“Of we willen of niet, er zal nauwelijks iets blijven zoals het was”
Dit is een regel uit 2006. De Nederlandse vertaling ervan verscheen in de zomer van 2008. Een profetische regel. Een regel die slaat op de jaren en decennia die voor ons liggen. Jaren waarin we als mensheid een andere weg in zullen slaan. Het jaar 2008 zal de geschiedenisboeken ingaan als het breukjaar. Het jaar waarin een aantal ontwikkelingen als het ware tegen een muur opliepen. Het systeem bijna vastliep. Een jaar waarin een ‘bak ellende’ over de wereld werd uitgestort. Een jaar waarin velen zich afvroegen hoe het verder moest.
De laatste jaren zijn er velen geweest die gewezen hebben op bepaalde negatieve zaken in onze wereld. Niemand heeft echter precies voorzien wat in 2008 allemaal is gebeurd. 2009 zal het eerste jaar zijn waarin bakens verzet zullen gaan worden. De globale richting is voor velen duidelijk: minder afhankelijk worden van fossiele brandstoffen, meer respect voor natuur en de planeet, onze levensstijl aanpassen en iets minder vertrouwen in dé markt die alles zal regelen.
De laatste jaren zijn er veel boeken verschenen waarin aspecten van onze mondiale problemen werden besproken. En er zullen nog veel meer boeken verschijnen. Boeken die u in de Openbare Bibliotheek kunt aantreffen. Om kennis te kunnen nemen van de gedachtewereld van de verschillende schrijvers. Schrijvers die het met elkaar oneens (kunnen, zullen, moeten) zijn. Zowel qua analyse van de huidige tijd als de richting waarin de oplossingen moeten worden gezocht. Het is aan u om zelf een standpunt in te nemen. Boeken blijven naar onze mening voor burgers een belangrijk middel om een standpunt te kunnen bepalen. Ze gaan dieper als een quote in een talkshow, een kort stukje in een krant of tijdschrift. Boeken gaan dieper, maar leggen – helaas, het is niet anders – meer beslag op uw (vrije) tijd. Op deze pagina presenteren we een groot aantal boeken van schrijvers die iets zinnigs hebben te melden over onze huidige tijd.
BasisBibliotheek Maasland heeft in de jaren nul – die bijna voorbij zijn – twee zinnen bedacht die over onze tijd gaan: Ontnuchteringsjaren en De latten verleggen.
Onder ontnuchteringsjaren verstonden we de jaren waarin velen in het Westen tot de ontnuchterende conclusie moesten komen dat veel zaken bij ons toch niet zo goed geregeld waren als we tot voor kort dachten. Met De latten verleggen bedoelen we dat we de komende jaren onze samenleving op een andere manier moeten gaan inrichten. Een duurzamere samenleving met “ietsje” meer kwaliteit (op verschillende terreinen van het leven).
Volgens sommige vooraanstaande schrijvers zitten we nog steeds in die “ontnuchteringsjaren” en zijn we nog niet toe aan de volgende fase waarin we de latten gaan verleggen. Hoogstwaarschijnlijk zal in 2009 een begin gemaakt worden met het veranderen van veel zaken zonder dat (al) volledig duidelijk is wat het het probleem is of wat het nastrevenswaardige toekomstbeeld is. Dat dient u zich continue te realiseren: er is niet één probleem, of één oplossing. De wereld is zeer complex en – dat is zeker – zal voordat het een andere, meer positieve kant opgaat nog veel chaotischer en complexer worden.
