Op zondag 21 november 2010 verzorgt hoogleraar Rien T. Segers van de Rijksuniversteit Groningen op uitnodiging van BasisBibliotheek Maasland in de Groene Engel in Oss de tweede lezing van het seizoen 2010-2011.
De 7e reeks heeft als overkoepelende titel Tijd voor een nieuwe lente. Zijn hoorcollege heeft als ondertitel Wat staat Nederland te doen na de crisis? In 2009 publiceerde hij het boek Nederland na de crisis : leiderschap in een nieuwe wereld.
In dit boek pakt hij kort en bondig – en in een meeslepende, heldere stijl – alle problemen samen waar we als mensheid, maar vooral in het ‘oude Westen’ (waar Nederland deel van uitmaakt) voor staan. Hij bepleit met passie én argumenten waarom Nederland zou moeten kiezen voor het zogenaamde Rijnlandse model (dat haaks staat op het Amerikaanse, neoliberale model dat de laatste dertig jaar overheerste) én investeren in onderwijs, kennis en onderzoek. Hij voorziet – zoals bijvoorbeeld Kishore Mahbubani en Thomas Friedman – dat we in het Westen onze welvarende leefstijl alleen dan kunnen behouden als we a) ons realiseren dat dit leventje op zijn laatste benen loopt en b) dat er geïnvesteerd moet worden. Door de overheid, bedrijven maar zeer zeker ook door burgers zelf.
Aanvulling op bovenstaande tekst (vrijdag 16 juli 2010)
Zwarte donderdag in Oss
Op donderdag 8 juli 2010 kondigde het Amerikaanse Merck (MSD) officieel aan om bij het voormalige Organon in Oss ruim 2.000 mensen te ontslaan en het onderzoeksdeel te verplaatsen naar de VS. Een zwarte dag voor Oss, de regio, Noord Brabant en Nederland. Het ging niet om teruglopende winstcijfers, een inzakkende markt maar eenvoudigweg het wegsnijden van een op zich florerende bedrijfsonderdeel om nog hogere winstcijfers te behalen.
Dit besluit heeft geleid tot veel discussie. Zo organiseert het Brabants Dagblad op woensdag 21 juli in Oss een debat over deze zaak. De Openbare Bibliotheek Oss heeft de organisatie van dit debat attent gemaakt op Rien T. Segers. Dit heeft er uiteindelijk toe geleid dat Segers een opiniërend stuk heeft geschreven voor de editie van zaterdag 17 juli. De tekst van dit artikel treft u verderop aan.
Tijd voor een nieuwe lente en Organon
Het moge helder zijn dat dit besluit een ramp is voor Oss. Ruim 2.000 mensen raken hun baan kwijt, gaan een periode van onzekerheid tegemoet. Daarbovenop wordt het hart uit het bedrijf weggesneden, de onderzoeksafdeling. Waar hoogwaardig onderzoek werd gedaan, waardevol voor de samenleving en werk dat velen veel arbeidsvreugde moet hebben gegeven. Maar Zwarte donderdag zal nog veel meer mensen in Oss en de verre omgeving treffen. Er zouden op termijn nog vier à vijfduizend mensen bij betrokken kunnen raken.
Toch zal BasisBibliotheek Maasland het komend seizoen vasthouden aan haar gekozen jaarthema. Misschien juist nu. In veel artikelen die over dit onderwerp zijn geschreven – en die geschreven zullen worden – komt naar voren dat Nederland (en het Westen) serieus in de spiegel moet gaan kijken: Is dit het model dat we willen vasthouden? Of wordt het tijd voor een aanpassing, bijsturing? Tijd voor een nieuwe lente?
Een lentegevoel?
Indien zijn stijl van schrijven maatgevend is voor de lezing van 21 november dan belooft dat veel. Een man met visie en prachtig verwoord. Hij gelooft ondanks alles dat Nederland kansen heeft om sterker uit de crisis te komen. Maar dan moeten er wel zaken anders worden geregeld. In zijn antwoord op de uitnodiging voor deze lezing verwoordde hij het op 15 juni (6 dagen na de Tweede Kamerverkiezingen) als volgt:
Ik vind uw initiatief belangwekkend en de titel voor de serie erg adequaat, ondanks het feit dat recente ontwikkelingen een andere kant opwijzen.
En nadat de afspraak definitief rond was schreef hij het volgende:
Ook uw brief sprak me aan. Dit soort initiatieven zouden meer bibliotheken moeten nemen: een nieuwe vorm van genuanceerde democratie van onderaf, die bij de aanhoudende besluiteloosheid van bovenaf het – onderschatte – verschil kunnen gaan maken in de komende jaren.
Rien T. Segers
Rien T. Segers is hoogleraar bedrijfskunde en directeur van het Center for Japanese studies van de Rijksuniversiteit Groningen.
In het tijdschrift M&L (Hét platform voor Managers en professionals) van 3 december 2009 geeft hij op de vraag of zijn boek bedoeld is als waarschuwing het volgende antwoord:
Het is absoluut bedoeld als waarschuwing. Ik heb mij sinds het uitbreken van de crisis met stijgende verbazing afgevraagd: welke weg slaan wij in? Houden wij vast aan het Anglo-Amerikaanse model? Denken wij ons te kunnen permitteren nog steeds naar de Verenigde Staten te kijken? Beseffen wij niet dat het zwaartepunt, zowel financieel als economisch, is verschoven naar Oost-Azië?
En op de vraag waar onze passiviteit toch vandaan komt?
Als wij geen structurele veranderingen doorvoeren, waartoe ik in mijn boek de regering, bedrijfsleven, regionale en lokale overheden oproep, krijgen wij onvermijdelijk te maken met een teruggang. Wij zullen geleidelijk aan achteruit gaan en uiteindelijk wellicht een B-land worden. Dat merk je niet over een periode van één jaar, maar wel over vijftien of twintig jaar. Het is het gevolg van een combinatie van besluiteloosheid en ad-hoc beleid. De regering bezuinigt eerst op groepen die niet zo snel piepen, zoals het onderwijs en de zorg. Mede omdat je de achteruitgang daar ook niet zo snel ziet.
Het tweede deel van het antwoord is dat wij in slaap zijn gesust, omdat wij zo ongelooflijk rijk zijn. De groep mensen die nu aan de macht is, de generatie die nu tussen 40 en 60 jaar oud is, is opgegroeid in grote welvaart en voelt niet direct de noodzaak tot drastische veranderingen. Toch heeft de rijkdom van deze generatie voor een scheve situatie gezorgd, waarin twee jonge professionals met een heel behoorlijk inkomen tegenwoordig niet meer het door hen gewenste huis kunnen kopen.
Het derde lid van het antwoord: we doen niets, omdat ons nog geen grote ramp is overkomen. De kredietcrisis is heel erg, veel mensen zijn hun baan verloren, of zullen hun baan nog verliezen, maar ons land is niet aangevallen en ook staat de helft ervan niet onder water. Pas wanneer wij een ramp van die omvang meemaken, zullen wij wakker worden. Ook ons verouderde democratisch systeem weet nog te overleven. De peilingen zijn nu zodanig dat de PVV van Wilders een vijfde van de stemmen trekt, zo’n dertig zetels. Zelfs deze ontwikkeling blijkt voor het democratisch systeem nog geen wake-up call te zijn. Pas als hij nog verder doorgroeit en er niet zonder hem geregeerd kan worden, zullen we het failliet van het vigerende democratische systeem zien. Het is ook niet zo vreemd dat we er geen afscheid van willen nemen: het heeft ons altijd goed gediend, in elk geval tot het einde van de jaren negentig. Met een relatief kleine oppervlakte en betrekkelijk weinig inwoners hebben wij het tot de 20ste economie van de wereld gebracht, en dat is best knap. Maar zonder forse inspanningen en zonder aanzienlijke innovaties zullen we die positie niet kunnen behouden.
