Categorieën
Muziek

Love – en 50 cd’s uit 2010

Nu het jaar 2010 op z’n end loopt moet (Ja, dat moet!) de muzikale balans opgemaakt worden.

Een sport waar veel muziekliefhebbers min of meer fanatiek mee bezig zijn. Er is een verschil tussen professionals en liefhebbers. Professionals hebben een officieel podium of platform.  Liefhebbers kunnen alleen terecht bij naasten en sinds de opkomst van internet op vele blogs en enkele websites. Op www.muzieklijstjes.nl worden de meest relevante professionele lijstjes verzameld (de eerste verscheen in 1973 in Oor) (internationaal gezien).

Hieronder een poging van een (meer dan serieuze) liefhebber om zijn keuze toe te lichten. En – dat moet nu al gezegd – dé plaat van 2010 is in de zomer van 2009 verschenen. Op een klein Amerikaans label. En met een meer dan clichématige titel: Love. En toch is dat de cd die sinds de zomer van 2010 keer op keer in de cd-speler werd geschoven. Of waarvan tracks werden opgenomen op een cadeau-cd voor vrienden en bekenden. Liedjes die (nu al) in de playlist terecht zijn gekomen met de ‘best songs ever written’. Maar, dat moet ook (nu al) gezegd worden: Anna Wolfe is volstrekt onbekend. En de cd is moeilijk te verkrijgen.

Maar waren er geen andere kandidaten? Jazeker. Meerdere. Die worden hieronder kort aan u voorgesteld. Maar aan het eind zal Anna Wolfe met haar Love als ‘winnaar’ van 2010 worden gepresenteerd. Vooraf is een waarschuwing op z’n plaats. De lijst heeft niet de bedoeling dé belangrijkste, laat staan dé beste van 2010 aan u te presenteren. De lijst is subjectief; bevat wel veel relatief onbekende namen. Artiesten die het verdienen om meer bekendheid te verwerven.

Per titel worden waar mogelijk flarden uit recensies aangedragen. Uit een vijftal tijdschriften (Oor, Heaven, Revolver en de opvolger Revolver’s Lust for life, Mojo) en de website van de centrale Diskotheek Rotterdam (beter bekend onder de naam Muziekweb). Dan hoort u het ook eens van een ander. Waarom een bepaalde titel kwaliteiten heeft. Al met al is het een lijvig dossier geworden.

(woensdag 1 december 2010)

Nummers 41-50

51 – een ouderwetse Neil-Youngplaat, ná jaaaaaaaaaaaaren!
Neil Young. Le noise (Reprise 2010)

Oor: Zo kwam de onverstoorbare dinosaurus de afgelopen twintig jaar op de proppen met het en na het andere mediocre album, dat vanwege een paar prachtige liedjes telkens met de mantel der liefde werd bedekt. () Zeker bij de allereerste beluistering klinkt deze unieke proeve van rock noir ronduit fascinerend, terwijl er melodisch en harmonisch toch weinig spannends gebeurt (Geert Henderickx in nr 11 december 2010)

Muziekweb: Sinds zijn debuut in 1968 maakte Neil Young al meer dan dertig albums, waarvan de meeste zijn te verdelen in de categorieën ‘solo en akoestisch’ of ‘met Crazy Horse en elektrisch’. Strikt genomen kan Le Noise niet onder deze noemers geschaard worden en is het eerder een voortzetting van een andere constante factor in de discografie van de Canadees: het op het verkeerde been zetten van luisteraars. Met producer Daniel Lanois (de slechte woordspeling in de titel verwijst naar hem) achter de knoppen speelde Young in zijn eentje acht nummers in. Maar waar je Harvest (1972) of Silver & Gold (2000) op kan zetten tijdens terwijl je visite ontvangt, is Le Noise een solo-album dat je absoluut niet ongemerkt voorbij kan laten trekken. De versterkte gitaar en stem van Young werd door Lanois zodanig overstuurd en bewerkt dat de echo’s en ruis je om de oren vliegen. Het geeft de typische Young-composities iets extra’s. Precies op het moment dat de cd zijn verrassingseffect dreigt te verliezen verschijnt daar het grotendeels met rust gelaten juweeltje Love And War. Young is niet op zijn lauweren gaan rusten en durft zich ook nog te vernieuwen. Gelukkig maar. (JE)

Eindlijstjes: nummer 31 in de Mojo, nummer 2 in de Uncut, nummer 20 bij Rolling stone.
50 – zonder Alison Krauss, maar dezelfde ‘sfeer’ / tevens coverplaat 1
Robert Plant. Band of joy (Decca 2010)

Mojo: Country chanteuse Patty Griffin is clearly this record’s Alison Krauss; a perfect foil as Plant taps the more sensual stations of his range. (James McNair in nr. 203 oktober 2010)

Muziekweb: Op binnenhoes lacht de 62-jarige Robert Plant schalks naar de kopers van zijn cd. Hij heeft vast een binnenpretje over een nieuw idee waarmee hij zijn fans weer op het verkeerde been kan zetten. Want het siert Robert Plant dat hij liever nieuwe muziek maakt dan dat hij kiest voor een goedbetaalde reünietour met Led Zeppelin. Hij bracht in plaats daarvan een verrassend duetalbum uit met countryicoon Alison Krauss. Ook dat succes kreeg (vooralsnog) geen vervolg en dus brengt Plant in 2010 gewoon weer een soloalbum uit. Hoewel, ‘solo’? Plant wordt in elk nummer bijgestaan door de Band Of Joy, een groep ervaren artiesten die hun sporen verdienden in het Amerikaanse rootswereldje. Dit gelijknamige album is een liefdevol allegaartje van covers, traditionals en een enkele eigen compositie. Het vakkundige spel en de unieke stem van de meester zelve zorgen ervoor dat dit album als een coherent geheel klinkt. Robert Plant en zijn fans hebben zo genoeg reden om te blijven lachen. (PdK)

Eindlijstjes: Nummer 32 in de Mojo, nummer 5 in Uncut, nr. 2 in de Q, nummer 8 in Rolling stone.
49 – zou het de laatste zijn? / coverplaat 2
Johnny Cash. American V : Ain’t no grave (American 2010)

Revolver: Heel bijzonder is dat Cash tijdens deze laatste opnames af en toe zo’n opleving krijgt dat in zijn stem zowaar weer even de kracht en de glans van vroeger terugkeert. Alsof God hem persoonlijk zo nu en dan een duwtje in de rug geeft. (Harry de Jong nr. 2 maart 2010)

Muziekweb: Een sticker op de hoes van American V kondigde dat album al aan als ‘the final recordings’. Een verrassing dus, dat er dus nog een zesde deel uitkomt van Johnny Cash’ American Recordings-serie. Dit is écht het laatste deel volgens Rick Rubin, de producer met wie de overleden zanger deze serie albums opnam. Cash zong de nummers van Ain’t No Grave drie maanden voor zijn dood in. Hij klinkt oud en breekbaar en zijn stem trilt door de ziekte van Parkinson. Cash weet dat zijn dood aanstaande is en dat maakt I Corinthians 15:15, de laatste song die hij schreef, tot een bijzonder nummer. ‘O Death, where is thy sting?’ zingt hij in het nummer. Hij neemt een hoopvol voorschot op de aanstaande ontmoeting met zijn God. Hij besluit het album met Aloha Oe. Het is een grijsgedraaide evergreen uit Hawaï, maar wanneer Johnny Cash voor de laatste keer ‘until we meet again’ zingt zoals alleen hij dat kan, dan laat dat geen enkele Cash-fan onberoerd. (PdK)

Eindlijstjes: genoemd in Uncut’s Americana-lijst (nr. 18)
48 – alle critici: een ouderwetse Dr. Johnplaat

Dr. John. Tribal (Proper 2010)

Revolver’s Lust for life: Als een verrassing komt dat natuurlijk niet echt, want zijn vorige album The city that care forgot (2008) was al van grote klasse. Ditmaal voert hij ons door een uitgelezen verzameling van zestien composities heen. () Laat de oude dokter maar schuiven. Dat hij nog lang dit soort prachtige albums mag maken. (Jaap van Eik nr. 3 – september 2010)

Muziekweb: Tijdens zijn carrière die inmiddels meer dan vijftig jaar beslaat, heeft Mac Rebennack alias Dr. John zich ontwikkeld van sessiemuzikant tot een niet meer weg te denken kleurrijk personage uit New Orleans. In de tv-serie Treme, over het New Orleans na de destructieve werking van orkaan Katrina, speelt hij zichzelf. Gelukkig heeft hij nog tijd genoeg over om muziek te maken. Met Tribal is de dokter weer goed op dreef met de muziek die hem legendarisch maakte. De smerige swampblues uit de tijd dat hij nog de ‘Nighttripper’ werd genoemd blijkt een tijdloos karakter te hebben. In The Lower 911 lijkt Dr. John zijn ideale begeleidingsband gevonden te hebben. Na City That Care Forgot (2008), over de directe gevolgen van Katrina, staat deze band hem wederom bij op Tribal, dat verhaalt over de wederopbouw van de Crescent City en het gebrek aan hulp vanuit de politiek (Only In America). Dit alles wordt ondersteund met laidback funk en boze blues en laat horen dat Dr. John op zijn zeventigste jaar nog goed op dreef is. (AD)

