Soms maakt iemand je attent op ‘iets’ wat je perfect kunt inpassen in een ander ‘iets’; waar je mee rond liep. Waarvan je nog niet wist hoe het op te lossen, aan te vliegen. Maandag 5 september 2016 was dat weer eens het geval. Toen reikte iemand die ik volg me een stukje informatie aan dat ingepast kon worden in een verhaal over de richting waarin een bibliotheek zich de komende jaren zou kunnen of moeten ontwikkelen.

De eerste opzet voor onderstaand stuk schreef ik begin september, maar liet het enige tijd liggen. Andere ‘dingen’ dienden zich aan, die voor moesten gaan. Dat heeft voor- en nadelen. Een voordeel is dat ik nu een zeer recent verschenen ‘boekje’ kan én moet meenemen. Zeg maar het testament van René Gude, de vorig jaar overleden Denker des Vaderlands. Hieronder dit lange verhaal.

Waarom zou de Osse bibliotheek naar het centrum moeten worden verplaatst?
Dit verhaal heeft een relatie met de discussie of in de gemeente Osse de bibliotheek naar het stadshart zou moeten worden verplaatst. Opdat die er mede voor zorgt dat er een boost aan ‘het centrum’ wordt gegeven. Een verhaal om uit te leggen hoe een bibliotheek in een complexe tijd zich anders zou kunnen gaan opstellen. Nieuwe ‘dingen’ gaan doen en andere, iets oudere en meer vertrouwde taken minder of wellicht niet meer. Een verhaal dat natuurlijk niet patsboem uit de lucht komt vallen.

Als bibliotheek zijn we natuurlijk al jaaaaaaaaaaaaaaren met andere ‘dingen’ bezig. Proberen we aan te sluiten bij ontwikkelingen die in de samenleving gaande zijn. Die aansluiten bij onze brede missie en visie dat mensen zich doorlopend moeten kunnen blijven ontwikkelen. Om mee te kunnen in onze samenleving en tijd. Activiteiten, diensten en producten voor jong en oud, laag- en hoogopgeleid, rijk en arm. Als samenwerkende Noord Oost Brabantse Bibliotheken hoeven we ons – zonder te pochen – niet te schamen. ‘We’ doen al van alles. Dingen die we twintig of tien jaar geleden nog niet deden. Maar we zullen nog veel meer moeten gaan veranderen, meebewegen met de tijd. Aansluiten bij ontwikkelingen. Proberen leden en niet-leden in ons werkgebied mee te nemen. Dat doen we uiteraard niet alleen. De laatste jaren organiseren we steeds meer activiteiten samen met anderen. Instellingen, bedrijven, organisaties en ‘loslopende’ burgers. Niet als doel op zich, maar vanuit de diepe overtuiging dat dit niet alleen meer impact heeft maar ook ‘goed’ is; voor de samenleving, die burger én de bieb.
Waar liep ik begin september mee rond?
De inhoud van twee recent verschenen boeken én de opgave om de inhoud daarvan mee te nemen in een verhaal over wat een bibliotheek in de komende jaren nóg meer zou moeten of kunnen gaan doen. Die twee boeken staan ogenschijnlijk haaks op elkaar, maar vullen elkaar naar mijn mening tóch aan.
Aan de ene kant The inevitable : understanding the12 technological forces that will shape our future van Kevin Kelly en aan de andere kant Standvastig : onder alle omstandigheden jezelf blijven van Svend Brinkmann.
Kevin Kelly is een Amerikaans denker en volger van de tijdgeest. Hij is de oprichter van het tijdschrift Wired en volgt nauwgezet hoe de samenleving zich blijft ontwikkelen. Svend Brinkmann is een Deens psychologieprofessor, van wie onlangs een zelfbenoemd anti-zelfhulpboek verscheen.
Kevin Kelly. Het onvermijdelijke
Kelly schetst in zijn boek (dat in een mogelijke Nederlandse vertaling waarschijnlijk ‘Het onvermijdelijke’ zal heten) twaalf grote ‘trends’ waar we de komende dertig (!) jaren mee te maken zullen hebben, krijgen. Hij voorspelt niet wat er precies gaat gebeuren, maar vertelt aan de hand van twaalf werkwoorden wat hij ziet gebeuren. Die werkwoorden ziet hij nu al om zich heen ‘in werking’; alleen vermoedt hij dat ze de komende jaren, decennia nog pregnanter aanwezig zullen zijn, zich als het ware doorzetten.

