Het Nationaal Comité 4 en 5 mei nodigt de laatste jaren telkens twee personen uit een korte toespraak te houden. Dit jaar spraken Ian Buruma (Wij van na de oorlog, op 4 mei in Amsterdam) en David Grossman (Ademen met beide longen, op 5 mei in Vlissingen). Beide toespraken zijn in één bundel uitgebracht. Een boekje van niets (qua omvang), maar rijk aan gedachten over het belang van (herwonnen) vrijheid.

Uit het verhaal van David Grossman enkele lange citaten over het belang van literatuur. Als middel om los te komen van jezelf, je eigen vastgeroeste gewoontes, standpunten; literatuur als middel om als mens te kunnen groeien. Zonder dat hij het waarschijnlijk weet verwijst hij naar een boek van sociologe Christien Brinkgreve: De ogen van de ander. Een boek waarin zij een pleidooi houdt voor ‘het verhaal’. Het belang van cultuur.
Om als mens te kunnen groeien – jezelf als het ware te kunnen overstijgen, of anders naar de werkelijkheid te kunnen kijken – dien je jezelf te dwingen te proberen door de ogen van de ander naar de (beter: jouw) werkelijkheid te kijken. Brinkgreve en Grossman weten dat lezen helpt. Beiden hopen dat je af en toe een boek (met daarin een personage) tegenkomt die je op een ander (verkeerd? of beter?) been weet te zetten. Hieronder enkele citaten:

De vrijheid die literatuur verleent
[…] met uw permissie begin ik met gedachten over een persoonlijke en zelfs intieme vrijheid, waarvan ik naar mijn idee iets meer verstand heb: de vrijheid die de literatuur verleent aan haar lezers en haar schrijvers, de vrijheid die in wezen misschien niet zo ver afstaat van die andere, algemene en nationale vrijheid. (p. 10)
Een schrijver is iemand die claustrofobie krijgt binnen de woorden van anderen
() Schrijvers kennen die aandrang: de dingen je eigen, persoonlijke namen te geven en niet de namen die je ‘van buiten’ worden opgelegd. Het is een sterke aandrang, als een instinct. Als een natuurdrift. Ik denk wel eens dat een schrijver iemand is die claustrofobie krijgt binnen de woorden van anderen. En daarom is literatuur, die meer goede eigenschappen heeft, ook een manier om bij de lezer een instinctieve afkeer aan te scherpen van clichés en generalisaties, van al wat de mens, met al zijn rijkdom en tegenstellingen, probeert vast te zetten in het voetblok van stereotiepe, starre, beperkende definities.
Misschien vloeit daaruit het diepe gevoel van beloning en zelfs van verlossing voort dat ons vervult als we een goed boek lezen. Met elk boek dat ons naar binnen trekt, met elk vol, gelaagd literair personage dat ons leven binnenkomt, ontdekken we opnieuw hoezeer elk mens vele, wijdvertakte bestaansmogelijkheden in zich herbergt, waarvan we de meeste niet eens kunnen beschrijven; ze bestaan in ons als woordeloze verlangens en soms als benauwenissen, als schaduwen van een ziel, tot we een boek tegenkomen dat ze aan het praten krijgt en ze een naam geeft. (p. 12-13)
We stollen allemaal tot één duidelijke, welomschreven identiteit
Het is niet gemakkelijk toe te geven, maar in ons alledaagse leven en in de loop der jaren stollen we in het algemeen heel langzaam binnen één duidelijke, welomschreven identiteit, die vaak ook verkrampt of star is. We worden voortdurend ‘in hokjes’ geplaatst, door anderen en ook door onszelf, met behulp van grove, stellige algemene definities op het gebied van gender, nationaliteit, godsdienst, ras. We zijn ‘man’ of ‘vrouw’; we zijn ‘Nederlander’ of ‘Duitser’; we zijn ‘Israëliër’ of ‘Palestijn’; we zijn ‘moslim’, ‘christen’ of ‘jood’; we zijn ‘links ‘ of ‘rechts’.
Deze definities geven ons vanzelfsprekend een gevoel van veiligheid, het gevoel ergens bij te horen, een gevoel van identiteit; vandaar onze behoefte eraan er vandaar dat we gewoonlijk genoegen nemen met die beperkende definities. Maar soms – en in het bijzonder in tijden van crisis, van een scherpe tegenstelling tussen buitenkant en binnenkant – kunnen we diep vanbinnen ook het pijnlijk verdriet voelen om het prijsgeven van onze veelvuldigheid, om het verlies van het levende contact met de rijke, diepere lagen van ons bestaan, om het feit dat we afstand hebben gedaan van de overvloed aan mogelijkheden en nuances die we waren. Het is de spijt van de vele wegen die we niet hebben begaan. (p. 14-15)
Als we een goed boek lezen verschuiven dieptegesteenten
Maar eens in de zoveel tijd, als we een echt goed boek lezen, komt binnen in ons iets in beweging. Dieptegesteenten verschuiven. Iets in onze starre, kunstmatige definities verzacht als we worden aangeraakt door een literair personage waarin volheid van leven, soepelheid en innerlijke tegenstellingen schuilen. Ineens lijken we een verre melodie op te vangen, of een vergeten stem die onze naam roept. Ook wij kunnen soepel en levendig heen en weer bewegen, bijvoorbeeld tussen de vrouw die we zijn en de man die we zijn; tussen de bejaarde die we eens zullen zijn en het kind dat we eens waren; tussen het gezond verstand en de waanzin die we in ons hebben; of ook tussen de Israëliër die ik ben en de Palestijn die ik had kunnen zijn. (p. 15)