Eindlijstjes: Heaven (2 van de 21 man).
47 – Ry Cooder goes folk, met een vleugje Spaan
Chieftains (featuring Ry Cooder). San Patricio (Hear muisc 2010)

Muziekweb: Tijdens de oorlog tussen de Verenigde Staten en Mexico (1846-48) liep één regiment over van Amerika naar Mexico. Het bataljon bestond vooral uit arme, Ierse soldaten. Ze waren het racisme van de Amerikanen zat en vonden bij de katholieke Mexicanen een welkom onderdak. Chieftains-voorman Paddy Moloney weet zeker dat er muziek werd gemaakt toen de legers elkaar voor het eerst ontmoeten. Want Mexicanen zijn dol op muziek en Ieren zijn dat ook, zo weet hij uit eigen ervaring. Ry Cooder vond het ook een geweldig idee en legde het contact met een keur aan Mexicaanse gasten die dit album mogen inkleuren. Zo doen zangeres Lila Downs en mariachiband Los Tigres Del Norte mee. Carlos Núñez, de doedelzakspeler uit het noorden van Spanje, is ook een raak gekozen gast. Het resultaat is een vrolijke mix van Mexicaanse en Ierse volksmuziek. De Mexicanen (en Ieren) verloren de oorlog uiteindelijk, maar met dit album levert de samenwerking anderhalve eeuw later alsnog een feestelijk resultaat op. (PdK)

Eindlijstjes: Heaven (3 van de 21).
 
46 – Niet zo goed als King of America (uit 86) maar het komt in de buurt
Elvis Costello. National ransom (Hear music 2010)

Mojo: Three real Elvis mountaintop moments then – and no lows. The other dozen tracks, T-Bone Burnett producing, evince Costello’s usual range of pungent moods, style, and enjoyably angular writing, words and tunes. (Phil Sutcliffe nr. 204november 2010)

Muziekweb: Na de release van zijn roots- en countryplaat Secret, Profane & Sugarcane (2009) ging Elvis Costello op tournee met de gastmuzikanten van deze cd. De meesten van hen hadden nog nooit live met elkaar gespeeld en het viel Costello op dat ze perfect met elkaar overweg konden. Terwijl de tournee nog maar net onder weg was, inspireerde de nieuwe begeleidingsband, omgedoopt tot The Sugarcanes, de bebrilde zanger tot het maken van een nieuwe plaat. Hij boekte een nieuwe sessie met producer T Bone Burnett en begon nummers te schrijven. Van het originele concept is hij deels afgestapt, want National Ransom is veel drukker gearrangeerd dan eigenlijk de bedoeling was. Zo is drummer Pete Thomas, absent op het vorige werk van Costello, in redelijk wat nummers van de partij. National Ransom is een goede verzameling songs, zoals we van de ervaren schrijver gewend zijn. Geboren uit een roes van inspiratie en enthousiasme voor zijn nieuwste band, straalt het plezier af van de zestien nummers. Met weer een uur aan goed doordachte muziek is het predicaat ‘belangrijkste Britse songschrijver van de laatste decennia’ inmiddels zonder twijfel op Costello van toepassing. (JE)
 
45 – dé plaat uit haar carrière
Mary Gauthier. The foundling (Proper 2010)

Revolver’s Lust for life: Met deze onopgesmukte en door Michael Timmins geproduceerde muzikale autobiografie maakt Gauthier haar status van vrouwelijke Kris Kristofferson meer dan waar. (Harry de Jong in nr 1 – juni 2010)

Muziekweb: De jeugd van Mary Gauthier ging niet over rozen. Als baby werd ze afgestaan door haar moeder en geadopteerd door een ruziemakend stel. Op haar vijftiende liep ze weg van huis en kwam in aanraking met slecht betaalde baantjes, drugs en uiteindelijk justitie. Pas op haar vijfendertigste vond ze haar ware identiteit als singer/songwriter. Verschillende cd’s vonden onder luid applaus van critici de weg naar de luisteraar. Nadat ze op eerdere albums haar (overwonnen) alcoholisme bezong gaat The Foundling over haar zoektocht naar haar biologische moeder. Ze vond haar uiteindelijk, maar tot een hartelijke kennismaking kwam het niet. Voor de tweede keer in haar leven werd ze wreed verstoten. The Foundling is dientengevolge een emotioneel conceptalbum dat losjes gebaseerd is op deze gebeurtenis. Het prachtig vormgegeven boekje met veel detail voor de teksten brengt je als luisteraar nog dichter op de huid van de zangeres. Naast alle pijn is de rootsy americana zoals gewoonlijk van een hoog niveau. ‘I do have a good life’, zegt de Amerikaanse in haar biografie. Het tekent haar doorzettingsvermogen en haar openhartigheid. (JE)

Eindlijstjes: genoemd in de Americana-hoek in Uncut (nr. 14), Heaven (4 van de 21).
 
44 – mannen die mooi kunnen zingen
Midlake. The courage of others (Bella union 2010)

Heaven: Als bezwaar zou je hooguit kunnen inbrengen dat al die ernstige, gedragen liedjes op de lange duur iets eentonigs krijgen. Hoe veel pastorale romantiek kan een mens verdragen? Laat ik maar bekennen dat de tolerantiegrens bij mij vrij hoog ligt (Paul van der Lecq nr. 3 mei/juni 2010)

Muziekweb: Het tweede album van de Texaanse band Midlake, The Trials Of Van Occupanther uit 2006, was een echte groeiplaat. De groep die zich op het onopvallende debuut Bamnan & Slivercork nog een trouw adept van Radiohead had getoond maakte op dat album een enorme stap vooruit met een melodieus, bijna Californisch aandoend poprockgeluid. De plaat haalde menig jaarlijstje. Vervolgens werd er bijna vier jaar aan de opvolger gewerkt, jaren waarin voorman Tim Smith zich naar eigen zeggen vooral liet inspireren door de Britse folkrock van de jaren zestig. Invloeden van Pentangle, Nick Drake en Fairport Convention zijn zeker terug te horen op The Courage Of Others. Nog meer dan op de voorganger ligt het accent op akoestische instrumenten, zoals de gitaar en de fluit. Maar aan het wezen van de muziek is gelukkig weinig veranderd. Midlake heeft het geluid van ‘Occupanther’ slechts verder uitgediept en bewijst met The Courage Of Others definitief een blijvertje te zijn. (MS)

Eindlijstjes: nummer 7 in de Mojo, nr. 27 in de Q, 4 personen in de Oor.
43 – cd die opvallend vaak wordt genoemd
Laura Marling. I speak because I can (Virgin 2010)

Heaven: Wat een enorme verdieping laat Marling horen op I speak because I can. Zowel in haar zang als haar liedjes dringen zich alleen vergelijkingen op met singer-songwriters van het kaliber Nick Drake en Joni Mitchell, en dan niet omdat ze daar nu echt op zou lijken (meer op Drake dan op Mitchell overigens), maar wel omdat ze zo’n zelfde sfeer van volkomen tijdloosheid weet op te roepen, met onberispelijk naturel gezongen aangrijpende liedjes die er altijd al lijken te zijn geweest. (Pieter Wijnstekers nummer 3 mei/juni 2010)

Muziekweb: Genoeg van onrustige electro of betekenisloze rock? Laat Laura Marling je meevoeren naar haar wereld vol dromerige en stemmige folk. De twintigjarige singer/songwriter uit Engeland liet voor het eerst van zich horen als lid van de groep Noah & The Whale. Voordat dat hun debuut verscheen, verliet ze de band en bracht op eigen benen een debuutalbum (Alas, I Cannot Swim uit 2008) uit dat goed werd ontvangen. I Speak Because I Can verdient tevens een positief onthaal. Niet alleen is de begeleiding van de onlangs in Nederland doorgebroken band Mumford & Sons prachtig, Marling heeft daarnaast een stem van minstens hetzelfde niveau. Ingetogener dan Martha Wainwright en minder Brits dan andere Engelse zangeressen, kan Marling een groot publiek aanspreken. Dat publiek moet er dan wel even voor gaan zitten en de tijd nemen om deze plaat een aantal keer te beluisteren. Maar het landschap van warme klanken en poëtische teksten zal deze moeite zeker lonen.(JE)

Eindlijstjes: nummer 8 in Heaven (genoemd door 3 personen). Nummer 4 in de Q, 2 deelnemers in Oor.
 