De schrijver van de zin “Of we willen of niet, er zal nauwelijks iets blijven zoals het was” is in Nederland voor de meeste burgers een onbekende. Hierna treft u een flink aantal lange citaten uit zijn boek aan. De naam van deze schrijver wordt niet genoemd. Iedereen die deze naam meent te weten maakt kans op een gratis exemplaar van de zogenaamde Goed doen scheurkalender 2009. Samengesteld door een 150-tal kinderen van een viertal Osse basisscholen. Een kalender waarin deze jonge mensen hun tips voor een andere, betere wereld presenteren. Een kalender waarop de schrijver van onderstaande teksten trots zou zijn. Hij ergert zich aan de houding van velen in het rijke Westen die alleen kritiek ventileren en niet open kunnen of willen staan voor positieve ideeën om iets te veranderen aan de huidige situatie. Hij is ondanks alles optimistisch gestemd. Als we willen kunnen we als mensheid die nieuwe weg inslaan en er zelfs sterker en beter uitkomen. Na de citaten treft u een uitgebreide literatuurlijst aan van boeken die er toe doen. Boeken die u kunnen helpen een mening te vormen over de huidige tijden. Boeken voor betrokken burgers.
De vraag is simpel: Hoe heet de schrijver?
Begin februari wordt op deze plek de naam van de schrijver bekend gemaakt.
(maandag 5 januari 2009)

Notker Wolf
Een Duitse monnik die tot 2008 de generaal-overste was van de Benedictijnen (ongeveer 25.000 monniken, wereldwijd).
In 2006 verscheen in Duitsland Worauf warten wir? Deze aanklacht werd daar een grote bestseller. In 2008 verscheen de Nederlandse vertaling onder de titel Waarop wachten wij : een monnik klaagt het Avondland aan (Lannoo, 272 pagina’s).

Iedereen die dit boek leest zou ook kennis moeten nemen van de Nederlandse econoom/journalist Marcia Luyten. In 2008 verscheen haar Ziende blind in de sauna : hoe onze politiek, economie en cultuur ‘Afrikaanse’ trekken krijgt (Lemniscaat, 220 pagina’s). Ze heeft het ook over de verworvenheden van de jaren zestig en komt uiteindelijk ook uit op een herwaardering van de aloude (Griekse) deugden. Maar wil onder geen beding als ‘conservatief’ worden weggezet. Citaat pagina 182-183:
Om verwaarlozing van de vrijheid te voorkomen, moeten we vervolgens de rotte plekken aanpakken die Ziende blind in de sauna in zeven trends laat zien: gebrek aan zelfbeperking, kortetermijndenken in economie, kortetermijndenken in politiek, een inhalige moraal van pakken-wat-je-pakken-kan, uitholling van instituties, versplintering van het wereldbeeld en sociaal wantrouwen.
Voor een deel zijn die zwakheden terug te voeren op de bevrijdingsstrijd van de jaren zestig. We hebben de knellende banden van geloof en gemeenschap verbroken. Ruimte voor onszelf veroverd. Meer plezier in het leven gekregen. Alleen missen we de stijgijzers in de hoogst begaanbare regionen van de vrijheid, en glijden nu onze voeten weg. Voor het eerst na de jaren zestig voelen we ons minder veilig, minder zeker van onszelf en minder vrij dan in de decennia hiervoor.
(maandag 2 februari 2009)
Citaat 1 – Revolutionaire ontwikkelingen verlopen ongecontroleerd
Of we willen of niet, er zal nauwelijks iets blijven zoals het was. In afzienbare tijd zullen twee miljard mensen in India en China met ons in dezelfde divisie spelen, onze concurrenten zijn op alle markten en meedingen naar een mooi leven. Twee miljard mensen, die niet minder opgeleid zijn dan wij, met niet minder fantasie dan wij, maar belust op succes, vol zelfbewustheid en gedreven door de ambitie om die zelfbewustheid ook te tonen aan de rest van de wereld. Intussen zijn honderden miljoenen mensen in Oost-Azië ook in staat tot het meeste wat wij kunnen. Wij hebben niks bijzonders meer te bieden. Onze voorsprong slinkt. We zullen moeten wennen aan het idee een land zoals zoveel andere te zijn.