Svend Brinkmann. Standvastig
Svend Brinkmann stelt zich in zijn boek op als een cultuurcriticus. Geen verzuurde, maar hij is wél degelijk kritisch op hoe we ons in deze tijd grosso modo opstellen. We zijn té veel met onszelf bezig, té vaak op zoek naar ons innerlijk, naar wat ons drijft. Té veel mindfullness, dieetkookboeken, op zoek naar geluk in je relatie, vakantie of werk.
Zijn centrale stelling is dat niemand ‘iets’ van binnen heeft, wat ons maakt tot wie we écht zijn. Onze persoonlijkheid, wie we zijn is vooral een combinatie van waar we geboren zijn, wie ons heeft opgevoed, beïnvloed en toeval. Veel toeval. Ons succes (en falen) heeft vooral daarmee te maken. Amper met wie we van binnen zijn, ons karakter, ons ik. Het heeft derhalve ook niet zo veel zin om zogenaamde zelfhulpboeken tot je te nemen. Ze werken niet. Of slechts heel eventjes. Geluk laat zich niet afdwingen. Geluk is iets wat je af en toe, ongepland, ongewild als het ware overvalt.
Hij is niet alleen kritisch over ons permanente zoektocht naar geluk maar wijst ons er ook fijntjes op dat onze huidige samenleving alles doet om dat tegen te werken. Daarmee bedoelt hij dat we allemaal op de een of andere manier meegezogen worden in – zoals hij dat noemt – een accelerende tijdgeest. ‘Alles’ moet steeds sneller. We maken onszelf gek met steeds meer apparaten, gadgets, middelen waarmee we van alles kunnen; met als netto resultaat dat we steeds minder tijd over houden om te lummelen, ons te vervelen. Niksdoen. Hij houdt een pleidooi voor een iets meer stoïcijnse levenshouding. Dat we ons minder gek laten maken. Afstand nemen. Niet langer geloven dat alles wat nieuw ook beter is. Meer reflectie op het verleden.

De linking pin – Brian Eno
Maandag 5 september maakte Rutger Bregman, correspondent Vooruitgang bij De Correspondent, zijn achterban attent op een filmpje. Hij verwoordt het zo:
Brian Eno over het basisinkomen en de volgende Rembrandt, Mozart of Einstein In dit korte maar briljante filmpje legt de muzikant Brian Eno uit waarom hij voor een basisinkomen is. Hij maakt het onderscheid tussen ‘genius’ (individuele creativiteit) en ‘scenius’ (de creativiteit van een hele gemeenschap). Net als een plant in vruchtbare grond kan een individu pas opbloeien als het leeft in een goede gemeenschap. Maar hoeveel potentiële Einsteins en Picasso’s zijn op dit moment gedwongen om ritjes te maken voor Uber, of hamburgers te bakken voor McDonalds?
Youtube – Brian Eno on basic income (3:00) (15. 956 views op 19-9-2016)
* Onderaan dit artikel staat het transcript van zijn woorden. Het transcript op Youtube is niet accuraat (genoeg).

Steeds sneller, steeds meer
Kevin Kelly voorziet de komende jaren dat ‘alles’ zal blijven veranderen. En dat het tempo zal toenemen. Acceleren, zoals Svend Brinkmann dat noemt. Als mens kunnen we daar volgens Kevin Kelly weinig aan of tegen doen. Ons systeem, onze maatschappij – het ‘technium’, zoals hij dat noemt – heeft een eigen wil, dynamiek. Laat zich amper afremmen. Hij bedoelt dat wetenschap en daarmee samenhangende technologie dusdanig bezig zijn dat er continue nieuwe doorbraken komen. Ontdekkingen die leiden tot nieuwe producten en diensten. Die domweg hun invloed op ons mensen zullen doen gelden. We kunnen als mens, als samenleving hooguit een beetje bijsturen, maar de trend dat bijna alles sneller en vooral ‘beter’ wordt gaat gewoon door. De vijfde Zomergast van dit jaar, Andrea Maier, was daar een illustratie van. Zij is serieus bezig te realiseren dat we de komende decennia gemiddeld 130 jaar oud zullen worden.
We zijn volgens Kevin Kelly op weg naar een samenleving waarin een overvloed zal zijn aan energie, schoon drinkwater, vrije tijd, informatie. Hij gebruikt werkwoorden voor zijn twaalf hoofdstukken. En bewust geen zelfstandige naamwoorden. Die staan in zijn visie – zijn ‘verhaal’ – voor stilstand, iets wat klaar is, zich niet meer ontwikkeld. Een werkwoord heeft van ‘nature’ in zich dat er ontwikkeling, verandering is. Hij heeft het dus in het eerste hoofdstuk over worden (becoming). In een ander over filteren en niet over een filter of zeef. Tracken (of volgen) in plaats van over middelen om van alles (inclusief jezelf) te tracken. Hij eindigt zijn boek natuurlijk met beginnen en heeft het niet over ‘hét’ begin.

Een boost voor het centrum van Oss: Onvermijdelijk
In Oss maakt men zich evenals in veel andere plaatsen zorgen over het centrum, het stadshart. Veel winkels sluiten hun deuren. Lege plekken in het stadshart Wat te doen? In Oss wordt door verschillende mensen nagedacht over de verplaatsing van ‘de bieb’ naar het centrum. Die zou door haar aanwezigheid en programmering voor meer levendigheid in het ietwat zieltogende stadscentrum kunnen zorgen.

Er is echter bij veel mensen de nodige schroom om de bibliotheek naar het centrum te verplaatsen. Kost een hoop geld en de bibliotheek is niet zo interessant meer? Toch? Steeds minder mensen willen immers fysieke boeken lenen? We kunnen ‘alles’ digitaal op het net vinden. Laat kortom de bibliotheek zitten waar ze zit, aan de Raadhuislaan. Samen met schouwburg De Lievekamp en Muzelinck, centrum voor de kunsten. Voor die optie valt wat te zeggen, maar aan de andere kant zal er ook in dat pand geïnvesteerd moeten worden. Er zijn lekkages. Een haperende airconditioning en versleten centrale verwarming moeten worden vervangen. Energiebesparende maatregelen getroffen. Maar vooral moet het pand grondig heringericht worden. Om de bibliotheek toekomstbestendig te maken. Obstakels weggenomen waar we nu steeds vaker tegenaan lopen. Die ons verhinderen bepaalde activiteiten te organiseren Dat kan natuurlijk binnen zo’n vijftig jaar oud pand, maar het is gemakkelijker te realiseren als je opnieuw zou mogen beginnen in een nieuw pand. Of een bestaand pand opnieuw zou mogen herinrichten en restylen. En altijd in het achterhoofd de notie dat ook hier het verschil tussen werkwoorden en zelfstandige naamwoorden opgaat. Realiseer kortom een bibliotheek waar gebibliotheekt kan worden. In de ‘moderne’ zin van het woord. Een gebouw, een fysieke plek die mee kan bewegen met de onzekerheden, kansen en uitdagingen van de aankomende jaren. Een pand met bibliothecarissen die gemakkelijk mee kunnen bewegen met de onvermijdelijke, nu nog onbekende ontwikkelingen.

Maar wat gaan we daar in het centrum doen?
Uiteraard gooien we in dat pand onze oude vertrouwde sokken niet weg. Dus houden we een collectie in stand. Fysiek. Boeken, tijdschriften, kranten, cd’s en andere informatiedragers. Zo lang ze – uiteraard – in die vorm nog worden gemaakt, blijven bestaan. Uiteraard blijven we de plek waar je die titels kunt lenen. Beter: waar leden van de bibliotheek het zelf regelen (uitlenen, innemen). Wellicht kan het gemeentebestuur een groots gebaar maken: de contributie voor volwassenen afschaffen waardoor alle Osse burgers gebruik kunnen maken van die collectie. Die nieuwe bibliotheek heeft natuurlijk veel openingsuren. Bij voorkeur gaan we naar zeven dagen van tien uur ‘s morgens tot negen uur ‘s avonds. U kunt er (nog steeds) een kopietje maken, even iets opzoeken op een pc, vragen stellen, naar het toilet gaan en een kopje koffie of thee kopen. Bij voorkeur allemaal op een ‘hoger’ niveau dan nu. Met meer allure, uitstraling, klasse. In een markant pand, waar de stad trots op kan zijn. Maar een consumptie is hier niet verplicht. Zwervers mogen er – anders gezegd én mits ze zich gedragen – de hele dag rondhangen. Hangouderen natuurlijk ook. Die bieb is het gastvrije hart van het stadscentrum. Voor leden en niet leden. Inwoners van de hele stad en ver daarbuiten. Een plek waar het goed toeven is. Om te verblijven, te snuffelen, vragen te stellen, je te vervelen, geïnspireerd te worden et cetera.
De toekomst van de bibliotheek heeft – nadat deze randvoorwaarden beter dan nu zijn vervuld – daar natuurlijk mee te maken: dat et cetera.

Et cetera
In mijn optiek – althans in dit artikel spits ik het verhaal hier op toe – draait de toekomst van de bibliotheek om een werkwoord: vragen. Beter: de bibliotheek van nu én de toekomst draait om vragen stellen. Vragen waar ‘we’ iets mee moeten; of althans een deel van ons. Vragen waar geen eenduidige, gemakkelijke antwoorden voor zijn. Die je niet effe kunt googlen, zoals ‘Hoe heet de derde echtgenote van Hendrik VIII?’ Die vragen worden als het ware aan de lokale gemeenschap voorgehouden. Komen daar als het ware idealiter deels uit voort. Sluiten aan bij wat er lokaal ‘speelt’. Vragen die soms lastig zijn. Waar velen feitelijk niet aan willen. Om heen willen lopen. Negeren. Als de vraag niet gesteld wordt hebben we geen probleem, toch?!

Vragen (stellen)
Kevin Kelly heeft het in zijn The inevitable ook over vragen (questioning). Het voorlaatste hoofdstuk. Hij heeft het daar niet over de bibliotheek maar weet wel dat naarmate er meer informatie zal komen en methodieken om op (bijna) alles gemakkelijke (goedkope) antwoorden te krijgen, de behoefte toe zal nemen om zinvolle vragen te stellen. Vragen die leiden tot nieuwe inzichten, je dwingen anders naar de werkelijkheid te kijken. Vragen waar geen instant antwoorden voor zijn. Vragen die ons voor dilemma’s plaatsen. Aan elk mogelijk ‘antwoord’ of oplossing zitten voor- en nadelen. Waardoor we gedwongen worden af te wegen. Mitsen en maren. Vragen die ons vaak dwingen (meer of weer) rekening te houden met de belangen van anderen. Om op dit soort vragen antwoorden te kunnen geven zal het vaak noodzakelijk zijn om je (a) te voeden met (meer) achtergrondinformatie over het voorliggende thema en (b) jouw neigingen voor deze of gene oplossing te spiegelen aan die van anderen.
Draagvlak creëren
De bibliotheek is in mijn optiek een plek waar uiteenlopende soorten mensen samen kunnen komen om juist dit te gaan doen. Nadenken over vragen die relevant zijn om te stellen. Om vervolgens in een korte of iets langere periode op zoek te gaan naar ‘het’ antwoord. Of – vaker, vermoed ik – meerdere oplossingsrichtingen. De bibliotheek wordt natuurlijk niet de vervanging van gremia als een gemeenteraad, waar uiteindelijk definitief en democratisch verantwoord besloten wordt om een bepaalde richting in te slaan. Aan de andere kant zou de bieb in dit denkmodel ‘gebruikt’ kunnen worden als een plek waar moeilijke vragen (thema’s) als het ware worden voorgekookt. Waar gewerkt wordt aan draagvlak.

Genius én scenius
Brian Eno heeft het in zijn filmpje over genius én scenius. De bieb kan een plek zijn waar nadrukkelijk gepoogd wordt aan het tweede handen en voeten te geven. Uiteraard is er niets mis met genius. Maar ik denk dat Brian Eno terecht opmerkt dat ‘het genie’ van veel mensen volstrekt onvoldoende wordt aangeboord, benut. Terwijl iedereen wel degelijk over ‘iets’ unieks beschikt, wat op het goede moment (in tijd en plaats) ingezet kan worden om een ‘vraag’ te helpen oplossen.
Te meer in een tijd die nakende is. Een tijd waarin heel veel mensen geen betaalde baan meer zullen hebben. Té oud of overbodig door de komst van robots en zelflerende systemen. Eno heeft het als buitenstaander over het basisinkomen. Weet als muzikant, producer, denker niet hoe en of dat ingevoerd zou kunnen worden, maar hij weet wel dat dat het een manier is om mensen als het ware ‘vrij’ te spelen en hen ruimte te geven om hun ‘goede’ kwaliteiten de ruimte te geven. Ten goede te laten komen aan de gemeenschap, de scenius. In de komende maanden trekt door ons land het verkiezingscircus (voor de Tweede kamer op 15 maart 2017). Ik vermoed dat het basinkomen amper aan bod zal komen. Dat er onvoldoende inzicht is dat het een manier is om de collectieve kennis van veel anonieme ‘geniussen’ te gaan aanboren. Zo nodig in een tijd waarin heel veel uitdagingen op ons afkomen.