42 – wordt de laatste jaren keer op keer lovend gerecenseerd
John Mellencamp. No better than this (Rounder 2010)

Oor: Luttele weken later volgt nu alweer No better than this, waarvoor de opnames plaatsvonden in de Sun Studio in Memphis, de First African Baptist Church in Savannah en de door Robert Johnson legendarisch geworden kamer 414 van het Gunter Hotel in San Antonio. () Zo mogelijk nog beter dan zijn voorganger Life Death Love and Freedom blijkt No better than this net als het recente The Foundling van Mary Gauthier een Americana-album om van te dromen. (Geert Henderickx nummer 8 september 2010)

Muziekweb: Hoewel rond 1980 niemand méér platen in Amerika verkocht dan John (Cougar) Mellencamp staat hij sindsdien (zeker in Europa) in de schaduw van die andere ‘working class hero’, Bruce Springsteen. Een vergelijking die nog steeds op gaat. Net als zijn evenknie uit New Jersey raakte Mellencamp op zijn oude dag gefascineerd door de geschiedenis van de Amerikaanse muziek. Voor No Better Than This zocht Mellencamp plekken op die een belangrijke rol hebben gespeeld in de Amerikaanse muziekgeschiedenis, zoals de Sun-studio in Memphis en de hotelkamer in San Antonio waar blueslegende Robert Johnson zijn opnamen maakte. Op die bijna heilige plekken nam Mellencamp dertien nieuwe liedjes op. Achter de knoppen van de (analoge) opnameapparatuur zat T-Bone Burnette, de man achter talloze klassieke rootsplaten. De opzet slaagde. Op een sfeervolle plaat horen we een zanger met een vanzelfsprekende autoriteit, bij wie de levenservaring mooie barsten op zijn stem heeft achtergelaten. (MS)

Eindlijstjes: nummer 5 in Heaven (genoemd door 4 personen). In Rolling stone nummer 12.
 
41- wordt inmiddels tot de grote jongens gerekend 
Ray Lamontagne & the Pariah dogs. God willin’ & the creek don’t rise (RCA 2010)

Heaven: La Montagnes vierde cd illustreert de niet aflatende creatieve inspiratie van deze grootheid. Net als op voorganger Gossip in the grain opent het album met een bedrieglijk funky, groovy nummer waarin hij zelfbewust van zich afbijt: I ain’t your Repo man! () Veel beter worden ze echt niet gemaakt. God wiliin’, dat het niveau van de vorige twee platen moeiteloos evenaart, is een uitstekende introductie voor wie nog nooit naar La Montagne heeft geluisterd. (Harmen van Aurich in nr 6 nov/dec 2010).

Muziekweb: Zes jaar na zijn debuutalbum Trouble (2004) is Ray Lamontagne uitgegroeid tot een gevestigde naam. Op zijn vierde album krijgt zijn begeleidingsband voor het eerst een naam: The Pariah Dogs. Daarnaast nam Lamontagne voor het eerst zelf de productie voor zijn rekening. Zo wordt duidelijk hoe groot de invloed van producer Ethan Johns was op Ray’s eerste drie albums, die ieder op hun eigen manier overtuigden. Helaas, hoe vertrouwd Lamontagne’s prachtig gruizige stem ook dit keer weer uit de speakers komt, God Willin’ & The Creek Don’t Rise is de eerste tegenvallende plaat in zijn oeuvre. Na een voorzichtig swingend begin met de akoestische funkblues Repo Man, volgt een negental inwisselbare countryliedjes, compleet met pedal en lap steel. Waar Johns er een strenge songselectie op nahield en ieder nummer een eigen klankkleur gaf, koos Lamontagne voor weinig memorabel songmateriaal en voor de hand liggende arrangementen. In één van de betere liedjes, New York City’s Killing Me, zingt Lamontagne over zijn verlangen naar rust. Zijn vermoeidheid klinkt helaas te veel in deze plaat door. (MS)

Eindlijstjes: nummer 1 in Heaven (genoemd door 7 van de 21 deelnemers) / 1 keer in de Oorlijst /
 

Nummers 31-40
1 vrouw, 4 mannen, 4 groepen en een verzamelcd (samengesteld door een man). Vier Nederlandse artiesten.

40 – handhaaft zijn unieke stem, bevat enkele klassiekers
Alex Roeka. Zachtaardig vergooid (Excelsior 2010)

Muziekweb: De Nederlandse kleinkunst en popmuziek kennen een gestage traditie van artiesten die de zelfkant van het leven bezingen. Denk aan Frederique Spigt, Huub van der Lubbe en Maarten van Roozendaal met hun nachtelijke liederen vol archaïsch taalgebruik, lege drankflessen en volle asbakken. De in Antwerpen wonende Brabander Alex Roeka was al gepokt en gemazeld door een leven als zeeman en alcoholist toen hij rond zijn veertigste muziek begon te maken. Wellicht weet hij zich hierdoor te onderscheiden van collega’s want zijn gekwelde en doorleefde repertoire doet geloofwaardig en naturel aan. Roeka wekt de indruk niet anders te kunnen en hoeft zijn gekartelde stem niet te forceren. Zachtaardig Vergooid verscheen op het indiepop-label Excelsior Recordings en werd geproduceerd door huisproducer Frans Hagenaars. Hij gaf het album een stekelig en kaal geluid mee. Dit siert Roeka’s donkere ballades, chansons en popliedjes, die altijd in dienst staan van zijn van melancholie doortrokken teksten over Stille Dromers In De Stad en Dansen Op De Bodem Van De Nacht. Traditioneel ontbreekt met Ik Ben Een Renner een droef lied over wielrennen ook niet. (MR)
39 – verrassende nieuwe naam, geluid  en groepsnaam
Mt. Desolation. Mt. Desolation (V2 2010)

Revolver’s Lust for life: De wereld leerde Tim Rice-Oxley de afgelopen jaren kennen als het creatieve brein achter de popgroep Keane. Samen met gitarist Jesse Quin, onofficieel lid van die band, is de toetsenist ook de drijvende kracht achter Mt. Desolation. (Robert Haagsma nr. 5 november 2010 ****)
38 – coverplaat 3 met een opmerkelijke titel (signaal van de tijdgeest)
John Legend & The Roots. Wake up! (Columbia 2010)

Mojo: Legend’s readings of Mike James Kirkland’s Hang on in there and Bill Withers I can’t write left handed prove there’s no insurmountable boundary between such polemics and the age of Drake and Gucci Mane. Whether the backfrop is Vietnam of Afghanistan, stagflation of the credit crunch, these songs were never frozen in time. They were always candles that kept on burning. (Ben Thompson nr. 204 november 2010 ****)

Muziekweb: De eerste stappen voor Wake Up! werden al in 2008 gezet. Barack Obama moest nog gekozen worden en de binnenlandse politiek van de Verenigde Staten liet veel te wensen over. Er groeide veel onrust en er waren duidelijke parallellen te trekken met de onrust die in het begin van de jaren zeventig in zwart Amerika heerste. Niet voor niets klinkt Wake Up! als de soundtrack van een blaxploitation-film. Op muzikale wijze wordt al het onrecht aan de kaak gesteld met nummers die eerder onsterfelijk werden gemaakt door artiesten die indertijd muzikaal protest aantekenden, als Baby Huey And The Babysitters, Les McCann en Eddie Harris, Harold Melvin & The Blue Notes, Donny Hathaway, Marvin Gaye, Bill Withers en Nina Simone. Het hoogtepunt is het ruim twaalf minuten durende I Can’t Write Lefthanded, dat Withers speciaal schreef voor zijn album Live At Carnegie Hall. Toen was het bestemd voor de veteranen die gehavend terugkeerden uit Vietnam, iets meer dan dertig jaar later fungeert het als troost voor de soldaten uit Irak, waarbij het leed op schitterende wijze wordt verwoord door de snerpende gitaarsolo van Cap’n Kirk Douglas. De samenwerking tussen Legend en The Roots smaakt naar meer, want zelden heeft Legend zo krachtig geklonken als op Wake Up! (AD)

Eindlijstjes: 7 van de 21 deelnemers noemden deze plaat in Jazz. Verder nummer 48 in de Mojo, nr. 17 in de Q.
 
