Categorieën
Boeken Citaten Filosofie Maatschappij

Elke autoriteit was een omver te werpen tiran: priester, onderwijzer, agent, directeur

Begin september verschijnt het nieuwe boek van de Belgische hoogleraar psychotherapie Paul VerhaegheAutoriteit.  Drie jaar na Identiteit.

In de aanloop naar de publicatie van dit boek verschenen her en der al enkele interviews. Ook heeft Paul Verhaeghe al in het begin van dit jaar in een lezing aangegeven waar zijn nieuwe boek ongeveer over zal gaan.

Een ding is zeker. Autoriteit bouwt voort op Identiteit. Zoals op haar beurt Identiteit voortborduurt op gedachtes die hij in Het einde van de psychotherapie (2009) en in Liefde in tijden van eenzaamheid (2011) verwoordde.

Identiteit’ herlezen (is geen straf)
Afgelopen zondag herlas ik Identiteit en was gespitst op het woord autoriteit. Hieronder staan enkele fragmenten uit dit boek waar dit woord in voorkomt. Deze korte fragmenten geven volgens mij een goed beeld van (a) de manier waarop hij schrijft en vooral (b) van de inhoud van dit belangrijke boek. Identiteit is een boek dat door veel mensen is ontdekt. Hen geholpen heeft te begrijpen in wat voor samenleving we terecht zijn gekomen. En hen ook helpt na te denken over mogelijkheden om een andere weg in te slaan. In zijn nieuwe boek – Autoriteit – komt Verhaeghe, mits de signalen me niet misleiden – met hoopvolle signalen. Maar in dít artikel krijgt u een tiental fragmenten uit Identiteit

1. Onderzoek Frans de Waal
Er is inderdaad voldoende wetenschappelijk bewijsmateriaal voor een sterke, hiërarchische structuur bij primaten, waarin dominantie en agressie, uitdrukkelijk aanwezig zijn. Het rooskleurige ‘Iedereen is gelijk’-idee vindt hier geen enkele bevestiging, integendeel. Wat doelgericht onderzoek ook aantoont, is dat hiërarchie in combinatie met een stabiele autoriteit voor rust zorgt; onrust en agressie treden onder andere op als de autoriteit verdwenen is, bijvoorbeeld omdat het alfadier (‘de baas’) door de onderzoekers weggenomen werd. (pagina 94)

2. Van meenemen tot ‘Zoek het zelf maar uit!’
De vergelijking met de pedagogische aanpak van weleer legt het drastische verschil bloot. Het vroegere ‘bildungsmodel’ had het over vorming, waarbij jongeren door ouderen met autoriteit in een brede kennis en cultuur binnengeleid werden; normen en waarden maakten daarvan ten volle deel uit. Aangezien die ouderen een autoriteitsfunctie innamen, waren ze ook verantwoordelijk voor zowel het motiveren van hun leerlingen als voor de kennisoverdracht. In het huidige competentiemodel wordt het individu voorgesteld als een vrije ondernemer die met hulp van anderen zijn eigen vaardigheden uitbouwt. De dominantie van het neoliberalisme blijkt uit het gangbare taalgebruik en uit courante zinnetjes als ‘kennis is menselijk kapitaal’; ‘competenties vormen een kapitaal dat jongeren moeten leren beheren en ontwikkelen’; ‘leren is een langetermijninvestering’, enzovoort.  (pagina 160-161)

3. Een bureaucratische macht binnen een anonieme organisatie
Aangezien er niet langer een overtuigende gemeenschapsethiek geldt die dat algemeen belang verwoordt, wordt de nieuwe morele maatstaf puur utilitair. Men gaat alles afmeten, liefst letterlijk, in termen van productie, groei en winst. Om dit meetproces te realiseren, moet elke organisatie frequente evaluaties doorvoeren, die binnen de kortste keren de allure krijgen van controles. Elk individu is verdacht, aangezien iedereen uit is op het eigen profijt. Op de koop toe wordt een organisatie ook geleid door individuen, die als individu evenzeer hun eigen profijt opeisen, en die bijgevolg nog méér verdacht zijn. Ook zij moeten controles en evaluaties ondergaan, waarbij de vraag rijst wie dan die controle evalueert, enzovoort. In een dergelijke maatschappij verdwijnt de vroegere autoriteit, zoals die ooit gedragen werd door identificeerbare figuren, en wordt ze vervangen door een bureaucratische macht binnen een anonieme organisatie. (pagina 171)