Het agoramodel van René Gude
René Gude, de tweede Denker des Vaderlands overleed in april 2015. Manifesteerde zich tijdens zijn fatale ziekte nadrukkelijk in het publieke domein. Was vaak te gast bij DWDD. Schreef veel relatief korte ‘boekjes’ en deed ons als het ware voor hoe je (ook, of in deze tijd) kunt sterven. Met opgeheven hoofd. Niet praten over een strijd die je wel of niet kunt winnen. Nee, eerder laconiek. Zich zeer bewust van het noodlot. Dat hem en velen treft. Ik vermoed dat Svend Brinkmann zijn spreekwoordelijke hoed voor hem zou afnemen.
In zijn laatste maanden sprak hij uitvoerig met mensen die hem nabij stonden en ook behept waren met een filosofische inslag. Die althans begrepen waar hij mee bezig was, over nadacht. Mensen als Florian Jacobs, Erno Eskens en Peter Henk Steenhuis. Die deze laatste gesprekken verwerkten tot het vorige week verschenen ‘boekje’ Het agoramodel : de wereld is eenvoudiger dan je denkt. Verschenen bij ISVW, de instelling waarvan hij jarenlang directeur is geweest, de Internationale School Voor Wijsbegeerte in Leusden.
En alhoewel het woord bibliotheek niet wordt genoemd heeft het wel degelijk een relatie met de bibliotheek van nu én straks.
Vier domeinen, sferen in een ‘complexe’ wereld
In de inleiding wordt geconstateerd dat de meesten van ons onze wereld en tijd als zeer complex ervaren. Maar Gude merkt op dat het wel mee valt en komt aanzetten met een model om die wereld beter te leren begrijpen. Opdat je weet waar je ‘bent’ als je ergens mee bezig bent, iets ervaart. Zijn model omvat vier domeinen, sferen. In het nawoord presenteren de samenstellers van deze bundel een kladje dat René hen op het allerlaatst aanreikte.
Complexiteit betekent niets anders dan ‘bestaan uit verscheidene lagen’, maar om hoeveel lagen het gaat, hangt af van de materie waarover je spreekt. In de houtbewerking spreken we bijvoorbeeld van simplex bij één laag hout en triplex bij drie. De complexiteit van triplex is 3. Geldt dezelfde rekensom ook voor het gelaagde leven? Bij één laag zou het leven simplex zijn, bij twee lagen duplex, enzovoorts. Op die manier ben ik mijn leven gaan berekenen en kwam ik uit op een complexiteit van 4. Mijn leven is quadruplex. (pagina 14)
Simplex, duplex, triplex, nee … quadruplex
Eerst maakte ik mijn leven duplex: een persoonlijke laag en een maatschappelijke laag. Bij nadere waarneming bleek echter de persoonlijke laag gesplitst te moeten worden in een privé laag (vrienden en familie)en een private laag (collega’s en klanten). Maar het bleef niet bij triplex, want ook in de maatschappelijke laag bleek een tweedeling nodig om de gelaagdheid van mijn activiteiten goed te kunnen beschrijven. Als ik de publieke ruimte betreed, kan ik politiek bijdragen aan de wetten waaraan ik mij te houden heb, maar ik kan ook vrij van iedere verplichting maatschappelijke verantwoordelijkheid nemen. Zo kom ik op quadruplex: de privélaag, de private laag, de publieke laag en de politieke laag. Vier p’s vatten de dagelijkse activiteiten samen. Je kunt dus vier levenssferen (privé, privaat, publiek en politiek) onderscheiden, aan de hand waarvan we ons dagelijkse leven indelen. (pagina 14-15)
De complexiteit die we ervaren heeft niet zo zeer met die vier sferen te maken – want die zijn altijd’ al bij de mens geweest – maar met de schaal. We zijn 24 uur per dag met de hele wereld verbonden.
Binnen de onderscheiden gebieden is de samenleving complexer geworden, maar tussen de gebieden bestaat een vruchtbare spanning die van alle tijden is. Vier levenssferen voor het dagelijkse bestaan (privé, privaat, publiek en politiek) en vier trainingsprogramma’s om de vrije tijd te organiseren (religie, sport, kunst en filosofie). Dat is alles. (pagina 16)
Doorgeslagen individualisering
In Het agoramodel zitten wel degelijk kritische opmerkingen. Het centrale punt is dat Gude evenals een Paul Verhaeghe, Dirk De Wachter, Christien Brinkgreve, Paul De Grauwe of Ewald Engelen vindt dat we de laatste dertig jaar in ons land en het Westen te ver doorgeslagen zijn. We leggen te veel de nadruk op het individu. Die hét moet maken. Daarvoor zelf verantwoordelijk is. En zich als het ware afgekeerd heeft van het collectief. Hij trekt dezelfde conclusie als een Brian Eno: een geniaal mens is het resultaat van een gemeenschap. Het genie van een Albert Einstein zat uiteraard in hemzelf maar had nooit tot ontplooiing kunnen komen in een andere tijd; of plaats. Mits hij niet omringd geweest was met mensen die hem vormden en een samenleving waarin zijn zeer radicale ideeën gedropt konden worden en uiteindelijk omarmd.

René Gude sluit ook aan bij Svend Brinkmann en het idee dat we om onszelf te leren kennen we juist níet naar binnen moeten kijken. Gude weet dat we een sociaal dier zijn en door onze omgeving worden tot wie we zijn. En alle vier de sferen of domeinen vervullen daar in meerdere of mindere mate een rol. Hieronder een lang fragment uit het boek, waarin de interviewvorm wordt gehanteerd.
Vraag: Als individu zijn we te beperkt om de problemen op te lossen, zeg je. Maar meerdere individuen samen lukt het wel.
Gude: Ja, dat denk ik. Het probleem is namelijk dat we de vier trainingsprogramma’s die we hebben – religie, sport, kunst en filosofie – te individualistisch inzetten. Dat leidt tot de Wet van Schnabel: met mij gaat het goed, met ons gaat het slecht. In plaats van deze programma’s of technieken te gebruiken voor het permanent revitaliseren van de collectieven die we vormen – onze gezinnen, bedrijven, verenigingen en politieke eenheden – hebben we ze gereduceerd tot individuele fitnessprogramma’s. Daarmee doen we deze trainingsprogramma’s tekort.
We hebben halverwege de vorige eeuw radicaal gebroken met het fenomeen ‘collectiefvorming’. De ontsporing van rechtse en linkse totalitaire collectieven heeft ertoe geleid dat we collectiefvorming tot nader orde hebben opgeschort. In de tweede helft van de 20e eeuw is de aandacht geleidelijk van ‘solidair’ naar ‘solitair’ opgeschoven. Vanaf 1980 kwamen vrijheid en individuele ontplooiing in plaats van de idealen gelijkheid en broederschap. Sindsdien zijn zingeving aan collectieven en collectief zingeven van de baan.
In onze cultuur draait het inmiddels al dertig jaar om competitieve individuen die ‘er zin in moeten hebben’. De heersende opvatting is dat een goede samenleving niet meer is dan een samenklontering van zoveel mogelijk excellerende individuen. Het probleem daarmee is, dat bij een zo individualistisch mensbeeld iedereen de taal voor gemeenschappelijke doelen, belangen en verantwoordelijkheden verleert. Problemen worden dan gereduceerd tot particuliere doelen, belangen en verantwoordelijkheden.
Vraag: Dus dat individualisme moeten we afzwakken?
Gude: Wat we nodig hebben is wat de Duitsers een Lagebesprechung noemen. Dat is een fundamenteel gesprek over wat het betekent om mens te zijn. Zo’n gesprek is een beetje theoretisch. Het moet gevolgd worden door een Arbeitsgespräch, waarin het gaat over de vraag wat we in de praktijk gaan doen. Individualisme zal dan een zeer minimalistische strategie blijken om een maatschappij te vormen. We moeten ook aan de slag met de samenstellende delen.
Tegelijk moeten we het individu ook niet direct bij het vuilnis zetten. Laten we in onze gesprekken eerst kijken wat we al hebben, wat de moeite waard is, wat we willen behouden. Daar gaat het mij om. We hoeven niet alles opnieuw te bedenken. Ludwig Wittgenstein heeft dat mooi gezegd: ‘Niets nieuws, alleen herordening van wat allang bekend is’. (pagina 32-34)
De rol van de bibliotheek
Een mooie zin: ‘Niets nieuws, alleen herordening van wat allang bekend is’. Sluit aan bij het verhaal van Kevin Kelly dat alles zich zal blijven ontwikkelen. Dat ‘iets’ Nooit af zal zijn. Sluit ook aan bij twee jaarthema’s van de samenwerkende Noord Oost Brabantse Bibliotheken: Oefenen (voor of) in een andere tijd en Wat delen we met elkaar?
In onze snel veranderende wereld kan de bibliotheek een plek zijn waar mensen samenkomen om deze ‘Lagebesprechnungen’ en ‘Arbeitsgespräche’ te houden. Uiteraard dienen die op meerdere plekken gevoerd te worden: in het gezin, werk, school, media, politiek. Maar de openbare bibliotheek is in het publieke domein een ideale, redelijk unieke plek. Onafhankelijk, betrouwbaar, laagdrempelig. En er lopen mensen rond – bibliothecarissen – die hiervoor geschikt zijn. Mensen die zoekende burgers kunnen voeden met relevante informatie. Een gesprek kunnen opstarten. En dat – nogmaals – bij voorkeur met anderen willen doen. In het stadscentrum. Het hart van de gemeente. Op een agora. In de openbare bibliotheek.

* Transcript Brian Eno on basic income
Brain Eno sprak op een bijeenkomst over het basisinkomen die op 3 december 2015 in Londen werd gehouden.
I think although great new ideas are usually articulated by individuals, they’re nearly always generated by communities.
And I think what I see is the waste, is the waste that we make of that possibility of cooperative intelligence.
Being an artist you hear a lot of talk about genius, which is the process of singling out certain people in art history and saying those were the important one’s: Picasso, Rembrandt, Shostakovitch whatever.
Whenever you look at any of those artists you find that they lived and draw from a very, very active flourishing cultural scene and they were only one of the elements in that scene.
All these people – are called geniuses – actually sat in the middle of something that I called scenius, S C E N I U S.
So just as genius is the creative intelligence of an individual, scenius is the creative intelligence of a community.
And what I want to see is more a tension given to that possibility of creative behavior.
So what that means, of course, is two things. One of them is the understanding that all people are born unequal, so everybody has a particular and unique set of gifts and talents, whatever they are, and secondly that intelligence is generated by communities, by cooperation of some kind.
So, I suppose the biggest obstacle to that – at the moment – is that people have to earn a living.
I often get asked to come and talk at art schools and I rarely get asked back, because the first thing I always say is: I’m here to persuade you not to have a job. And the professors always look at me a bit nervous at that point, since they often consider their task is to somehow smooth you into a job.
So my first message to people is: try not to get a job and that does not mean not to do anything. It means: try to leave yourself into a position where you do the things you want to do with your time and where you take maximum advantage of – whatever – your possibilities are.
So the obstacle is, of course, most people aren’t in a position to do that. So I want to do anything to work to a future where everybody is in a position to do that.
I should say that in terms of basic income I probably know less about the subject than anybody else here, but what I do know is that the concept is the closest thing I’ve heard to achieving the kind of future, that I would like to live in.
Artikel
In Trouw verscheen een artikel over de vier ‘domeinen’ van René Gude en een poging zijn gedachten te integreren in een ander onderwijsmodel: Onderwijs in de geest van René Gude (5 december 2015)
Artikel: Vragen : Questioning is simply more powerful than answering (augustus 2016)
Citaat 394 (maandag 19 september 2016)
Homepage Citaten 2016
3 reacties op “Niets nieuws, alleen herordening van wat allang bekend is”
[…] Niets nieuws, alleen herordening van wat allang bekend is […]
[…] Niets nieuws, alleen herordening van wat allang bekend is (september 2016) met transcript woorden van Brian […]
[…] Niets nieuws, alleen herordening van wat allang bekend is (september […]