37 – coverplaat 4 / niet iedereen houdt van zijn stem
Ernst Jansz. Dromen van Johanna : Ernst Jansz zingt Bob Dylan, vertaald (V2 2010)

Revolver’s Lust for life: Maar geeft een verrassende draai aan een repertoire dat voor velen overbekend zal zijn. (Robert Haagsma nr. 4 oktober 2010 ****)

Muziekweb: Ernst Jansz is een echte Dylan-fan. Dat merk je aan de ernst (jawel) waarmee hij voor Dromen Van Johanna de teksten van zijn held vertaalde. Hij durfde zich daarbij nauwelijks vrijheden te veroorloven. A Hard Rain werd dus vertaald als Zware Regen en Just Like A Woman werd Als Een Vrouw. Door de betekenis van de woorden steeds boven de klank te stellen, klinken sommige teksten wat geforceerd. Muzikaal is gekozen voor weinig hemelbestormende americana. Een beetje saai dus. Toch is Dromen Van Johanna de moeite waard en dat komt vooral door de zang van Jansz. Sinds de hoogtijdagen van Doe Maar is zijn uit duizenden herkenbare hese stem bij een hele generatie Nederlandse muziekliefhebbers minstens zo geliefd als die van Dylan bij de generatie ervoor. Uit Jansz’ dromerige interpretaties blijkt dat Dylans poëzie, die in de handen van de schepper vaak het nodige venijn bevat, ook mild en intiem kan klinken. (MS)
 
36 – twee jongens die al jaren meelopen komen samen en maken een van de beste platen van hun leven
The Iain Ad Venture. Ride the times (Turtle 2010)

Heaven: Eigenlijk is dit een album waarop niks valt aan te merken. Nou ja, oké … Maar dat is spijkers op laag water zoeken omdat er zo veel fraais tegenover staat.()  Producer Joe Boyd: ‘Dit album is warm en helder, relaxed en stimulerend, bevredigend en ja, ook verrassend. (Roeland Smits nr. 5 sep/okt 2010)

Muziekweb: Ad Vanderveen maakte naam als voorman van rockband Personnel maar timmert sinds het uiteengaan van die band in 1992 internationaal aan de weg als rootsy singer/songwriter. In die hoedanigheid sloot hij vriendschap met Iain Matthews, een Britse collega met een illuster verleden in Fairport Convention en Southern Comfort. Ze werkten samen in het trio More Than A Song (met Eliza Gilkyson) en namen in 2000 als The Iain Ad Venture een naamloos album op. Ride The Times is de opvolger van die duoplaat. Beide heren leverden enkele composities. Daarnaast deden ze een dankbare greep uit de oeuvres van Warren Zevon (Mohammed’s Radio), Bobby Darin (Things), Neil Young (Mr. Soul) en Tom Waits (Heart Of Saturday Night). Een evenwichtig repertoire van louter sterke songs dat op ontspannen en intieme manier voor het voetlicht wordt gebracht: met slechts twee gitaren en wat percussie. Folkrocklegende Joe Boyd toont zich in de liner notes aangenaam verrast door de hem onbekende Vanderveen: ‘What an excellent singer/songwriter!’ Hoogste tijd dat Ad eindelijk ook in eigen land de verdiende erkenning oogst. (MS)
 
35 – Nederlands bandje/artiest  op Excelsior
Goslink. Stil leven (Excelsior 2010)

Oor: Die zijn het meest bijzonder als hij zwaar gefrustreerd van liefde en lust als een modern soort Hans Dorrestijn opereert. Tikje grover en directer, maar minstens even grappig, qua ellende. (Willem Jongeneelen nr. 8 september 2010)

Muziekweb: Harm Goslink Kuiper is kunstenaar en multi-instrumentalist. Na twee jaar deel te hebben uitgemaakt van de Rotterdamse americana-groep El Pino & The Volunteers trok hij zich terug om te werken aan dit soloproject. Stil Leven is een goed voorbeeld hoe kunst en muziek elkaar kunnen versterken. Als hoes van zijn debuut maakte Goslink een schilderijtje. Achterop plakte hij een haakje, zodat de cd tevens als stilleven dienst kan doen. Goslink is geen groots zanger maar dat compenseert hij met originele teksten, ergens tussen kleinkunst en pop, waarin hij zijn verlangen naar liefde en een ‘stil leven’ bezingt. Met zijn droogkomische humor en zelfrelativering op het gebied van de liefde steekt hij regelmatig Hans Dorrestijn naar de kroon. Uitgevoerd met akoestische instrumenten, waaronder de zelfgemaakte koekblikbanjo, de fruitkistgitaar en de visolieblikgitaar, bieden de liedjes een kijkje in de unieke wereld van Goslink. (MS)
 
34 – his Bob-ness heeft een brede smaak / vol originals die u in een andere versie kent
# – Theme time radio hour with your host Bob Dylan : season 3 (Ace 2010)

Mojo: When the cat spinning platters is the greatest living songwriter of the West, it’s not a stretch to discover that this geek has exquisite taste. () Bob broke listeners hearts all over when he disappeared from the radio racket last year … but he had another career to fall back on. (Michael Simmons nr. 205 december 2010)
33 – mislukt experiment, wél toegang tot veel mooie muziek / coverplaat 5
Barbara Sukowa and the X-Patsys. Devouring time (Winter & Winter 2010)

Op zondag 7 maart trad actrice Barbara Sukowa aan in het programma Vrije geluiden. Samen met Reinbert de Leeuw. Aan de orde kwam het project Im wunderschönen Monat Mai uit 2007 én kort haar nieuwste plaat, Devouring time.

Im wunderschönen Monat Mai is een poging van Reinbert de Leeuw om Lieder van Franz Schubert en Robert Schumann onder te brengen in een nieuwe cyclus. Barbara Sukowa zingt/zegt de Duitse teksten op een zeer expressieve manier. Een bijzondere cd. Vooral ook (of juist) voor pop-liefhebbers die wel eens een uitstapje willen wagen richting klassiek. Ze leren door deze cyclus als het ware de folk-muziek van de vroege 19e eeuw kennen. Klik hier voor een ander artikel.

Devouring time is feitelijk een mislukt project. Samen met echtgenoot en vrienden bewerkt ze verschillende klassieke popsongs. Aangevuld met onbekende liederen uit de klassieke hoek. Een mislukking, maar wel een interessante! Haar begeleidingsband heet The X-Patsys. Een knipoog naar de té jong gestorven Patsy Cline. Van wie ze enkele nummers covert. Dé Patsy Cline die door te veel mensen ten onrechte weggezet wordt als een c&w-zangeres. Luister ook een naar The Patsy Cline collection (4 cd’s uit 1991).
32 – nieuwe folknaam uit Duitsland
Ougenweide. Herzsprung (Grosse Freiheit 2010)

Muziekweb: Wat groepen als Steeleye Span en Fairport Convention in Engeland deden, dat deed Ougenweide in Duitsland. De Hamburgse groep begon als een met folk stoeiende progrockgroep, maar groeide in de late jaren zeventig uit tot een prominent vertolker van middeleeuwse muziek. Herzsprung is het eerste album van de groep in veertien jaar. De albumtitel klopt: het hart van folkliefhebbers gaat, met het beluisteren van dit album, zeker een sprongetje maken. Phol Ende Uuodan is een folkrocknummer dat gebruikt maakt van een liedtekst uit de tiende eeuw. De tekst stamt uit de enige overgebleven voorchristelijke tekst, de Merseburger toverspreuken. Het middeleeuwse Duits is amper te begrijpen, maar die mysterieuze keelklanken passen wonderwel bij de muziek. Het daarop volgende Ein Leis Und Traurig Lied laat weer een hele andere kant horen. De ijle stem van zangeres Sabine Reiss wordt begeleid door een spaarzaam arrangement van bas, piano en drums. Die nummers zijn slechts twee voorbeelden van de bijzondere liederen waarmee dit album vol staat. Herzsprung is een fraai comebackalbum van een groep die (net als het repertoire wat ze spelen) niet vergeten mag worden. (PdK)
31 – hun beste (sfeer)plaat tot nu toe
I am kloot. Sky at night (Shepherd moon 2010)

Oor: Voor het overgrote deel doen John Bramwell & co. gewoon waar ze al jaren in uitblinken: het componeren van elementaire prachtliedjes die, zoals de schrijver het zelf zegt, veelal over  ‘drinking and disaster’ handelen. Ook wat dat betreft niets nieuws onder de zon dus, en dat is in dit geval vooral een geruststellende gedachte. (Raymond Rotteveel in nr. 7 augustus 2010)

Muziekweb: ‘Never change a winning team’, zo blijkt maar weer uit dit vijfde album van van I Am Kloot. Dit trio uit Manchester debuteerde in 2001 op indringende wijze met Natural History. De productie hiervan was in handen van stadsgenoot en zanger van Elbow, Guy Garvey. De groep bouwde daarna een wisselend oeuvre op en wist hiermee een klein maar trouw publiek aan zich te binden. Op Sky At Night keert Garvey (samen met Elbow-collega Craig Potter) terug als producer en dit levert opnieuw een prachtig album op. Zanger, gitarist en songwriter John Bramwell heeft zijn kwaadheid van weleer allang achter zich gelaten en schreef een tiental louterende en intieme songs. Mooi hoe hij hierin een persoonlijke sfeer weet te combineren met traditioneel songschrijverschap. Harvey en Potter lijken dat ook te hebben begrepen en hielden het geluid kaal, met hier en daar stemmige accenten van strijkinstrumenten. Dit maakt Sky At Night tot een homogene middernachtelijke plaat waarop geen zwak nummer te vinden is. (MR)

Eindlijstjes: nr. 39 in de Q, Heaven (2 personen).
 

Nummers 21-30
Drie mannen, drie groepen en vier vrouwen. Nederlandse artiesten: nul.