Een andere manier om onszelf te zien door de ogen van een ander
Plotseling borrelt de mogelijkheid van een ander bestaan in ons op. De mogelijkheid van een andere manier van zijn in deze wereld. En ook van een andere manier om onszelf te zien door de ogen van een ander. Soms zijn dat trouwens de ogen van een vijand, die de dingen in ons ziet die we liever niet willen zien en niet willen weten over onszelf. Soms zijn het de ogen die in ons het goede en integere zien waarvan we niet wisten dat we het nog in ons hadden.
Al lezend voelen we dat het boek in ons doorsijpelt en met ons versneden wordt, dat het harde gesteenten in ons doet smelten en ons terugbrengt naar onze onbewerkte, woordeloze kernelementen. Dat is het moment waarop het boek ons leest. Het is het grote voorstel dat in literatuur besloten ligt: alsof een wilde wolf ‘s nachts onder ons raam op het gemaaide gazon staat te janken en er ineens uit ons – uit het diepst van ons beschermde, strak ingesnoerde wezen – een kreet losbreekt waarmee we gehoor geven en ons uitleveren. (p. 15-16)
Als we heel even ontsnapt zijn uit de gevangenis van onszelf
Die golf van verlangen duurt misschien maar één ogenblik (of maar één boek). Maar wat een gevoel van verheffing en vrijheid ervaren we dat ene ogenblik, als we plotseling iemand anders zijn, als we heel even zijn ontsnapt uit de gevangenis van onszelf. (p. 16)
Meer lezen? Drie romans van David Grossman

Zie: Liefde (1986)
‘Zo schreef ik over een jongetje, kind van overlevenden van de Shoah, dat voortdurend gefluister en verzuchtingen opvangt over ‘het nzibeest’ en besluit zich zo’n beest te verwerven en te temmen; dat jongetje, Momik, groeit op in een verstikkende stilte en hij strrijft uit alle macht om zijn ouders te bevrijden van de verlammende verschrikking waarmee ze leven’. (p. 11)

Een vrouw op de vlucht voor een bericht (2009)
‘Zo schreef ik over Ora, de moeder van een soldaat, die het machtige, gewelddadige mechanisme van de oorlog probeert te verslaan: ze vlucht uit haar huis, weigert de aanzegegrs van het leger met het doodsbericht van hara zoon te ontvangen, en probeert hem in leven te houden door zijn levensverhaal te vertellen – de duizenden details en momenten van inspanning, toewijding, pijn en liefde waaruit allengs één mens wordt geschapen op de wereld’.’ (p. 11)