Westers vakwerk? Zeiss-Jena? Philips? Volvo? Mooi allemaal. Maar de Chinezen produceren intussen producten van soortgelijke kwaliteit, maar veel goedkoper. De technische uitrusting voor ons ziekenhuis in Noord-Korea bijvoorbeeld, heb ik vorig jaar in China gekocht, voor een vijfde van de prijs in Europa. Geen socialistische rommel, welteverstaan, maar de beste, hoogwaardige instrumenten. In containers verpakt, staken zij twee weken na mijn bestelling al de grensrivier over tussen China en Noord-Korea. Bij een Europese firma had alleen de levering al drie maanden geduurd. Die ontwikkeling is onvermijdelijk. Ze is niet te stoppen. Ze heeft allang alle domeinen van het leven bereikt. Geen plek ter wereld is niet per e-mail bereikbaar. Geen bergdorp is te afgelegen voor Coca-Colatransport. Geen woestijn is nog veilig voor onze zin voor avontuur. Globalisering is evenzeer merkbaar door onze vakantie op de Malediven als door de aardgasleiding tussen Siberië en Sicilië of de spotgoedkope T-shirts, made in China. Globalisering uit zich ook in verplaatsing van industrie en arbeidsplaatsen naar het verre Oosten, de werkloosheid en de lege kassa’s hier. Je mag dat betreurenswaardig of beangstigend vinden. Je kunt, zoals Attac, tegenstander van de globalisering, daarin de vernielzuchtige kracht van een ongebreideld neoliberalisme onderkennen en onze verworvenheden daardoor bedreigd zien. Maar dat helpt niet.
Revolutionaire ontwikkelingen verlopen ongecontroleerd. De Franse Revolutie heeft ooit de verworvenheden van de adel massaal in het gedrang gebracht en daarna was het met het mooie leven in de schitterende kastelen voor de meesten voorgoed gedaan. Vandaag zien wij de Franse Revolutie als een grote politieke vooruitgang, maar in de ogen van de Franse adel was zij vermoedelijk een vorm van neoliberale barbaarsheid. (pagina 14-15)
Citaat 2 – Schuldigen aan te wijzen
Het is toch niet genoeg om de schuldigen aan te wijzen. Die vinden we altijd wel en niemand kan ons verwijten dat we ze op de korrel nemen: luie leerkrachten, de Europese Unie met haar regelwoede, de vraatzuchtige hedge funds, de op macht beluste vakbonden, de halsstarrige ambtenarenbonden, de meedogenloze globalisering, de incapabele politici en deze of gene partij, de gewetenloze voorzitters van directiecomités – en het neoliberalisme natuurlijk. Wat scheelt ons eigenlijk? Onschuldig maar spijtig genoeg volledig machteloos? Kunnen wij in onze toestand werkelijk niks anders doen dan alle verdachten bij wijze van straf ons vertrouwen te ontzeggen? Zeker niet iedereen is een vechter, niet iedereen is in zijn element in de voorhoede, daarvoor verschillen wij te veel, in talent en temperatuur, dat weet ik wel. Maar ligt het ook niet aan ons als in veel Europese landen de berusting groeit? Als andere landen – zeker buiten Europa – een hoogconjunctuur beleven en wij in het beste geval in de middelste gelederen blijven hangen? Moeten wij geen einde maken aan houdingen en denkwijzen die veel met nostalgie en romantiek te maken hebben of met het arrogante gevoel in elk geval beter te zijn dan de anderen? Waarom valt ons dat zo zwaar? (pagina 52-53)

Citaat 3 – Nihilisme koesteren als een schat
Het was anders prachtig geweest als mensen tijdens die lange dagen en nachten van verhitte discussies in die jaren echt stil hadden gestaan bij de vraag waarvoor mensen hun vrijheid heel praktisch, heel concreet, zouden kunnen gebruiken. Hoe de bijdrage van het individu aan een vrijere en menselijkere maatschappij eruit zou moeten zien en wat het doel van de nieuwe vrijheid zou moeten zijn. Helaas leidde het oproer van onze achtenzestigers direct tot weigering. Al zaten ze nooit om een voorstel voor een betere wereld verlegen, toch lieten ze verstek gaan zodra het om het samenleven van mensen ging. Er ontwikkelde zich geen nieuwe geest die tot ontwikkeling van een betere, menselijkere orde had kunnen inspireren. Gewoon vrij willen zijn van alles wat ons met elkaar en met het verleden verbindt, is immers een negatief vertrekpunt. Zo’n visie wordt gevoed vanuit een geest van principiële oppositie en ontaardt, wanneer het op handelen aankomt, in verhinderen en weigeren, in de contramine gaan en in een onvruchtbare houding van onverdraagzaamheid.