30 – relatief onbekende singer-songwriter
Darrell Scott. A crooked road (Full light 2010)

Heaven: Op zijn vijftigste kijkt Darrell terug op wat hij in het titelnummer beschrijft als de straights and narrows van zijn leven. Puttend uit een groot arsenaal aan instrumenten leeft hij zijn veelzijdige talenten uit in twintig 24-karaatsliedjes. Liedjes waarin hij de vele facetten van de americana aanspreekt om een vorm van openheid te betrachten die je in de hedendaagse muziek maar zelden aantreft. (Koos Gijsman nr. 5 sep/okt 2010)
29 – hét mannelijke debuut van dit jaar (volgens velen)
Dylan leBlanc. Paupers field (Rough trade 2010)

Oor: Je hebt debuten en debuten. Die van de twintigjarige Amerikaanse singer-songwriter Dylan LeBlanc is er een met de hoofdletter D. () De jongeling, zo te horen geen vrolijk mens, komt met perfecte ouwelullenmuziek die aansluit bij het werk van My morning jacket, Gene Clark en Jimmy LaFave. (René Megens nr. 9 oktober 2010)

Muziekweb: Net twintig jaar en dan al debuteren met een dijk van een plaat; voor de meeste singer/songwriters slechts een droom, maar voor Dylan LeBlanc de prachtige realiteit. Gezien de jeugd van deze troubadour uit Alabama is het echter niet verwonderlijk dat zijn talent zo vroeg tot wasdom kon komen. Zijn vader was een sessiemuzikant uit het fameuze stadje Muscle Shoals waartoe ook Spooner Oldham en Barry Beckett behoorden. Als kind leerde LeBlanc alles over muziek van deze oude rotten, die als The Swampers speelden met Aretha Franklin, Leon Russell en Wilson Pickett. Een betere leerschool kon de zanger zich niet wensen en daarom klinkt hij op Paupers Field als een ervaren artiest die precies weet wat hij wil. Het zegt genoeg dat het nummer waar boegbeeld Emmylou Harris in meezingt niet eens met kop en schouders boven de rest uitsteekt. Met een flinke country-inslag is LeBlancs muziek misschien niet voor iedereen weggelegd. Maar zowel fans van Dylan en Neil Young als liefhebbers van Damien Rice en Ray LaMontagne zouden zichzelf een goede dienst bewijzen om dit te beluisteren. (JE)

Eindlijstjes: nummer 34 in Uncut, genoemd in Jazz (1x) en Heaven (2x). Verder genoemd in de Americana-lijst van Uncut (nr. 5).
28 – coverplaat 6 (maar vaak onherkenaar)
Bettye Lavette. Interpretations : the British rock songbook (Anti- 2010)

Heaven: Een enkele keer hebben de songs nog wel wat muzikale elementen van het origineel, maar vaker zijn gegevens als titel en schrijver(s) eerder misleidend dan een hulp. De keuze ze vrijwel alle uit te voeren als ballads laat Lavette bovendien alle ruimte voor haar rauwe toon. (Ruud Heijjer nr. 4 juli/aug 2010)

Muziekweb: Na een vrij onfortuinlijk (zakelijk) verleden in de muziekindustrie, begon de Amerikaanse soulzangeres Bettye Lavette met I’ve Got My Own Hell To Raise (2005) haar tweede jeugd. Deze cd en de opvolger Scenes Of The Crime (2007) werden dusdanig goed ontvangen dat Lavette alle gelegenheid heeft om zichzelf te revancheren. Interpretations: The British Rock Songbook is geen logische keuze voor iemand die voor de titel ‘souldiva’ in aanmerking komt. Zoals de titel wellicht doet vermoeden, heeft Lavette gebladerd door de composities van The Beatles, The Rolling Stones, Led Zeppelin en The Who. Wat zij met deze nummers doet, kan gezien worden als pure magie. Rock verandert moeiteloos in soul en dat geeft de meeste nummers een gigantische meerwaarde mee. Lavette’s diepe soulstem zorgt voor misschien wel de meest emotionele versies die van deze songs zijn gemaakt. (AD)

Eindlijstjes: 3 van de 21 in de Heaven.
27 – optreden in Groningen (Take root) viel tegen, maar haar 2e cd niet.
Emily Jane White.Ode to sentience (Talitres 2010)
26 – coverplaat 7
Kort. Invariable heartache (City slang 2010)

Mojo: “It’s not so much a replication as a reclamation,” says the Lambchop frontman about this low-key, highly engaging covers album – songs originally recorded in the 60’s and 70’s by artists such as Tom Tall, Charlene Davidson, LaWanda Lindsey and Kenny Vernon, generally unbothered by country compilations. (Sylvie Simmons nr. 204 november 2010)

Muziekweb: Prachtige americana-plaat van Kurt Wagner (bekend als zanger van Lambchop) en Cortney Tidwell. ‘Kurt en Cort’ klonk de zanger en zangeres wellicht iets te koddig en daarom is er gekozen voor Kort. Alle nummers zijn in de jaren zestig en zeventig al eens door diverse artiesten opgenomen voor het label Chart.
25 – relatief onderbelichte plaat
Villagers. Becoming a jackal (Domino 2010)

Heaven: Het maakt deze cd tot een staalkaart van stijlen waarin telkens nieuwe tinten opduiken. Het zou misleidend zijn vergelijkingen te trekken met andere groepen. Hoezeer de groep ook uit alle windrichtingen zijn invloeden plukt, de mate van originaliteit is zo groot dat de nadruk moet liggen op het unieke karakter van het repertoire op deze cd. (Koos Gijsman nr. 4 juli/aug 2010)

Eindlijstjes: nummer 34 in de Mojo, nr. 44 in de Q, 6 van de 50 deelnemers in de Oor.
24 – sfeer, sfeer
Lost in the trees. All alone in an empty house (Anti- 2010)

Oor: Veel liedjes zijn opgebouwd volgens hetzelfde stramien: ze openen met een simpele gitaarlijn, die al snel wordt omarmd door orkestrale verfraaiingen met een hoofdrol voor de strijkers. (Tom Springveld nr. 8 september 2010)

Muziekweb: Mannen met baarden en meisjes in bloemenjurken: Lost In The Trees past ook qua uiterlijk perfect in de scene van nieuwerwetse folkartiesten. Toch slaat het ooit als zolderkamerproject begonnen ‘folkorkest’ van singer/songwriter Ari Picker soms wel degelijk andere wegen in. Het werk waarin gebalanceerd wordt tussen folk en alternative rock klinkt al redelijk origineel, al zijn er nog raakvlakken met de akoestische bombast van bands als The Decemberists en Arcade Fire. Opmerkelijk genoeg zijn er ook enkele puur klassieke stukken te horen. In de stijl van de oude barokmeesters, maar gecomponeerd door Picker. In de beste stukken, zoals Song For The Painter en We Built The Leaves, komen beide werelden op een vanzelfsprekende manier samen. Op die momenten van schoonheid steekt Picker bijna Sufjan Stevens naar de kroon. Het zijn dan ook zijn fans, naast die van eerdergenoemde bands, die Lost In The Trees eens zouden moeten proberen. (MS)
23 – coverplaat 8 (van dochter en moeder)
Eliza Carthy & Norma Waterson. The gift (Topic 2010)

Mojo: Their musical empathy is a given, but when all else is stripped away it is the enduring emotional depth of two of Britain’s most striking voices that keeps you gripped. (Volin Irwin nr. 201 august 2010 ****)
22 – prachtige liedjes die ergens over gaan
Justin Rutledge. The early widows (Six shooter 2010)

Heaven: Die literaire ambitie heeft op The early widows een vervolg gekregen door de samenwerking met Michael Ondaatje, schrijver van onder meer The English patient. Ditmaal neemt Rutledge – zelf afgestudeerd in de letteren – Ondaatjes roman Divisadero als vertrekpunt. Muzikaal wordt de singer-songwriter uit Toronto ondersteund door multi-instrumentalist Darrell Scott, die zoals gewoonlijk schittert op akoestische gitaar, mandoline en pedalsteel. (Wiebren Rijkeboer nr. 6 nov/dec 2010)
21 – coverplaat 9 (ook een titel die iets wil zeggen over onze tijd)
Mavis Staples.You are not alone (Anti- 2010)

Oor: Sterker nog, deze plaat is wellicht het meest gevarieerde en gedreven soloalbum dat ze ooit maakte. Uiteraard kent haar stem zo zijn sleetse, hese kanten, maar dat was altijd al zo en dat geeft haar de zo nodige soul en zeggingskracht. (Kees Smallegange nr. 9 oktober 2010)

Muziekweb: Al bij de eerste bibberende gitaarklanken van You Are Not Alone is het duidelijk dat Mavis Staples en producer Jeff Tweedy (Wilco) het geluid van The Staple Singers in gedachten hadden bij het maken van deze plaat. Zoals deze familiegroep in de jaren zestig een volmaakte brug wist te bewerkstelligen tussen de vrome gospeltraditie en de meer wereldse soul en funk, zo naadloos weet frontvrouw Mavis Staples op haar recente soloplaten aan te sluiten op de americana van tegenwoordig. Met Ry Cooder wist ze al een meesterwerk af te leveren (We’ll Never Turn Back, 2007) waarin vooral haar maatschappelijke betrokkenheid naar voren kwam, op You Are Not Alone verkent ze vooral haar spirituele kant in zorgvuldig gekozen covers, traditionals en twee nieuwe composities van Tweedy. Hoogtepunten zijn er genoeg: van de bluesy gospelsong Creep Along Moses tot het zwaar overstuurde gitaarwerk in Only The Lord Knows. Iedere track is ruig en sexy en zindert van ingehouden passie. Dit is het echte werk, mensen. (MS)

Eindlijstjes: nummer 12 in de Mojo, 3 man in de Oor.

