een knop in te drukken, verschuift een afsluitklep op de bodem van de stortbak. Schoon water stroomt met kracht omlaag en sleurt de drollen de pot uit en de afvoer in. In de afvoer wordt de waterstroom nog versneld door een zwanehals; die vormt tegelijkertijd een barrière tegen stank en ander onheil uit het riool.
Sinds mensenheugenis bestaat het vermoeden dat goede hygiëne epidemieën kan voorkomen. Het woord hygiëne is afgeleid van Hygieia, de godin van preventie en properheid. In de 19de eeuw wordt echter voor het eerst wetenschappelijk het verband tussen ziekten en sanitaire voorzieningen aangetoond – met behulp van statistiek. Dat is het werk van de ‘hygiënisten’, een stroming van vooruitstrevende artsen en wetenschappers. Beroemd is het onderzoek van John Snow naar de pomp op Broad Street tijdens de Londense cholera-epidemie van 1853. Het schone water op Broad Street bleek er voor te zorgen dat er in die buurt minder doden vielen.

Besmettelijke ziektes zijn het werk van bacteriën en virussen. Dat werd in 1882 experimenteel aangetoond door Robert Koch. Het lukte hem bacillen uit longen van zieke cavia’s te laten groeien in een glazen schaaltje. Met de geoogste bacteriën kon hij daarna gezonde cavia’s ziek maken. Minder leuk voor de cavia’s, maar hij liet wel zien dat tuberculose werd veroorzaakt door een bacterie, die wij nu kennen als Mycobacterium tuberculosis.
Onzichtbaar kleine levende wezens die ziek maken: nu ligt het voor de hand, maar de geschiedenis leert dat het bijzonder moeilijk was om het idee rond te krijgen. In Kochs tijd was de geur van verrotting, miasma, nog een gangbare verklaring voor cholera.

De lange aanloop die voorafging aan het succes van Koch en zijn tijdgenoten begon in de Republiek. Om precies te zijn in Delft, in 1674, vlak na het rampjaar. Antoni van Leeuwenhoek was als lakenkoopman al vertrouwd geraakt met het gebruik van geslepen glas om handelswaar te inspecteren.
Gedreven door nieuwsgierigheid perfectioneerde hij de kunst van de glasbewerking en knutselde een microscoop waarmee hij de dingen bijna vijfhonderd keer kon vergroten. Geen geringe prestatie, want een standaard lichtmicroscoop vergroot tegenwoordig maximaal duizend keer.
Van Leeuwenhoek zag zo als eerste mens de cel, de atomaire eenheid van het leven (maar daarover later in meer in de Bètacanon). Hij beschreef zaadcellen en bacteriën als ‘kleine dierkens’ in brieven aan de Engelse Royal Society. Daar amuseerden de gentlemen zich kostelijk om het onzichtbare ‘Afrika van Leeuwenhoek’, waargenomen in een druppel regenwater. Ze geloofden er niets van.

Bacteriën zijn cellen, een duizendste millimeter klein. Het zijn minuscule eiwitrijke ‘bubbeltjes’ met een klein stukje dna. Daarop staat het programma geschreven dat de bacterie uitvoert. Die programma’s kunnen best ingewikkeld zijn. Een beetje bacterie heeft meer dan vierduizend genen. Ter vergelijking: wij hebben er ongeveer twintigduizend.

Sommige bacteriën zijn voorgeprogrammeerd als ziekteverwekker. Vibrio cholerae bijvoorbeeld produceert, na door zijn gastheer te zijn geconsumeerd, een giftig eiwit in de darmen dat twintig liter diarree per dag oplevert. Je hoeft geen rekenwonder te zijn om te bedenken dat dit dodelijk is.
Die twintig liter is nog niets in vergelijking tot de hoeveelheid ontlasting die er ‘s ochtends vroeg in Nederland wordt doorgetrokken. Via buizen onder woonerven en wegen stroomt het in de richting van de regionale rioolwaterzuiveringsinstallatie. Daar verblijft de organische massa enige tijd in grote bruine bubbelbaden waar bacteriën feesten op onze uitwerpselen.

Het zuiveren van rioolwater is pas goed op gang gekomen na 1950; Nederland heeft hierin een voortrekkersrol gespeeld. De anaërobe (zuurstofloze) zuivering is nog steeds een duurzaam exportproduct.

De rioolwaterzuivering is een uiting van hygiënische cultuur onder brede lagen van de bevolking, het eindproduct van een historisch unieke ontwikkeling die ons gemiddeld veertig levensjaren extra oplevert.

Overigens blijven we vechten tegen ziekteverwekkende microben. De beruchte ‘ziekenhuisbacteriën’ reageren bijvoorbeeld steeds slechter op de bekende bestrijdingsmiddelen. Microbiologen zoeken naar nieuwe generaties antibiotica.

Tekst: Marc Strous (1971)

Relevante boeken
Worden in de loop van 2020-2021 toegevoegd (3 september 2020)

Homepage Bètacanon
(zaterdag 20 januari 2007)

Door Hans van Duijnhoven

Bibliothecaris sinds september 1979. Werkzaam in de regio Noord Oost Brabant.

Geef een reactie

Ontdek meer van Lezer van Stavast

Abonneer je nu om meer te lezen en toegang te krijgen tot het volledige archief.

Lees verder