Uit de tijd vallen (2012)
‘Zo schreef ik een ander boek over een oude Palestijn die door middel van zijn verbeeldingskracht en de vlucht van zijn verhalen strijdt tegen het ondoordringbare systeem van de Israëlische bezetting. En zo schreef ik ook over een groepje ouders die allen een kind hebben verloren en die op hun eigen slaapwandelende, twijfelende wijze proberen te strijden tegen de absolute, hermetische macht van de dood.’ (p. 11-12)
Christien Brinkgreve. De ogen van de ander : de sociale bronnen van zelfkennis (2009)
Christien Brinkgreve. Vertel : over de kracht van verhalen (2014)

Etty Hillesum
Aan het eind van zijn toespraak haalt David Grossman Etty Hillesum naar voren. Bekend van Etty : de nagelaten geschriften van Etty Hillesum 1941-1943 (1986). Hij introduceert haar als volgt:
Als ik, op dagen van wanhoop aan de mogelijkheid van vrede, denk aan een echt vrije ziel – zo een die erin slaagt ook onder de zwaarste omstandigheden van slavernij vrij te blijven, zo een waarnaar ik de ogen kan opslaan op momenten van vertwijfeling – dan denk ik aan Etty Hillesum. De moedige jonge vrouw met de ontblote ziel die hier in Nederland leefde tijdens de Tweede Wereldoorlog, die vrijwillig naar concentratiekamp Westerbork ging en die uiteindelijk op transport is gezet en vermoord, zoals zo vele Nederlandse Joden.
Dan citeert hij haar:
‘s Nachts, als ik daar zo lag op m’n brits, temidden van zachtjes snurkende, hardop dromende, stilletjes huilende en woelende vrouwen en meisjes, die overdag zo dikwijls zeiden: ‘we willen niet denken’, ‘we willen niet voelen, anders worden we gek’, dan was ik soms van een eindeloze vertedering en lag wakker […] en dacht: ‘laat mij dan het denkende hart van deze barak mogen zijn’. Ik wil het weer zijn, Ik zou het denkende hart van een heel concentratiekamp zijn.’
En gaat als volgt verder
Wij allen, hier aanwezig in de zaal, leven in veel betere en gunstiger omstandigheden dan die waarin Etty Hillesum deze regels schreef. Toch weten we ook allemaal dat we ieder moment kunnen geraken in een situatie waarin we de vrijheid kwijt zijn, zijn ingesloten door macht en tirannie, of het nu een macht is die haar oorsprong heeft in de natuur of een macht van menselijke makelij.
Of het nu gaat om lichamelijke of geestelijke ziekten, of de ziekten van het racisme, het nationalisme en het religieuze en politieke fanatisme van het soort dat Europa dezer dagen dreigt te treffen en al wat er dierbaar, goed en vrij is in gevaar brengt.
En als een dergelijk moment aanbreekt, als om ons heen ooit de poorten van een metaforisch of reëel ‘concentratiekamp’ zich sluiten – zullen we dan de moed, de kracht en de grootheid van geest in ons vinden om ernaar te verlangen, zoals Etty Hillesum het uitdrukte in haar dagboek, het denkende hart van een heel concentratiekamp te zijn? Zullen we ook daar in staat zijn die persoonlijke, heldhaftige rebellie trouw te blijven en geen moment op te houden het hart te zijn, geen moment op te houden te denken? Het denkende hart te zijn. Telkens weer, het denkende hart.
Er is geen grotere vrijheid dan die. (p. 22-23)
Citaat 274 (woensdag 12 augustus 2015)
Homepage Citaten 2015
Één reactie op “Als we ‘n echt goed boek lezen, komt binnen in ons iets in beweging”
[…] Als we ’n echt goed boek lezen, komt binnen in ons iets in beweging […]