Nummers 11-20
Acht mannen en twee groepen. Een Nederlander + een eerbetoon aan ons land (in de titel). Alhoewel dat wel ver gezocht is.

20 – een van dé platen van 2010 (Where dreams go to die!!!)
John Grant. Queen of Denmark (Bella union 2010)

Mojo: The process of decay starts with the bleakly beautiful Where dreams go to die, the kind of defeatist love song Karen Carpenter might have written if she’d dared listen to the Dory Previn demons in her head.
(Andrew Male in nr. 198 mei *****)

Muziekweb: John Grant is afkomstig uit Denver waar hij vanaf de jaren negentig frontman was van The Czars. Na enkele albums viel deze groep door gebrek aan succes uit elkaar. Grant trok vervolgens naar New York waar hij om te overleven moest werken als kelner. Hij raakte bevriend met leden van Midlake en zij hielpen hem terug in het zadel. Het resultaat heet Queen Of Denmark, Grants eerste soloalbum met het voltallige Midlake als zijn begeleiders. Het werd een wonderlijke plaat waarop warme softpop weerklinkt die zo uit de jaren zeventig lijkt te zijn geïmporteerd. Sterker nog, met zijn heldere en prettige baritonstem lijkt Grant wel een verloren gewaande zoon van Karen Carpenter. Maar oppervlakkig wordt het, mede door de stemmige begeleiding en achtergrondzang van Midlake, nergens. In teksten van bitterzoete liedjes als Marz, Sigourney Weaver en het prachtige, orkestrale Where Dreams Go To Die, klinken vooral vervreemding en wrange ironie door waarmee Grants muziek misschien nog het beste kan worden omschreven als softpop-noir. (MR)

Eindlijstjes: Plaat van het jaar in de Mojo, nummer 7 in Uncut, nr. 6 in de Q, 6 van de 50 man in Oor, 5 van de 21 in Heaven.
19 – dé soulplaat van 2010
Aloe Blacc. Good things (Stones throw 2010)

Oor: Een heus recessiealbum met de hoofdletter van retrosoul. Aloe Blacc combineert beide op Good things. Als de economische geschiedenis van de jaren dertig en tachtig zich herhaalt en we dus weer massaal met een lege portemonnee en bankrekening staan, kan Aloe Blacc ook wel terugvallen op het geluid van Marvin Gaye, Stevie Wonder en Isaac Hayes. () Het geluid is een mooie moderne, hoewel behoorlijk gladde variant op het geluid uit de jaren zeventig en dan gaat het ook nog eens ergens over. Het ding aanschaffen is in ieder geval geen geldverspilling en dat is al heel wat in deze tijden. (Alex van der Hulst in nr. 10/2010 november)

Muziekweb: Soul, wat is het en wanneer heb je het? Antwoorden op deze vraag zijn niet eenduidig en daarom lastig te vinden. Toch wordt de term vaak gebruikt. Nu weer, want multi-talent Aloe Blacc heeft namelijk echt soul, wat dat ook mag betekenen. Deze creatieveling begon zijn carrière als rapper in de groep Emanon, met The Waiting Room als laatste wapenfeit. Sindsdien is hij voornamelijk met zang bezig geweest en is hij een graag geziene gast op platen van het label Stones Throw. Shine Through (2006), Aloe zijn solodebuut, was een mix van soul en hiphop en werd goed ontvangen, maar ging helaas onopgemerkt aan de mainstream voorbij. De toekomst heeft misschien wel commercieel succes voor Blacc in petto, want de nieuwe plaat Good Things voelt zowel fris als vertrouwd. Het mooie is dat deze soulplaat ons doet denken aan Bill Withers, Donny Hathaway en Al Green, maar dat Aloe Blacc de muziek zich volledig eigen heeft gemaakt. Zowel inhoudelijk als muzikaal is Good Things pakkend. Als soul betekent, dat je weet dat je niet loepzuiver hoeft te zingen om goed te klinken, dan heeft Aloe Blacc soul! (GL)

Eindlijstje: 2 personen noemden Aloe in Jazz.
18 – dé wereldplaat van 2010 (met gitarist Djelimady Tounkara)
AfroCubism. AfroCubism (World circuit 2010)

Mojo: Cuban and West African music blends remarkably well. On the heartfelt Ai vaiven mi carreto, the joyous Karome, and a languid take on Guantanamera, it’s hard to tell where one ends and the other begins. (Will Hodgkinson in nr. 204 november 2010 ****).

Muziekweb: De Engelse producer Nick Gold droomt al jaren van een album waarop Cubaanse en Malinese muzikanten elkaar ontmoeten. Een eerste poging strandde al in 1996, omdat de Malinezen geen visa kregen om naar Cuba te reizen. Het album dat Gold noodgedwongen met louter Cubanen opnam werd het grootste succes uit de geschiedenis van de wereldmuziek: de Buena Vista Social Club. Nu, na veertien jaar, lukte het alsnog om iedereen in de studio te krijgen. Gitarist Eliades Ochoa en zijn band Grupo Patria verdedigen de Cubaanse kleuren. Toumani Diabaté (kora), Bassekou Kouyaté (ngoni) en Djelimady Tounkara (gitarist van de Rail Band) vertegenwoordigen Mali. Alle deelnemers mochten tien liedjes meenemen. De muzikanten haakten gretig in op elkaars repertoire en de ingehuurde tolken keken werkeloos toe. Net als bij het eerste Buena Vista-album stonden bijna alle liedjes er in één ‘take’ op. Dit album is geen Buena Vista Social Club, maar overeenkomsten zijn er zeker: het album staat vol met uitgeklede liedjes in akoestische instrumentatie die tijdloos klinken en bovendien ontspannen weten te swingen. (PdK)

Eindlijstjes: nummer 29 in de Uncut.
17 – gitaar en stem – that’s all
Rocky Votolato. True devotion (Defiance 2010)

Mojo: The sixth solo album by the Texas-born former indie rock frontman is his most stripped down and subtly intense. It sounds simple – another gentle-voiced folkie with sad songs and pretty acoustic guitar – but there’s a lot going on lyrically and emotionally. (his layered voice sounding like an Americana Simon & Garfunkel). (Sylvie Simmons in nr. 198 mei 2010 ****)
16 – restjes uit eind jaren zeventig
Bruce Springsteen. The promise (Columbia 2010)

Mojo: “When the promise is broken you go on living
But it steals something from down in your soul.”

Inescapably, it seems a metaphor for the loss of innocence Springsteen experienced amid his legal battle with former manager Mike Appel, which exiled him from the studio for a year. (Keith Cameron nr. 205 december 2010 *****).

Muziekweb: Het najaar van 2010 staat vooral in het teken van de luxe heruitgave van Bruce Springsteens Darkness On The Edge Of Town uit 1978. Het verhaal is bekend: Springsteen mocht door gerechtelijk gekrakeel met zijn oude manager drie jaar lang geen opvolger maken van zijn doorbraakplaat Born To Run (1975) en toen hij eindelijk aan Darkness… kon beginnen, wilde hij hierop vooral een stem geven aan zijn opgedane desillusies. De vele nummers die hij in de leemte had geschreven werden wel opgenomen maar pasten uiteindelijk niet in het rauw-realistische concept van de plaat. Hoewel het album succesvol was, leverde het hem geen hits op terwijl de outtakes Because The Night en Fire grote hits waren voor respectievelijk Patti Smith en de Pointer Sisters. Zij staan nu op deze, als The Promise (The Lost Sessions: Darkness On The Edge Of Town) uitgebrachte dubbel-cd, in bezielde uitvoeringen van Springsteen en zijn E Street Band, naast nog veel meer prachtig materiaal. Springsteen had minstens nog twee Born To Runs kunnen maken, maar door zijn integriteit bleef hij wel The Boss voor het leven. (MR)
Eindlijstjes: Nr. 1 in de lijst reissues of the year in Mojo, nr. 19 in Uncut’s lijst van de 30 beste reissues van 2010.
15 – door niemand genoemd / wel commercieel succesvol / kan een grote worden
Tim Knol. Tim Knol(Excelsior 2010)

Oor: Over een droomstart gesproken. De 20-jarige Tim Knol uit Hoorn wordt in 2009 juichend binnengehaald bij Excelsior en is een fenomeen voordat zijn debuut goed en wel uit is. Radio en tv, maar ook country- en rootsliefhebbers lopen met hem weg. Want een talent, dat is het. (John Denekamp in nummer 2, maart 2010)