4. ‘Een permanent economisch tribunaal’
De hedendaagse zogenaamde ’zelfsturing’ verbergt onze onderwerping aan een ‘permanent economisch tribunaal’, zegt Michel Foucault. Wij hebben nauwelijks verhaal tegen wat ons opgedrongen wordt en tegen wat hij ‘biopolitiek’ noemt – een politiek die de bios, het leven, in al zijn aspecten determineert: van liefdesrelaties, opvoeding, onderwijs en huisvesting tot medische, psychologische en sociale zorg; van de media tot en met het milieu. Uit zijn uitleg blijkt voldoende dat hij daarmee de huidige vorm van neoliberale economie begrijpt; met politiek in de eigenlijke betekenis van het woord heeft het weinig tot niets te maken. Ik kom in het volgende hoofdstuk terug op een belangrijk kenmerk van die biopolitiek, namelijk de vervanging van een duidelijk identificeerbare autoriteit door een onzichtbare en juist daardoor veralgemeende disciplinering. (pagina 175)


5. Toename van sociale fobieën
Sociale angst bij volwassenen is tegenwoordig in het Westen – toch een van de veiligste regio’s ter wereld – een ernstig probleem, in die mate dat de Harvard Review of Psychiatry in 2000 social phobia de op twee na meest frequente psychiatrische stoornis noemde, na depressie en alcoholverslaving. Is het ver gezocht te veronderstellen dat die algemene angst voor de andere te maken heeft met de exponentiële toename van evaluaties, audits, functioneringsgesprekken en camera’s, in combinatie met het verdwijnen van autoriteit en vertrouwen? (pagina 190-191)

6. Het gezag durven en mogen dragen
Een goed functionerende maatschappij functioneert goed op grond van een evenwicht tussen gelijkheid en verschil, gemeenschap en individualiteit. Een noodzakelijk element daarbij is autoriteit en de manier waarop die functioneert. De combinatie tussen neoliberalisme, digitalisering en een overmatig accent op cijfers heeft op dit vlak een dubbelzinnig effect: wij leven in een zeer dwingende maatschappij waarin de autoriteit zoek is. Het dwingende karakter blijkt uit de eindeloze regelgevingen en het stijgend aantal camerabewegingen; de afwezigheid van autoriteit blijkt uit de moeilijkheid om aanspreekbare gezagsdragers te vinden, die het gezag inderdaad ook durven en mogen dragen. (pagina 216)

7. Elke autoriteit is een omver te werpen tiran
In het tweede hoofdstuk beschreef ik hoe de ideale leider in de oudheid de man was die over voldoende zelfkennis  en zelfbeheersing beschikte om de gemeenschap te kunnen leiden. In het christelijk tijdperk verschoof dit naar de man die door God geroepen werd om diens geboden uit te voeren, met het oog op het hiernamaals. Vanaf de moderne tijd evolueert het Westen naar een democratie, waar afgevaardigden verkozen worden door een meerderheid. Als vertegenwoordigers krijgen zij de autoriteit om het beste beleid uit te tekenen, gebaseerd op een reeds bestaande wetgeving, die slechts volgens bepaalde regels te wijzigen valt. Priesters waren vertegenwoordigers van het goddelijke gezag, parlementsleden zijn vertegenwoordigers van het volk. In het midden van de vorige eeuw werd autoriteit verdacht, wat duidelijk blijkt uit een bepaalde betekenisverschuiving: een ‘autoritair’ bestel werd synoniem aan een dictatuur en elke autoriteit was een omver te werpen tiran: priester, onderwijzer, agent, directeur. (pagina 216-217)

8. Gezag is een tijdelijke positie
Achteraf bekeken is het niet zo moeilijk om te begrijpen welke redeneerfout er in de antiautoritaire bewegingen schuilt. Het volstaat na te denken over de woorden die we gebruiken. In een westerse democratie hebben we het niet over’machthebbers’, wel over ’gezagsdragers’ of ‘gezagvoerders’. Iemand draagt of voert het gezag. Begrijp: hij of zij valt er nooit mee samen, het is een positie die iemand tijdelijk verwerft. (pagina 217)

9. Een evenwichtsoefening tussen autonomie en solidariteit
In plaats van consument moeten we dus opnieuw burger worden. Als wij de politiek willen onderwerpen aan het algemeen belang – en dat is meer dan ooit nodig – dan moeten wijzelf dit algemeen belang naar voren schuiven in plaats van onze privé besognes. Dat zal een materiële inlevering vragen, die het best gepaard kan gaan met de uitbouw van een nieuwe ethiek. In het licht van de manier waarop onze identiteit in elkaar steekt, moet een ethiek altijd een evenwichtsoefening zijn tussen autonomie en solidariteit, tussen het individu en de groep. Het verbindende element is autoriteit en hoe ze uitgeoefend wordt. Burgerzin betekent niet alleen dat we ons onderwerpen aan wie we op een democratische manier gezag gegeven hebben, maar ook dat wij dit gezag zelf durven dragen wanneer een situatie het vereist. (pagina 232)

