Vorig jaar was ik op een schitterende septemberdag aanwezig bij een bijeenkomst waar we afscheid namen van een neef, die, zoals dat heet, té jong overleed.
Op zeker moment klonk een liedje dat Frans kort voor zijn overleden had ontdekt en waar hij zichzelf in herkende. Dat vertelde althans een van zijn dochters, die het liedje aankondigde, maar ze noemde geen titel noch artiest.
In de gauwigheid ving ik enkele woorden op. De zanger had het over magnolia’s en dat het leven in een vloek en een zucht voorbij gaat. Met ups en downs. Inderdaad, als in een achtbaan … een rollercoaster … Inmiddels schijnen meer mensen dit een bijzonder liedje te vinden. Ik vond het toen al een liedje zonder geheimen. Je begrijpt meteen wat de kunstenaar wil zeggen.

De afgelopen week kwam dit liedje op een onverwachte plek voorbij. In de Groene Engel. Ik neem het liedje vanavond mee, nu we op een bijzonder jaar terugkijken. Wil het koppelen aan ons bedrijf, onze sector.
Zeker is dat we als bibliotheekwereld midden in een grote ‘uitstervingsgolf’ zitten. Collega’s die tot ruim veertig jaar in de sector hebben gewerkt of nog werken, verlieten en verlaten vanwege hun leeftijd massaal het pand, onze branche.

Ik noem geen namen, maar het zijn er velen. Ikzelf stop op 1 april – en dat is geen grap. Na 40 jaar, en vier maanden.
En altijd zeg ik hetzelfde als mensen me verbaasd aankijken, en zich afvragen hoe het in godsnaam mogelijk is dat anno nu iemand veertig jaar bij hetzelfde bedrijf blijft werken. Steevast is mijn antwoord, dat geen enkel jaar hetzelfde was.
We werken in een zeer dynamische branche, de mediawereld. Staan midden in een samenleving die ook in een sneltreinvaart verandert. Zal moeten blijven veranderen. Zoals in een achtbaan, die rollercoaster van Danny Vera.
We hebben, en dat meen ik serieus, een van de leukste banen die bestaan. En, beste jonge collega’s, het wordt de komende jaren nog leuker.
Alhoewel, ‘leuk’ een verkeerd woord is. Links- of rechtsom zullen wij in het rijke Westen in de spiegel moeten gaan kijken. Om te bezien waar én hoe we onze uitbundige lifestyle gaan aanpassen. Dat is voor de meesten van ons, inclusief mijzelf, érg moeilijk.
Daarvoor zijn twee hoofdredenen.
Om te beginnen zijn we in tegenstelling tot wat velen denken geen rationele wezens. Onze korte termijn gevoelens gaan keer op keer met ons op de loop. Het dier in onszelf verhindert bijna continu dat we slimme dingen doen, die goed zijn voor het aanpakken van bijna alle grote problemen.
En aan de andere kant worden we 24×7 door allerlei partijen belaagd die ons als het ware in slaap sussen. Ons ‘dom’ houden, ons verleiden onze vaak funeste gewoontes in stand te houden, die ons tegen onze eigen belang in doen handelen, stemmen.
In mijn ogen hebben bibliothecarissen hier een rol te spelen. De kern is dat wij bij uiteenlopende ontwikkelingen, trends, fenomenen vragen gaan stellen.
Vroeger, zeg veertig jaar geleden, toen ik in Oss begon, was de bieb een plek waar je antwoorden kon vinden. “Dat zoeken we even op”. Anno 2021 en daarna wordt het belangrijker vragen te stellen. Om met collega Peter te spreken: The time is now.
Verleid volwassenen zich volwassener te gaan gedragen. Ga het gesprek aan met mensen in onze regio over wat volwassen gedrag in deze complexe eeuw inhoudt. En, voor alle duidelijkheid: wij hebben hét antwoord ook niet, maar zeker is dat we allerlei zekerheden in zullen moeten gaan wisselen voor andere ‘dingen’.
Wat een bibliothecaris in mijn ogen altijd naar dat gesprek meeneemt is zichzelf. Ons werk is per definitie nooit neutraal, objectief et cetera.
In alles wat je doet zul je ‘dingen’ van jezelf kunnen, en vaak mogen, dan wel moeten stoppen. En om een te voorkomen dat je als individu een té grote stempel op programmering en de collectie zet, moet je collega’s om je heen hebben die andere accenten zetten, andere kennis meebrengen.
Belangrijk is wel dat je jezelf doorlopend blijft ontwikkelen. Dat je meer te melden hebt dan de gemiddelde burger. Jij weet over dit of dat meer dan die gemiddelde burger. En brengt die kennis waar nodig in. En wordt door collega’s aangevuld. Samen vormen jullie een team dat de wereld, om te beginnen de regio Noord Oost Brabant, aankan.

Tot slot. Afgelopen woensdag was Frits Spits, de beroemde diskjockey en presentator van De Taalstaat, op uitnodiging van de Osse bibliotheek te gast in de Groene Engel. De aanleiding was een boek dat hij schreef over het overlijden van zijn vrouw Greetje. Hij werd geïnterviewd over rouwen. Daarom waren Hospice Oase en Rouwcafé Oss medeorganisatoren.
Natuurlijk ging het over de vraag of en hoe liedjes troost kunnen bieden. Voor Frits Spits wel. Een mooie avond. Je kunt hem terugkijken via ons YouTube-kanaal.
Op zeker moment ging het over Bohemian Rhapsody én Roller Coaster, en dat Danny Vera nu nummer een in de Top 2000 is geworden. Hij sprak geen waardeoordeel uit, maar had eerder op de avond al over enkele muzikale helden gehad. En daarmee gaf hij voor de goede verstaander impliciet aan niet zo gecharmeerd te zijn van de relatief ‘platte’, zeer eenduidige tekst van Roller Coaster.

Hij noemde Bob Dylan, Leonard Cohen en Nick Cave. Toeval dat hij die noemde? Nee. Hij is daarin niet uniek. Sterker. Dit najaar wordt het laatste album van Bob Dylan – Rough and rowdy ways – in bijna alle serieuze muziektijdschriften als dé plaat van 2020 genoemd. Die mening onderschrijf ik. En iedereen die alle teksten begrijpt, moet nog geboren worden.
Vorig jaar was de voorlaatste plaat van Nick Cave – Ghosteen – dé plaat van 2019. Samen met Norman Fucking Rockwell! van Lana Del Rey. Ook daar was ik het volstrekt mee eens.
Ik eindig met twee muzikale tips.

In juli van dit jaar nam Nick Cave in een Londens theater ruim twintig van zijn liedjes voor cd en film op. In een lege zaal. Hij alleen achter een piano. Geen aankondigingen. Een prima manier om deze grote artiest te leren kennen. Piano ballads met zeer bijzondere, bijna literaire teksten. Idiot prayer is de titel van die plaat. Een paradox: een atheïst die zijn liedjes als een soort gebeden brengt, positioneert.

Maar dé plaat van het jaar voor mij was de cd die ik dit jaar het vaakst heb opgezet. Het gaat me hier nu om de titel van die cd: The personal gallery.
De Noorse pianist Ketil Bjørnstad, 68 jaar oud, is iemand die in zijn lange carrière met tientallen artiesten, uit allerlei hoeken en gaten, platen heeft gemaakt. Klassieke muziek, jazz, new age, koormuziek, folk.
Op The personal gallery werkt hij samen met een violist. Die in achttien nummers als het ware de rol van de zanger of zangeres overneemt. The personal gallery is een instrumentale plaat. Zwaar melancholisch, romantische muziek voor de late uurtjes.

Mijn oproep voor 2021 en daarna is dat bibliothecarissen zich realiseren dat zij allemaal ook een persoonlijke galerie hebben, die ze vooral moeten blijven onderhouden, en aanvullen met unieke legosteentjes.
Probeer actief jouw eigen galerij groter, diverser, en daardoor verrassender te maken. Luister gerust naar de Top 2000, het is vooral ook een sociaal gebeuren, geniet van Roller Coaster, maar stream ook eens naar Rough and rowdy ways, Idiot prayer en The personal gallery.
Zoals Frits Spits het woensdag zei:
ik wil niet zeggen: hét is goed
ík vind het goed #
Waarvan acte.
(zaterdag 12 december 2020)
Hans van Duijnhoven
# In de video-opname van deze avond gaat Frits Spits tussen minuut 20 en 22 in op het verwijt van de interviewer dat veel Nederlandse liedjes een te simpel niveau hebben. Hij eindigt met deze hartenkreet. Stel je niet té veel als een schoolmeester op, die ‘het’ beter weet.
Ik schreef deze tekst voor de kerstbijeenkomst 2020 van de samenwerkende Noord Oost Brabantse Bibliotheken. Ruim zeventig mensen waren aanwezig; dat wil zeggen: zij zaten thuis in corona times achter een laptop of pc en luisterden naar de kerstboodschap en nieuwjaarwens van directeur/bestuurder Gio van Creij. Ze had me gevraagd om namens de ‘oudjes’ ook een duit in het zakje te doen.
Artikel: Placeless – sereniteit en weemoed (september 2019)