De mondiale hegemonie heeft jarenlang bij de Verenigde Staten gelegen. In die mate zelfs, dat Nederland het Anglo-Amerikaanse bedrijfsmodel heeft geadopteerd.
U zegt: dat past niet bij onze traditie. Welke elementen heeft u dan vooral op het oog?
In mijn boek heb ik een overzicht opgenomen van de kenmerken van de verschillende bedrijfsculturen: van het Anglo-Amerikaanse model, van het Rijnlands model en van het Oost-Aziatische model. Het meest in het oog springt natuurlijk de centrale rol die de aandeelhouder vertolkt in het Anglo-Amerikaanse model. In dat model hebben bedrijven alleen tot doel de aandeelhouder te spekken. In ons oude Rijnlands model gaat het weliswaar ook om waardecreatie, maar niet alleen voor de aandeelhouder: ook het bedrijf zelf en de mensen die er werken moeten er beter van worden. In die opzet bestaat er nog een band tussen directeur en personeel, iets wat in het Anglo-Amerikaanse model vaak afwezig is. Daar is zelfs het product soms van secundair belang. Kijk naar de securitisatie van bankproducten. Daar is alle ellende mee begonnen en toch probeert men dat opnieuw door te drukken. Het gaat kennelijk alleen om de aandeelhouders: er is geen aandacht voor andere spelers. In het Rijnlands model is dat anders. Vandaar het woord ‘nulgroei’: dat is typisch Rijnlands. De implicatie daarbij is dat er geen sprake van financiële winst is, maar dat de echte winst zit in het feit dat het bedrijf er nog steeds is en een belangrijke functie heeft voor alle betrokkenen. Dat past ook bij het idee van het duurzame bedrijf. In het Anglo-Amerikaanse model gaat het juist om de financiële winstgroei, elk kwartaal weer. Dat kan ik mij nog voorstellen wanneer je een verlies maakt van 1 miljard dollar, maar het geldt ook als het bedrijf een winst maakt van 1 miljard. Ook dan moet het weer meer en hoger. Waarom zijn mensen niet tevreden met een horizontale lijn? Waarom moet een geavanceerd en rijk post-industrieel land elk jaar weer met 2,5 à 3 procent groeien? De filosofie is kortom aanzienlijk verschillend.
De hegemonie gaat verschuiven naar Oost-Azië, laat u zien in uw boek. Waarom zijn wij dan beter af met het Rijnlandse model?
Als je accepteert dat een groot deel van de hegemonie de komende 20 tot 25 jaar naar Oost-Azië verschuift, hebben wij geluk. Ons model sluit goed aan bij de Oost-Aziaten, in de manier waarop wij over bedrijfsmodellen denken. Dat kun je in hetzelfde schema zien als ik eerder heb genoemd. Als ik op de pagina’s van het boek meer ruimte had gehad, had ik dat ook grafisch tot uitdrukking willen brengen, bijvoorbeeld door veel meer witruimte tussen het Anglo-Amerikaanse model en de andere twee modellen te plaatsen.
Het westen heeft weinig geleerd van de eerste Aziatische golf in de jaren zeventig en tachtig, vindt u. Waar moeten wij deze keer op letten? Wat kunnen wij beter doen?
Ik haal graag de auto-industrie aan als voorbeeld. Net als in de jaren zeventig lopen de autofabrikanten ook deze keer voorop. De voorhoede wordt gevormd door bedrijven die wij kennen, Japanse autofabrikanten als Toyota en Honda, die het met nu met hybride en spoedig met elektrische auto’s heel goed doen. Zij proberen hun marktaandeel gigantisch te vergroten. Daar komt nog eens bij dat er nu ook merken als Hyundai zijn die aan de weg timmeren. Verder zijn er de nieuwe merken die wij nog niet eens kennen, zoals het Chinese Geely en Tata uit India. In de jaren zeventig heeft het Westen zich volkomen misrekend op de competitiviteit van Japanse producten. Het gevolg was dat de export van het aantal Japanse auto’s in 15 à 20 jaar is gestegen van nul tot 7 miljoen auto’s. Als we de ambitie van de Aziatische automerken in aanmerking nemen, kunnen wij vrij nauwkeurig voorspellen hoe groot hun marktaandeel over vijftien tot twintig jaar zal zijn. En dat is nog maar één sector.
Het tweede wat we moeten doen, is kijken naar de regeringsstrategieën van de Oost-Aziatische landen, met name van de leden van de ASEAN +3. Landen als Thailand en Vietnam ontwikkelen zich heel snel. Wat is hun strategie? Wat doen de bedrijven die wij al kennen? Wat doet de categorie bedrijven die daar vlak onder zitten? De tientallen bedrijven die net onder de top zitten kennen wij helemaal niet, maar wij weten dat zij van hun regering de opdracht hebben om over tien jaar een bekende ‘brand’ te zijn. Aan die opdracht is een gesloten envelop verbonden, met aanzienlijke inhoud. Een voorbeeld van een bedrijf dat klaar is voor de sprong is Haier, een producent van huishoudelijke apparaten, die in de Verenigde Staten al voet aan wal heeft gezet. Je moet deze bedrijven niet onderschatten, want de Aziaten hebben ruimschoots bewezen waartoe zij in staat zijn.
De Oost-Aziatische landen verschillen van elkaar in cultuur, religie en taal. Wat bindt hen behalve de lage lonen?
Ze delen de combinatie van een sterk gevoel voor hiërarchie, respect voor ouderen, een Confucianistische arbeidsmoraal en – op dit moment – lage lonen. Dat laatste geldt natuurlijk niet voor Japan, dat het van innovatie moet hebben. Japan was jaren geleden het eerste land dat gebruik maakte van off-shoring en out-sourcing, nota bene in China, dat Japan toch als de grote vijand zag. Dan maken ze gebruik van elkaars sterke punten. Er is wel eens gezegd dat Oost-Azië pas echt een dreiging vormt als de landen beter leren samenwerken. Welnu, dat moment komt eraan. China, Japan en Zuid-Korea hebben besloten politiek samen te gaan werken; de eerste resultaten daarvan zijn ook al zichtbaar.
Klik hier voor een podcast over een aangepast Rijnlands model (een interview van ca. 10 minuten)
Een ingezonden brief
Op 11 juni 2010 haalde columnist Thomas L. Friedman in zijn column This time is different een Amerikaan uit South Carolina aan. Van die man werd een ingezonden brief geplaatst in The Beaufort Gazette. Thomas L. Friedman haalt niet voor niets zo’n citaat aan omdat het onderschrijft wat hij – samen met anderen (als een Rien T. Segers) al jaren beweert: burgers zullen en moeten het verschil gaan maken. Hun overheden dwingen een andere weg in te slaan. De aanleiding voor de brief was de olieramp van BP.
“I’d like to join in on the blame game that has come to define our national approach to the ongoing environmental disaster in the Gulf of Mexico. This isn’t BP’s or Transocean’s fault. It’s not the government’s fault. It’s my fault. I’m the one to blame and I’m sorry. It’s my fault because I haven’t digested the world’s in-your-face hints that maybe I ought to think about the future and change the unsustainable way I live my life. If the geopolitical, economic, and technological shifts of the 1990s didn’t do it; if the terrorist attacks of Sept. 11 didn’t do it; if the current economic crisis didn’t do it; perhaps this oil spill will be the catalyst for me, as a citizen, to wean myself off of my petroleum-based lifestyle. ‘Citizen’ is the key word. It’s what we do as individuals that count. For those on the left, government regulation will not solve this problem. Government’s role should be to create an environment of opportunity that taps into the innovation and entrepreneurialism that define us as Americans. For those on the right, if you want less government and taxes, then decide what you’ll give up and what you’ll contribute. Here’s the bottom line: If we want to end our oil addiction, we, as citizens, need to pony up: bike to work, plant a garden, do something. So again, the oil spill is my fault. I’m sorry. I haven’t done my part. Now I have to convince my wife to give up her S.U.V. Mark Mykleby.”
Klik hier voor het volledige artikel This time is different
Literatuuropgave (een selectie)
Auteur | Titel | Jaartal |
# | Herwaardering van de Rijnlandse principes : over governance, overleg en engagement | 2008 |
Thomas L. Friedman | De aarde is plat : ontdekkingsreis door een geglobaliseerde wereld (12e dr.) | 2008 |
Maarten Huygen | Amerikaanse toestanden : hoe het poldermodel verdwijnt (een verrassend actueel boekje – columns uit 2000) | 2000 |
Kishore Mahbubani | De eeuw van Azië : een onafwendbare mondiale machtsverschuiving | 2008 |
Jaap Peters | Het Rijnlandboekje 2.0 : de toekomst van het Rijnland model (met medewerking van o.a. Matthieu Wegman) | 2009 |
Rien T. Segers | Nederland na de crisis : leiderschap in een nieuwe wereld | 2009 |
Klik hier voor een uitgebreide literatuuropgave in het kader van het jaarthema Tijd voor een nieuwe lente |
Websites
Website van Koen Krikke (Den Bosch) over Het Rijnland boekje 2.0
Tegenlicht uitzendingen van februari 2010 Crisis als kans
(Oss, donderdag 17 juni 2010)
HET IS DE AMERIKAANSE BEDRIJFSCULTUUR, STUPID!
door Rien T. Segers
Toen ik in de vorige eeuw bij slecht weer naar mijn gymnasium in Oost-Brabant treinde, waren mijn medereizigers veelal werknemers van DAF en Philips. Mij is altijd bijgebleven hoe ze met trots spraken over hun dagelijkse werk, over ‘hun’ bedrijf en over ‘hun’ meneer Hub, Wim of Frits. Het waren de hoogtijdagen van het Rijnlandse model. Een kleine generatie later is deze trots van de Nederlandse werknemer sterk verdwenen, zijn de sociaal geëngageerde meneren Hub, Wim en Frits vervangen door koel calculerende CEO’s en CFO’s en is Organon MSD geworden.
Het MSD drama in Oss is allereerst een ramp voor diegenen die van de ene dag op de andere betrekkelijk willekeurig ontslagen worden. Het is een mokerslag voor een regio die relatief weinig compensatiemogelijkheden kent. Maar het is ook een teken aan de Nederlandse wand, dat het niet bij ‘Oss’ alleen zal blijven. Het MSD drama laat de ultieme consequentie zien van het inruilen van onze eigen Rijnlandse bedrijfscultuur voor de Anglo-Amerikaanse.
Maar in de berichtgeving in de media wordt de oorzaak van de MSD ramp tot nu toe veelal gezocht in de heersende globalisering. Doordat de wereld in zeker opzicht inderdaad een dorp is geworden, zoals Marshall McLuhan decennia geleden al voorspelde, kunnen producten in principe waar ook ter wereld gefabriceerd worden. En dan het liefst in Oost-Azië, waar het werk goedkoop en het arbeidsethos hoog is. Het is niet alleen onbelangrijk geworden waar geproduceerd wordt, maar het is ook minder relevant geworden wie dat doet, waar het hoofdkantoor en waar de researchafdeling staat.
Maar er is nog een andere, meer fundamentele verklaring voor de teloorgang van het eens zo trotse en succesvolle Organon. Dit bedrijf is helaas het slachtoffer geworden van het systematisch afbouwen van onze eigen succesvolle naoorlogse bedrijfscultuur om die te vervangen door het Amerikaanse model. Deze Amerikaanse bedrijfscultuur heeft de Nederlandse zeilen in de jaren 90 bol doen staan. Maar door de financieel-economische tsunami van 2007 implodeerde de Amerikaanse bedrijfscultuur met de bekende dramatische gevolgen. Het leiderschap van Amerika is tanende, het land is technisch failliet en wordt op de been gehouden door miljarden injecties van de eigen overheid en door bergen krediet uit China en Japan. Het economisch zwaartepunt van de wereld verplaatst zich nu nog sneller dan gedacht naar Azië, de oververhitting daar ten spijt. De crisis zorgt voor sterk veranderde verhoudingen in de wereld.
Wel zijn we in ons land opgezadeld met na-ijlende, dramatische effecten van het Anglo-Amerikaanse bedrijfsmodel. Dit model kent in zijn rat race naar eindeloze vergroting van aandeelhouderswaarde twee fasen. In de eerste fase verdwijnen de lager betaalde banen door outsourcing van de massaproductie naar lage lonen landen. Aansluitend treedt een tweede fase op waarbij ook de hogere, kennisintensieve functies aan de beurt zijn. Dat we nu in die tweede fase in Nederland zitten, valt af te lezen aan de ontslagen bij MSD en de wijze waarop die door Merck verantwoord worden met een nietszeggende verwijzing naar ‘een noodzakelijke strategische keuze’. Deze ontwikkeling is de échte verklaring voor het MSD drama.
En wat doen de Nederlandse beleidsmakers? Ze staan erbij en kijken ernaar. De ten hemel geheven handen van demissionair minister Van der Hoeven spreken in MSD verband boekdelen. Nederland ontbeert op dit moment een toekomststrategie waarmee ons land sterk en competitief uit de huidige crisis tevoorschijn kan komen. Het Nederlandse politieke systeem dat zo’n toekomstvisie zou moeten opstellen laat het volledig afweten. In de afgelopen verkiezingscampagne heb ik er tevergeefs naar gezocht. De landelijke politiek is besluiteloos, het bedrijfsleven oogt afwachtend, het zogenaamde innovatieplatform bleek voornamelijk een vals plat, burgers stemmen verdeeld en maken mede daardoor de vorming van een sterke visionaire coalitie schier onmogelijk.
Wat te doen? Hoe te voorkomen dat MSD Oss een ramp voor regio en land wordt? Allereerst betreft het noodzakelijke acties richting Den Haag zoals op donderdag 15 juli. Maar daarnaast dient Oss geen middel onbeproefd te laten om ook de Amerikanen van Merck op hun verantwoordelijkheid in een veranderde wereld te wijzen. Oss heeft een case! Spreek hen in hun taal aan: in een moderne civil society kunnen bedrijven niet at random gesloten en verplaatst worden met als enig argument: rationalisatie van de eigen bedrijfsvoering. Wijs hen op de menselijkheid van hun president Barack Obama en probeer een ontmoeting met deze president te realiseren. Leg de Amerikanen uit dat dit een BP ramp voor Oss en Nederland is. Uiteraard is een dergelijke missie geen klein-jongenswerk en er is ook niet veel tijd. Een dergelijke actie kan alleen succesvol zijn als deze voldoende statuur heeft en uitgevoerd wordt in eendrachtige samenwerking tussen regering, het provincie- en stadsbestuur, BOM, werkgevers en werknemers, politieke partijen.
Blijft een dergelijke actie uit of is zij te eenzijdig of te locaal van strekking, dan moet gevreesd worden dat het MSD échec niet tot Oss beperkt blijft, gezien de kracht van de ingetreden tweede fase van het Anglo-Amerikaanse model. Dit proces stoppen is uiterst lastig gezien de malaise in de Nederlandse besluitvorming en het structurele gebrek aan daadkracht, maar het is niet onmogelijk. Met een dergelijke poging om met vereende krachten de schade te beperken zou Oss niet alleen zichzelf een grote dienst bewijzen maar geheel Nederland. Een dergelijke poging zou zeker ook kunnen rekenen op de goedkeuring van meneer Saal…
(donderdag 17 juni 2010)
Één reactie op “Rien T. Segers. Wat staat Nederland te doen na de crisis?”
[…] Rien T. Segers. Wat staat Nederland te doen na de crisis? […]