10. Gebrek aan autoriteit leidt (o.a.) tot een overmaat aan inmenging
Het neoliberalisme is geen vrijheidsregime dat het individu autonoom gemaakt heeft door het terugdringen van externe bemoeienis. Het is niet omdat de neoliberale economie de politici in loondienst heeft genomen dat er nu minder regulering en meer keuze is; integendeel. De wildgroei aan contracten en regelgevingen is voor iedereen voelbaar – en dit is nu juist een gevolg van de manier waarop een neoliberale maatschappij functioneert. Als er geen symbolisch gedragen en identificeerbare autoriteit meer bestaat en als er een gemeenschapsethiek het veld moet ruimen voor een competitief mensbeeld, dan ontstaat er inderdaad een survival of the fittest. Bij gebrek aan autoriteit komen er dan eindeloze regelgevingen. Dit is de eerste belangrijke paradox van de neoliberale vrijmarktideologie: dat ze onvermijdelijk uitmondt in een overmaat aan inmenging. (pagina 242)

Een ander artikel over Paul Verhaeghe: Haal al die mensen weg en ik ben niemand meer (17 augustus 2015)

Meer lezen?
Boeken die Paul Verhaeghe opnam in zijn literatuurlijst (en die aanwezig zijn in de collectie van de Noord Oost Brabantse Bibliotheken)
Hans Achterhuis. De utopie van de vrije markt (2010) *
George Akerlof & Robert Shiller. Animal spirits : hoe instincten in de mens de economie sturen (2009) *
Lisa Appignanesi. Gek, slecht en droevig : geschiedenis van vrouwen en psychiatrie van 1800 tot heden (2008/2009)
Isaiah Berlin. Twee opvattingen van vrijheid (1958/2010)
Philipp Blom. Het verborgen genootschap : de vergeten radicalen van de Verlichting (2010) *
Theodore Dalrymple. Leven aan de onderkant : het systeem dat de onderklasse instandhoudt (2001/2004)
Richard Dawkins. De zelfzuchtige genen : over evolutie, eigenbelang en altruïsme (1976/2008)
Trudy Dehue. De depressie-epidemie : over de plicht het lot in eigen hand te nemen (2008)
Michel Foucault. Geschiedenis van de waanzin in de zeventiende en achttiende eeuw (1964/2013)
Michel Foucault. De geboorte van de biopolitiek : colleges aan het Collège de France (1979) (2013)
Michel Foucault. Discipline, toezicht en straf : de geboorte van de gevangenis (1975/1989)
John Gray. Zwarte mis : apocalyptische religie en moderne utopieën (2007)
W.F. Hermans. Onder professoren (1975)
Thomas Hobbes. Leviathan, of de samenstelling, vorm en macht van een kerkelijke en wereldlijke staat (1651/2010)
Jonathan Israël. Revolutie van het denken : radicale Verlichting en de wortels van onze democratie  (2011)
Ton Lemaire. De val van Prometheus : over de keerzijden van de vooruitgang (2010) *
Dominique Moïsi. De geopolitiek van emotie : hoe culturen van angst, vernedering en hoop de wereld veranderen (2009) *
Ayn Rand. Wereldschok (1957/1990) (vertaling van Atlas shrugged)
Maarten van Rossem. Kapitalisme zonder remmen : opkomst en ondergang van het marktfundamentalisme (2011) *
Richard Sennett. Respect in een tijd van sociale ongelijkheid (2003)
Richard Sennett. De ambachtsman : de mens als maker (2008) *
John Steinbeck. East of Eden (1952)
Stuart Sutherland. Irrationaliteit (1992/2010)
Ad Verbrugge. Tijd van onbehagen : filosofische essays over een cultuur op drift (2004) *
Frans de Waal. Een tijd voor empathie : wat de natuur ons leert over een betere samenleving (2009) *
Günter Wallraff. Heerlijke nieuwe wereld (2009/2010)

* literatuurlijst Lezers van Stavast

Citaat 277 (woensdag 26 augustus 2015)
Homepage Citaten 2015

Door Hans van Duijnhoven

Bibliothecaris sinds september 1979. Werkzaam in de regio Noord Oost Brabant.

Geef een reactie

%d bloggers liken dit: