Willem van der Does is als hoogleraar experimentele psychopathologie werkzaam bij de Universiteit Leiden en het Leids Universitair Medisch Centrum. Vanuit die hoedanigheid heeft hij de afgelopen jaren een drietal boeken geschreven waarin hij zich mengt in zaken die in het publieke debat spelen. Hij benadert die onderwerpen vanuit zijn achtergrond als psycholoog.

In zijn laatste boek Met de wetenschap van nu : graaiers, draaiers en spijtoptanten formuleert hij het in het voorwoord als volgt:
Waar bemoei ik me eigenlijk mee, als psycholoog? Is niet één van de oorzaken van de onvrede dat tegenwoordig iedere ondeskundige maar in het journaal, in praatprogramma’s en op internet zijn ongefilterde mening mag ventileren? Dit boek gaat echter niet over de oorzaken van de maatschappelijke onrust of van de economische crisis. Daarover worden al genoeg boeken, columns en opiniepagina’s volgeschreven, en op dat gebied ben ik inderdaad ondeskundig.
Een deel van de problemen wordt echter veroorzaakt doordat mensen onvoldoende in de gaten hebben hoe emoties gedrag bepalen, en hoe humeuren en temperamenten een rol spelen in maatschappelijke en politieke gebeurtenissen. Daar meen ik wel een duitje over in het zakje te kunnen doen.
Dit boek is bedoeld voor mensen die eens met een andere, psychologische blik naar de actualiteit willen kijken. Hoe komt het dat we ons al vijftien jaar opwinden over de graaicultuur, terwijl het alleen maar erger wordt? Waarom vinden mensen het zo moeilijk excuses te maken voor hun fouten? Waarom ziet het er vaak zo hypocriet uit als ze een keer wel excuses maken? Wat is het effect van het zaaien van angst en van negatieve campagnes op kiezersgedrag? In dit boek worden deze en andere klassieke psychologische verschijnselen en mechanismen besproken, die waarneembaar zijn in de samenleving en de politiek.
En vervolgens komen in dit boek uit 2010 (feitelijk bewerkingen van columns uit een universiteitsblad) een elftal onderwerpen aan bod.
Alle boeken van Willem van der Does zijn uitgegeven door Scriptum. Hij heeft een vlotte pen en het lezen wordt (extra) veraangenaamd door de talloze tekeningen van Peter van Straaten, die als geen ander het menselijk ‘gedoe” weet te pakken. Hieronder volgen enkele citaten.
Achterdocht
Maar soms is het wantrouwen wel degelijk te testen. Bijvoorbeeld in 2008 bleek na het Fitna-debat dat een groot deel van de bevolking geloofde dat de minister van Justitie officiële notulen van een gesprek tussen hem en Wilders had laat vervalsen. () Even afgezien van de mogelijkheid van geheugenproblemen bij Wilders of bij de andere gespreksdeelnemers, hebben we hier te maken met twee mogelijkheden: vervalste notulen of een politicus die complotten ziet – al dan niet als strategie.
Het feit dat de Tweede Kamer (met uitzondering van D66), ondanks de publieke opinie, niet geïnteresseerd was om de complottheorie serieus te nemen, betekent dat men er gedateerde theorieën op nahoudt over de omgang met paranoia. Men had deze zaak beter tot de bodem kunnen laten uitzoeken. De uitslag zou niet iedereen overtuigd hebben, maar nu zijn de meeste mensen dit incident vergeten. het gevoel van achterdocht is daarmee echter nog niet vergeten. En een gevoel van achterdocht, waarvan de bron uit het geheugen is verdwenen, is aanmerkelijk moeilijker te bestrijden.
Angst
En wat gebeurt er dan in het stemhokje? Zullen de expliciete, rationele opvattingen (‘Racisme is slecht’) of de impliciete, emotionele opvattingen (‘moslims zijn gevaarlijk’) prevaleren? Dat hangt ervan af. De opvattingen zijn geworteld in verschillende netwerken in het brein. De opvattingen waaraan het sterkst wordt geappelleerd zullen uiteindelijk de doorslag geven. Wie ervoor wil zorgen, moet dus appelleren aan expliciete opvattingen, maar tegelijkertijd impliciete opvattingen niet negeren of onder het tapijt schuiven. Wie hoopt dat impliciete opvattingen de doorslag gaan geven, probeert daaraan te appelleren en doet er tegelijkertijd goed aan om lippendienst te bewijzen aan de expliciete opvattingen.
() Al te openlijk racisme valt echter slecht bij de gemiddelde kiezer, dus het expliciete netwerk moet ‘gerustgesteld’ worden door geregeld dingen te zeggen als ‘Het gaat me niet om de moslims, maar om de islam’ en ‘Niet de islam als godsdienst is een probleem maar de islam als ideologie’. Hiernaar kun je dan later altijd wer terugverwijzen als je beschuldigd wordt van extreme uitspraken.
Politieke persoonlijkheden
De consensus na honderden studies in allerlei landen is dat de persoonlijkheid beschreven kan worden in vijf hoofddimensies. Die worden wel de Big Five genoemd: introversie/-extraversie, stabiliteit/neuroticisme, openheid voor nieuwe ervaringen, meegaandheid en zorgvuldigheid. () Uit het onderzoek naar wat het publiek vond van de persoonlijkheid van de politici Kerry, Bush, Berlusconi en Prodi bleek echter iets aparts. Na statistische bewerking van hun scores bleek dat de vijf dimensies niet terug werden gevonden. Alle scores konden nog veel efficiënter samengevat worden, namelijk in slechts twee dimensies. De samenhang tussen hoge scores op ‘extraversie’ en lage scores op ‘meegaandheid’ was zo groot dat die dimensies niet meer te onderscheiden waren en dus samengevat konden worden in één dimensie, die de onderzoekers ‘daadkracht’ noemden. () Het is opmerkelijk dat de structuur van vijf dimensies in dit onderzoek niet werd teruggevonden: mensen schijnen in hun huisdieren nog de Big Five te herkennen, maar voor politici hebben we dus genoeg aan twee dimensies.
Zelfregulering
Sommige politici kunnen zich onvoldoende beheersen om de kortetermijnwinst – tevreden stellen van boze kiezers en journalisten, aandacht trekken, je profileren, je lekker opwinden en je belangrijk ‘en je moreel superieur voelen – te laten liggen, om de langetermijnwinst van meer gematigd en weldoordacht gedrag (uitvoerbare voorstellen, verstandige besluiten, vertrouwen van de burger in de politiek – te kunnen incasseren. Daarmee wordt de rust en stabiliteit van de samenleving geen dienst bewezen.
Geluk
Uit een analyse van het inkomen en welbevinden van ruim 85.000 Britten is gebleken dat je welbevinden samenhangt met de positie die je inneemt ten opzichte van je vergelijkingsgroep, en niet je absolute inkomen of met het modale inkomen van het hele land. Mensen die het relatief slecht doen in hun vergelijkingsgroep voelen zich dus ongelukkig, zelfs als ze ruim boven modaal verdienen. Dat betekent dat als we in Nederland met zijn allen twee keer zoveel gaan verdienen, niemand gelukkiger wordt omdat iedereen dezelfde positie behoudt ten opzichte van zijn eigen vergelijkingsgroep. () Voor de vakbonden zouden deze gegevens ook te denken moeten geven. Het laat zien wat het fnuikende effect is van de wedloop van topinkomens. () Als de top niet langer twintig keer zoveel verdient als de gemiddelde werknemer – zoals in 1980 – maar vijftig keer zoveel – als nu – zal de onvrede toenemen. () Vergeet dus de nachtelijke onderhandelingen over een kwart procent bij de volgende CAO voor de banken. Niet het salaris van de werknemers, maar dat van de Raad van Bestuur wordt de inzet. Dat gaat terug naar normale proporties of anders worden de vakbondsleden geholpen om hun rekeningen en hypotheken elders onder te brengen. Schande zal er gesproken worden van zo’n strategie, net als de oproep van Lakeman. Maar het geluksgevoel van de werknemers, en uiteindelijk van iedereen, is veel meer gediend met een rechtvaardiger verdeling dan met anderhalf procent erbij.
Lees in dit verband ook het boek Waarom zijn we niet gelukkig? (uit 2005) van Richard Layard.
Hebzucht
Hoe voorkom je regelgeving? Briefje, akkoordje, rapportje. En de bankiers vinden het nu welletjes. Steeds geïrriteerder worden we erop gewezen dat de crisis heus niet alleen hun schuld is en dat de discussie wel eens op een andere toon gevoerd mag worden. En het klopt, bankiers zijn geen grotere slechteriken dan wij. Ze doen net als iedereen: kijken hoe ver ze kunnen gaan – omkleed door kletskoek waar ze – want zo werkt de menselijke psyche – zelf in zijn gaan geloven: we moeten de beste mensen vasthouden, en het leidt tot betere prestaties. Ook nu iedereen de puinhoop ziet die de ‘beste mensen’ ervan hebben gemaakt, blijven we deze onzin horen.
Groepsidentiteit
Het debacle met de Noord-Zuidlijn in Amsterdam is ook een mooi voorbeeld. De destijds verantwoordelijke wethouder verdedigde in 2009 nog vurig zijn besluit in het discussieprogramma Buitenhof, vast overtuigd van zijn morele gelijk: alle grote projecten in de wereld komen tot stand dankzij mensen met een visie die niet ten prooi vallen aan zwartkijken. Vandaar dat de post onvoorzien op de begroting vier procent had bedragen. Hij klonk bijna overtuigend, maar helaas voor hem was het volgende interview in hetzelfde programma met de scheidende bestuursvoorzitter van Shell. Deze werd nog even gevraagd naar zijn mening over het voorafgaande interview. Hoe pakt Shell dat aan bij grote infrastructurele projecten? Een post onvoorzien van dertig procent, was het ontnuchterende antwoord. Kennelijk was dergelijke informatie destijds niet tot de Amsterdamse gemeenteraad doorgedrongen.
Demoniseren
Op dezelfde manier als Bush zijn patriottische imago probeerde te versterken door het patriottisme van zijn tegenstander in twijfel te trekken, probeert Wilders leiderschap te suggereren door het leiderschap van zijn tegenstanders te beschimpen. Wilders zelf begrijpt het effect van negatieve campagnes echter prima: als iemand zijn motieven in twijfel trekt (‘Stop de verwildering’), gaat hij direct in de tegenaanval en eist op hoge toon excuses. Wie discrimineert, roept dat hij gedemoniseerd wordt. Wie door Wilders het etiket ‘laf’ krijgt opgeplakt heeft voldoende munitie voor een tegenaanval. Hij kan erop wijzen dat Wilders ‘linkse’ journalisten mijdt, dat hij geen begin van democratie in zijn partij durft toe te laten en dat zijn debatstijl stoer oogt, maar ontwijkend is. Wilders zocht continue het debat met minister Vogelaar, maar haar opvolger ging hij uit de weg omdat hij aan zijn water voelde dat het risico dat hij klop kreeg te groot was – geen dappere strategie, maar welke politicus noemt dat bij naam?
Spijt
De verontschuldiging van Deckers is een mooie illustratie van de werking an een psychologische natuurwet: cognitieve dissonantie. Want wat hield de spijtbetuiging nu eigenlijk in? Ten eerste verklaarde Deckers dat hij als baas van Van Lanschot eigenlijk helemaal geen reden zag voor excuses. Er even aan voorbijgaand dat hij 22 jaar bij ABN Amro heeft gewerkt, stelt Deckers dat Van Lanschot zich altijd keurig heeft gedragen. Maar vooruit, hij wil toch wel excuses maken: hij had eerder moeten waarschuwen voor het gedrag van sommige collega’s.
Ondertussen wordt het eigen straatje nog even schoongeveegd: Van Lanschot heeft nooit extreem hoge bonussen betaald. Omdat deze bewering vrij gemakkelijk is te controleren moeten we er hier vanuit gaan dat dit geen geval is van glashard liegen, maar dat dit een voorbeeld is van cognitieve dissonantie die wordt opgelost via zelfrechtvaardiging. Cognitieve dissonantie betekent dat Deckers zelf werkelijk gelooft wat hij schrijft en dat hij dus vindt dat het cashen van 714.000 euro aan opties door een van zijn bestuurders in het crisisjaar 2008 niet valt onder de noemer ‘extreem hoge bonus’. In 2007 ontving hij zelf 716.000 euro aan bonussen en opties, bij een vast salaris van 634.000 euro. In 2008 ontving hij in totaal 980.000 euro, in 2009 505.000 euro. In 2010 kan de beloning weer oplopen tot 1.8 miljoen euro, zestig keer modaal. Tja, zo kan iedereen zich wel keurig gedragen.
Escalatie
Net als bij ontregelde gezinnen zal het aantrekken van de regels in eerste instantie leiden tot weigering en een toename van het ongewenste gedrag. Als gejengel langdurig beloond is, duurt het even voordat het doordringt dat de regels zijn veranderd. Maar als de regel consequent gehandhaafd wordt en discussie over de regels afgaat van de spreektijd, zal het lesje snel zijn geleerd. Kamerleden kunnen buiten de vergaderzaal zo grof zijn als ze verkiezen. De wijze waarop in de kamer wordt gedebatteerd, heeft echter ook een symbolische waarde en een boorbeeldfunctie.
Andere titels
Dan Ariely. Waarom we altijd tijd te kort komen & ander irrationeel gedrag (Contact 2008)
Willem van der Does. Dat moet mij weer gebeuren : zwartkijkers, zeurpieten en pechvogels (Scriptum 2005)
Willem van der Does. Zo ben ik nu eenmaal! : lastpakken, angsthazen en buitenbeentjes (Scriptum 2004)
Stuart Sutherland. Irrationaliteit (Nieuwezijds, 2010)
(zondag 14 november 2010)