Vaak heb ik de indruk dat wij dat nihilisme koesteren als een schat. In bijna elk sociaal milieu staat niets beter dan tegen iets te zijn en niets levert sneller bondgenoten op. Je zou bijna kunnen stellen: wie bij ons kritiek heeft op de heersende toestand, hier of elders op de wereld, mag er a priori van uitgaan dat hij gelijk heeft. Kritiek? Graag! Maar constructieve voorstellen, nieuwe ontwerpen, positieve ideeën? Dan zinkt ons vaak de moed in de schoenen. Niets accepteren, maar evenmin iets beters proberen, is onze slogan. (pagina 89-90)
Citaat 4 – Alle wegen leiden naar de supermarkt
Zelfbeschikking en wilsvrijheid zijn niet hetzelfde. De wilsvrijheid behoort tot de basisuitrusting van de mens. De zelfbeschikking maakt het hem mogelijk binnen de gemeenschap zinvol gebruik te maken van zijn wilsvrijheid en de anderen noch zichzelf te schaden. In de berekening van de achtenzestigers waren beide een en hetzelfde. Waarom immers onderscheid maken als de mens van nature goed is, dus in principe onschuldig en des te onschuldiger naarmate het hem gemakkelijker gemaakt wordt om zijn wil door te zetten? Er is helemaal geen behoefte aan maatschappelijke spelregels om hem aan de aanspraak op vrijheid door anderen te herinneren. Ook lijken alle culturele uitgangspunten die hem tot zelfbeheersing in staat stellen, van ondergeschikt belang. De nieuwe mens moet zich gewoon mogen uitleven, hij moet alleen zijn zin krijgen. Hij wordt dan spontaan inschikkelijk. Dat heeft zich weliswaar niet bewaarheid. De maatschappij heeft er desondanks van geprofiteerd, omdat mensen die het gebod van zelfbeheersing als een aanval op hun vrijheid ervaren, perfecte klanten zijn.Het illustreert heel goed hoe ideologen zich kunnen vergissen in hun berekening: uitgerekend het gehate kapitalisme heeft weten te profiteren van het vrijheidsbegrip van ’68. De reclame heeft die kans niet voorbij laten gaan. Wanneer geen onderscheid wordt gemaakt tussen zelfbeschikking en wilsvrijheid, kan gemakkelijk gesuggereerd worden dat elke vervulling van wensen een uitdrukking van individuele zelfbeschikking is. Dat eenieder die iets koopt, juist ten volle van zijn vrijheid geniet zodra hij zijn portemonnee tevoorschijn haalt. Voor mensen die opgegroeid zijn met het ideaal van een onbeperkte wilsvrijheid, klinkt het plausibel en vooral: nergens kom je gemakkelijker tot een ervaring van echte vrijheid dan bij de kassa van het warenhuis. Geen wonder dus dat de reclame bulkt van de beloftes van vrijheid.
De filosoof Peter Sloterdijk heeft in één zin samengevat hoe de Duitse cultuurrevolutionairen de economie een steuntje geven: ‘Alle wegen van de achtenzestigers leiden naar de supermarkt.’ Of naar de kassa van de zaak, moeten we eraan toevoegen. (pagina 103-104)
Citaat 5 – De ontevredenheid zal toenemen
Op dezelfde manier zullen wijzelf ons ook moeten heroriënteren. Ik geloof dat wij ons opnieuw en grondig van onze vrijheid bewust moeten worden. Maar er wordt heel zeker ook nog iets anders van ons verlangd. Ik kan mij voorstellen dat wij de geestelijke rijkdom opnieuw moeten ontdekken – nu die in de voorbije decennia verstrikt is geraakt onder een blind commercieel hedonisme, bedolven onder een oppervlakkige fun- en popcultuur – opdat ieder van ons uitgedaagd wordt om een zin voor zijn leven te vinden los van bezit, welstand en drang naar plezier. We zullen ons weer moeten afvragen: wat is het wezenlijke? Waarop komt het in mijn leven aan? Met welke levensinstelling kan ik ook zware tijden doorstaan? Ik ben er zeker van dat van ons in de toekomst grotere creativiteit zal worden verlangd, zeker waar het gaat om niet-materiële doeleinden.
Wij zullen in de loop van de volgende jaren en decennia waarschijnlijk geconfronteerd worden met een onverkwikkelijke aantasting van ons geluk. De ontevredenheid zal toenemen, in een eerste fase in ieder geval. Wij zullen moeten leren afzien van een aantal zaken. Toch heb ik vertrouwen. Niet alleen omdat ik concurrentie als fundamenteel gezond beschouw, maar vooral omdat afzien van een en ander de creativiteit aanzwengelt. Het is immers de beperking die vindingrijk maakt en onvermoede krachten laat ontluiken. We zullen uitwegen vinden die nooit in ons zouden zijn opgekomen als de verzadigde humeurigheid van de consumptiemaatschappij was blijven duren. (pagina 210-211)
Citaat 6 – Oude deugden
Ik geloof ook dat in de toekomst oude deugden een belangrijke rol zullen spelen: werkijver, bekwaamheid, eerlijkheid, trouw, zelfdiscipline. Alles wat bij het grote afscheid in ’68 is weggevaagd, zullen wij ons weer moeizaam moeten aanleren. Eigenlijk zijn het grote deugden waardoor ik mijzelf als sterk ervaar, wat dan weer de weg opent naar zelfvertrouwen. Ik stel immers in andere culturen vast hoeveel zelfdiscipline vereist is om succes te behalen. Je kunt op die deugden geen moreel wereldbeeld opbouwen, dat niet. Maar wanneer je ze hebt aangeleerd, zijn ze bijna een garantie voor succes. Dat je met stiptheid, plichtbewustzijn en organisatietalent een concentratiekamp kunt leiden, wat de achtenzestigers als bezwaar inbrachten, kan niet als argument tegen die deugden gelden. Want met dezelfde deugden kun je ook mensen uit een concentratiekamp bevrijden en het ontmantelen. (pagina 221)
Citaat 7 – Identiteit
Dat begint al meteen op school, met de terreur van mode en modes, met de paniekerige vlucht uit elke familiale of culturele traditie en met de aanpassing aan trends die wereldwijd via de media als heilsboodschappen worden verkondigd. Daarbij komt de alomtegenwoordigheid van de reclame die probeert om alle barrières neer te halen en elke innerlijke weerstand te breken, die op ons inbeukt met de boodschap dat wij iets moeten hebben, gewoon omdat wij anders uitgesloten worden uit de kring van hen die het al hebben. ‘Je hoort niet bij ons’, dat is de dreiging die achter alle beloften van reclame verborgen zit en kinderen opzadelt met de angst voor vereenzaming. Tegen de verlokkingen van dat massageluk helpt maar een middel: zich niet tot een massamens laten herleiden. Het komt er met andere woorden op aan te weten wat je wilt, omdat je weet wie je bent.

Identiteit. Wat wordt daarmee bedoeld? Het is niet eenvoudig uit te leggen. De definitie klinkt best eenvoudig: identiteit is de kern van mijn wezen. Dat wat mij maakt tot wie ik ben, is wat mij van anderen onderscheidt. Wat mij uniek maakt, herkenbaar. Tot mijn identiteit behoort mijn hele levensverhaal, mijn karakter en hoe het gegroeid is, mijn confrontaties en conflicten met mezelf, mijn overwinningen en nederlagen, mijn opvattingen en overtuigingen, maar ook mijn natuurlijke aanleg en biologische beperkingen. Het probleem met identiteit is alleen: ik heb mijn levensgeschiedenis alleen ten dele zelf geschreven. Op het ogenblik dat ik mij van mijn identiteit bewust word, is ze er al. Ik heb zelf niets kunnen beïnvloeden: noch mijn geboorteplaats, noch mijn ouders, noch mijn moedertaal, noch mijn karaktertrekken of mijn gelaatstrekken … Alles was aanwezig voor ik het ontdekte. Identiteit dringt zich dus vanzelf op. Zij wordt gevormd door de werkelijkheid van het leven, zonder dat wij daar al te veel invloed op hebben.
Ik beklemtoon dat omdat de popcultuur en de reclame ons een heel ander beeld van identiteit voorspiegelen. Daar wordt geïnsinueerd dat mensen hun eigen identiteit kunnen samenstellen zoals ze keuzes maken uit een catalogus. Identiteit zou dan een soort verkleedspelletje zijn, waarbij mensen zich gewoon zo overtuigend mogelijk moeten bewegen en presenteren. Daar is dan ofwel die ‘coole’ massa-identiteit mee bedoeld, die niet alleen jongeren nastreven door middel van modieuze attributen, die signalen uitsturen, ofwel een patchworkidentiteit die – zoals de naam verraadt – samengenaaid wordt uit lappen van alle mogelijke voorbeelden of culturen. Beide zijn in tegenspraak met zichzelf. Je kunt geen identiteit uitkiezen. Patchwork- en massa-identiteit bewijzen eigenlijk precies dat hun eigenaar helemaal geen identiteit bezit. Nog preciezer, dat hij zich bewust is van de zwakte van zijn identiteit en zich zorgen maakt over haar stevigheid. Achter beide identiteiten schuilt voortdurend de vrees zonder die vermomming niemand te zijn. Allebei hebben ze tot gevolg dat het mens-zijn zich beperkt tot een rollenspel, tot de rollen die iemand in zijn leven speelt. (pagina 240-242)
Citaat 8 – Baron Von Münchenhausen
Hoe moet een leraar zijn taak vervullen wanneer de heersende didactici ervan uitgaan dat leerlingen zich zoals de baron Von Münchenhausen aan hun eigen haar uit het moeras van de onwetendheid en de onmondigheid kunnen trekken? Alleen al dat onzinnige verbod van het vertellen. Niet alleen wekt vertellen interesse; door de taal van de vertellende leraar heen wordt ook de taalkundige vaardigheid van de leerlingen gevormd. Vervolgens – nog veel erger – de gerichtheid van het onderwijs op doelen. Daar wordt geschiktheid voor het leven verward met de geschiktheid voor de economie, leven wordt waarschijnlijk verward met economie en onderwijs met een bepaald pakket onmisbare informatie. Beroepsactiviteit als hoogste vervulling van het menselijke bestaan? Vaarwel levensgeluk! Trouwens, de leerplannen bewijzen ook nog hoe weinig diegenen die ze opgesteld hebben, van economie af te weten. Wanneer mensen later als manager op korte termijn moeten beslissen en op langere termijn moeten plannen, komt het minder aan op de opgeslagen kennis van massa’s gegevens, dan wel op het vermogen om zuiver te denken en te analyseren en de vaardigheid om zich talig uit te drukken – en vooral op zelfstandigheid en zelfdiscipline. (pagina 253)
(maandag 5 januari 2009)