Muziekweb: De eerste doorbraak van 2010 kondigde zich al vroeg aan. In de pers werd Tim Knol nog voor zijn albumpresentatie en zijn optredens op Noorderslag en Eurosonic de hemel in geprezen. Eén journalist noemde hem zelfs de Dylan van de lage landen, een even absurde als zinloze typering. Een teveel aan dergelijke vergelijkingen zouden weleens kunnen resulteren in te hoge verwachtingen en dat zou zonde zijn. Want Tim Knol is een groot talent die een serieuze kans verdient om zich in alle rust te ontwikkelen. Zijn debuut is een echte Excelsior-plaat, waarop labelcoryfeeën als Anne Soldaat en Jacco de Greeuw te horen zijn. Knols stem doet bij tijd en wijle denken aan een andere bekende van dat label, te weten Daryl-Anns Jelle Paulusma, al is de geknepen zang van Jeff Tweedy (Wilco) ook nooit ver weg. Dat is precies de waarde van het eerste werk van Tim Knol: het combineert fijnzinnige americana met het vakmanschap dat we van Excelsior gewend zijn. (JE)
14 – americanaplaat van het jaar?
Tallest man on Earth. The wild hunt (Dead oceans 2010)

Heaven: De Zweedse bard Kristian Matsson brengt onder het pseudoniem The Tallest man on Earth zijn tweede cd uit: The wild hunt. Andermaal overtuigt hij met zijn uitmuntende liedjes en gedragen voordracht die deze keer nog fraaier zijn opgenomen dan op zijn debuut-cd Shallow grave. (Eric van Domburg Scipio, nr. 3 mei/juni 2010).

Eindlijstjes: 7 van de 50 deelnemers in Oor, nummer 33 bij Pitchfork.
13 – coverplaat 10 – leer de Gershwins (eens) kennen 
Brian Wilson.Reimagines Gershwin (Walt Disney 2010)

Revolver’s Lust for life: Prachtige samenzang, rijke arrangementen, onverwachte invallen, het is – zeker voor Beach boys fans – een prachtplaat geworden. Maar ook Gershwin-adepten zullen blij verrast zijn. De kracht van de vooroorlogse gigant school in zijn muzikaliteit, zijn veelzijdigheid en vooral in het feit dat zijn muziek driekwart eeuw later nog even vers klinkt als toen. (Tjerk Lammers in oktober 2010, nummer 4 *****)

Muziekweb: Waarin verschilt dit album van die van andere rockers (Rod Stewart, Robbie Williams) die zich vergrepen aan het American Songbook? Ten eerste de originele invalshoek: Brian Wilson voegde meerstemmige zangpartijen in de stijl van The Beach Boys toe aan de jazzy stukken van de legendarische songwriter George Gershwin. Dat biedt een geheel nieuwe kijk op dit overbekende repertoire en leverde een mooie synthese op tussen twee typisch Amerikaanse muziekvormen. Ten tweede het gegeven dat Wilson toestemming kreeg van de erven Gershwin om twee onafgemaakte composities uit te werken, The Like In I Love You en Nothing But Love, die allebei tot de hoogtepunten van de plaat behoren. In tegenstelling tot sommige collega’s kan opportunisme de ex-Beach Boy niet worden verweten. Eind jaren zestig experimenteerde hij al met het bewerken van standards als Ol’ Man River en Walk On By, en ook zijn voorlaatste album That Lucky Old Sun (2008) had eenzelfde uitgangspunt. Maar hoe mooi en soms innovatief de arrangementen ook zijn, Wilsons vlakke zang haalt uiteindelijk toch de glans af van wat een feilloos werkstuk had kunnen zijn. (MS)
12 – intelligente luisterliedjes. Wederom. Vooral: mister Vermeer
David Olney. Dutchman’s curve (Continental Song City 2010)

Revolver’s Lust for life: David Olney is een knap waarnemer en onderhoudend verteller die op z’n best is in melancholieke liedjes. () Gelukkig ook een handvol songs waarop hij inbindt en op fraaie wijze mijmert, zoals het naar de schilder vernoemde Mister Vermeer en het nummer If I were you, waarin de vocalen op het randje van zuiver juist iets mooi kwetsbaars hebben. (Peter Bruyn in nummer 1 van 2010 – juni ***)
11 – live opgenomen / een klassieke R.T.-cd
Richard Thompson. Dream attic (Proper 2010)

Revolver’s Lust for life: Maar het is Thompsons verdienste dat hij zijn folkroots altijd een beetje in zijn muziek laat doorklinken. Dat geldt zeker voor dit album met dertien nieuwe liedjes. () Deze nieuwe liedjes werden niet in de studio,maar live voor een publiek tijdens een minitournee door Amerika. Als snoepje bij de boodschappen is een tweede cd toegevoegd met akoestische versies. En daarop is het nog meer genieten van Thompsons sublieme gitaarspel. (Harry de Jonge nummer 4 – oktober 2010)

Muziekweb: Live-albums worden steeds zeldzamer, maar daar trekt Richard Thompson zich niets van aan. Sterker nog, hij kiest er zelfs voor om dertien nieuwe liedjes voor het eerst tijdens een liveshow te presenteren. Hij liet de tape meelopen met dit album als resultaat. Dream Attic is het zoveelste bewijs van Richard Thompsons voortdurende creativiteit. Het album duurt maar liefst vijf kwartier, maar schiet in een vloek en een zucht voorbij. Tekstueel toont Thompson zich van zijn meest venijnige kant: bankiers, moordenaars en ijdele popsterren krijgen allemaal een veeg uit de pan, maar zoals het een gentleman betaamt, kleedt Thompson zijn boodschap keurig in. Zoals in Here Comes Geordie: ‘Here comes Geordie in his private plane / Comes to save the world again’. Gewoon een ordinaire schop in de richting van Sting, maar door het huppelende ritme en de zwierige dwarsfluitpartij laat Thompson het klinken als een vrolijke volksriedel. Laat Richard Thompson zich daarom maar boos maken, wanneer die woede prima albums oplevert. (PdK)

Eindlijstjes: nummer 31 in de lijst van Uncut.

Nummer 2-10
Drie mannen, vier vrouwen en twee groepen. Een Nederlander (met falset) + een groep die een grootheid op zijn laatste plaat zeer verdienstelijk bijstaat.

10 – coverplaat 11 – ook voor Dijk-haters zeer aan te raden
Solomon Burke & De Dijk. Hold on tight (Universal 2010)

Oor: … nog niet echt vertrouwd met sommige van de liedjes maar dat maakt in zijn geval geen bal uit. Hij zwiert er, met zijn levensgrote, vette soulstem en zo mogelijk nog gigantischer charisma, dwars doorheen. De verslagen melden dat hij er, immer een koning der improvisatie, tijdens de opnames spontaan allerlei tekstflarden aan toevoegde. De Dijk klinkt ronduit mwesterlijk als band, zij hadden zich uiteraard wél uitvoerig voorbereid. (Kees Smallegange in nr. 11  van 2010 – december).

Muziekweb: Het was een jongensdroom die uitkwam: muziek maken met je grootste idool. Toch hoefden de jongens van De Dijk niet veel te doen om een album op te nemen met hun held Solomon Burke, de zelfverklaarde ‘King Of Rock & Soul’. Het was Burke zelf die de band meerdere malen aanspoorde om eens samen te werken. Na een optreden voor Amnesty werden op een hotelkamer de lijnen voor dit album uitgezet. Een bloednerveuze Huub van der Lubbe stelde voor dat Burke nummers van De Dijk zou zingen, in het Engels. ‘I think that’s a great plan!’ luidde het enthousiaste antwoord van de soulveteraan. En dit fantastische plan levert gelukkig ook een fantastisch album op, want ook al is Burke zeventig jaar oud en kan hij door zijn overgewicht amper lopen: zingen kan-ie nog altijd als de beste. En met hun dertigjarige ervaring kan De Dijk zich meten met de legendarische huisbands van Atlantic en Stax. Het enthousiasme, het spelplezier en de soul spat van Hold On Tight af. Ja, zo laat je jongensdromen uitkomen. (PdK)

Eindlijstjes: Heaven (2 van de 21).
9 – luid bejubeld in de UK – terecht
Rumer. Seasons of my soul (Atlantic 2010)

Mojo: It is no real surprise that (Burt) Bacharach sought Rumer out. One listen to her debut album and the appeal is obvious. Here is an album characterised by strong melodies – there are sensitive soul and intimate folk numbers, smoky torch ballads and ’60s-styled Brit pop schooled by the greats – Carole King at A&M, Aretha Franklin at Atlantic, Bacharach and Hal David over at Bell Sound studios. That these are sung by a singer with a lissom voice, and a nuanced approach also helps. Rumer achieves perfect balance between effusion and restraint, ruminating on love, loss, death, rebirth – the seasons of the soul. (Lois Wilson nummer 205 december 2010 – *****).

Eindlijstjes: nummer 19 in de Mojo.
8 – sfeerplaat van het jaar
Smoke fairies. Through low light and trees (V2 2010)

Mojo: Finally emerging with their debut album after lengty endorsements from Richard Hawley and Jack White, Smoke fairies have fashioned a collection of songs that has the subtle charm of an afternoon spent in solitude in a meadow at the end of summer. () This lovely album is reminiscent of early-70’s acid folk acts like Trader horne, Trees and Mellow candle: poised and elegant. It is proof that even in a country as dowdy and unstylish as England, there is always the space for a touch of mystery and beauty. (Will Hodgkindon in issue 203 oktober 2010 ****)

Muziekweb: ‘Mijn vrienden en ik vinden dat liedje niets, maar hier is toch een pond, geef het niet uit aan drugs.’ Een goed bedoeld advies van een oud vrouwtje dat op straat Katherine Blamire en Jessica Davies alias Smoke Fairies passeerde. Op straat spelen hoeft niet meer sinds Jack White dit Britse duo in 2009 onder zijn hoede nam en hun single Gastown produceerde. Through Low Light And Trees is het debuutalbum van Smoke Fairies en gemaakt met Head, de vaste producer van PJ Harvey. De kern van de samenwerking tussen Blamire en Davies is hun samenzang en hun met elkaar ineen gevlochten gitaren. In de stemmen van de dames klinken Sandy Denny en andere grote Britse folkzangeressen door, al heeft Smoke Fairies ook genoeg eigen karakter. Hun eigen persoonlijkheid komt goed naar voren doordat de zang en het gitaarspel van het tweetal enkel wordt aangevuld met wat viola, drums en bas. Hierdoor blijven de elf nummers herkenbaar en consistent, zij het soms ook wat voorspelbaar. (JE)
7 – Neil Young zoals het hoort!
Phosphorescent. Here’s to taking it easy (Dead oceans 2010)

Oor: Verleden jaar bracht New Yorker Matthew Houck alias Phosphorescent met zijn vijfde album To Willie een warme hommage aan country-icoon Willie Nelson. Op Here’s to taking it easy komt de in Alabama geboren Houck weer met eigen werk, voornamelijk Americana en country. () Verder refereert het materiaal () aan het werk van Neil Young, Lambchop en Bonnie ‘Prince’ Billy. (René Megens in nummer 5 juni 2010)

Muziekweb: Matthew Houck, alias Phosphorescent, is een prettig gestoord mens. Behangen met knipperende kerstlichtjes eindigde hij eens een optreden tijdens het serieuze VPRO-radioprogramma Dwars met een polonaise met zijn aangeschoten bandleden door de zaal. Even daarvoor had hij wel met één van de mooiste countryliedjes van de laatste tien jaar, Joe Tex These Taming Blues, de toehoorders een brok in de keel bezorgd. Net toen hij een doorbraak leek te forceren met het meest consistente album in zijn loopbaan, het duistere Pride (2007), vatte hij het plan op om een eerbetoon aan Willie Nelson op te nemen (To Willie). Het momentum was gelijk verdwenen. Op het album Here’s To Taking It Easy introduceert hij weliswaar blazers in de opbeurende opener It’s Hard To Be Humble maar de trend naar een opgewekt, meer traditioneel countryrockgeluid die zich met To Willie inzette wordt voortgezet. Op zich geen slechte zaak maar iets meer van die vroegere gestoordheid had er best in mogen doorklinken. (MS)

Eindlijstjes: nummer 8 in de Mojo, Americana-hoekje in Uncut (nr. 6), 2 man in Oor.
6 – de beste Ritter-cd tot nu toe
Josh Ritter. So runs the world away (V2 2010)

Heaven: De Amerikaanse singer-songwriter is ongeveer even lang actief in de muziek als Heaven bestaat (= vanaf 1999). () zijn vijf eerdere platen konden altijd op een warm onthaal rekenen. () Ritter speelt het opnieuw klaar een geweldige singer-songwriterplaat af te leveren met popliedjes die tegelijkertijd vrijwel instant aanspreken en toch allemaal iets unieks hebben. Feitelijk is het onbestaanbaar dat op deze aardkloot nog iemand rondloopt die zo consequent zulke hoogstaande liedjes afscheidt. (Eric van Domburg Scipio in nummer 4 – juli/augustus 2010)

Muziekweb: De Amerikaanse singer/songwriter Josh Ritter werd ooit ontdekt door de Ierse band The Frames. Hij reisde deze groep achterna naar hun thuisland en begon vanuit Ierland een eigen wereldwijd publiek voor zich te winnen. Hij deed dit ogenschijnlijk zonder enige concessies en lijkt op ieder album nieuwe inspiratiebronnen aan te boren en naar zijn hand te zetten. Zo stond zijn vorige album The Historical Conquests Of Josh Ritter (2007) nog in het teken van losjes gespeelde Amerikaanse folkrock. So Runs The World Away is veel donkerder van sfeer. De dertien verhalende nummers klinken vooral plechtig en melancholiek. Hij wordt hierbij geholpen door sobere orkestraties en een band die hem voornamelijk kleurend begeleid. Zijn teksten zitten vol duistere Amerikaanse gotiek, zo keert in de murderballad Folk Bloodbath de gedoodverfde Amerikaanse folklegende Stackalee terug. Een stemmig album waarop Ritters even breekbare als krachtige stem zijn belangrijkste wapen blijft. (MR)

Eindlijstjes: Heaven (2 personen).
5 – een klasseplaat, nu al / zo jong
Agnes Obel. Philharmonics (PIAS 2010)

Oor: De Deense Agnes Obel woont en werkt in Berlijn, maar haar muziek luistert als een soundtrack bij Scandinavië (eindeloze bossen, rivieren vol smeltwater, wollen truien, haardvuur). () De zangeres blijkt niet meer dan haar stem en een piano nodig te hebben om een sprookje gestalte te geven. () De fluisterend zingende Obel leidt ons luisteraars met zachte hand naar Melancholië. (Tom Springveld in nummer 10 november 2010)

Eindlijstjes: 5 van de 50 in Oor.
4 – door de lijstjesmakers ten onrechte in Nederland genegeerd
Blaudzun. Seadrift soundmachine (V2 2010)

Oor: Op het debuut van Blaudzun stonden volgens de maker ‘blue tunes for a midnight car drive’. Het leverde recensies op met woorden als puur, ontroerend en innement. Dit oorspronkelijek talent is nog steeds niet vies van enige dramatiek en deinst ook op de meer uitgebalanceerde opvolger niet terug voor zaken als schoonheid en onheil. () De dood blijft vanuit de hoge golven meeloeren, toch gaat kapitein Sigmond (Blaudzun = Johannes Sigmond) vocaal nergens over de top en heeft hij zijn voorheen soms al te nadrukkelijk aanwezige kwellingen, pathos en bombast ingewisseld voor iets meer menselijkheid, liefde en tempo. Ietsje midner Radiohead, iets meer Beirut, zeg maar. Prima cd! (aldus Willem Jongeneelen in nummer 4 april 2010).

Muziekweb: Een van oorsprong Arnhemse singer/songwriter die zich naar een oude Deense wielrenner noemt, dat is weer eens iets anders dan een Amsterdamse band die inspiratie haalt uit de service van tennisspeelster Betty Stöve. Blaudzun heet eigenlijk Johannes Sigmund, een naam die al even on-Nederlands aandoet als zijn muziek. De dromerige liedjes voor dit album werden weliswaar voor het grootste gedeelte opgenomen in Nederland, maar zijn geschreven in Barcelona en bevatten hier en daar ook de filmische klanken van het Praags stadsorkest. Het moge duidelijk zijn dat Blaudzun zijn eigen race rijdt en verder kijkt dan wat er zich binnen onze landgrenzen afspeelt. Seadrift Soundmachine is een geslaagd folkpopalbum dat de tijd neemt zich te nestelen in het oor van de luisteraar. De liedjes gaan van intiem naar groots en blijven te allen tijde eigenzinnig. Op zijn tweede album heeft Blaudzun een origineel parkoers uitgestippeld. Vergelijkingen met Beirut of The Low Anthem dekken daarom maar half de lading. (JE)
3 – weemoedige, sfeervolle Spaanse liedjes
Amparo Sánchez. Tucson-Habana (Via lacta 2010)

Mojo: The Spanish singer with folk-reggae-punks Amparanoia had never impressed in the past – who needed another Manu Chao? Yet this solo debut, recorded with Calexico in Tuscon and Havana’s Egrem studios, is a grand leap forward from teh clichés she once favoured. Sophisticated Latin country (those cerveza glasses are filling up with tears) with a hint of torch. (David Hutcheon in de korte recensie in nummer 199 juni 2010 ***)

Muziekweb: Amparo Sánchez werd bekend als zangeres van Amparanoia, een groep die aan het begin van de jaren nul, ook regelmatig in Nederland te zien was. Net als de muziek van Manu Chao was Amparanoia’s muziek een zomers amalgaam van rock, reggae en latin. Voor dit eerste album onder eigen naam vertrok de Spaanse zangeres naar Arizona en Cuba. In Tucson werkte ze samen met Joey Burns en John Convertino, de mannen van Calexico. Het duo drukt zijn muzikale stempel op dit album. Tucson-Habana drijft op het handelsmerk van Calexico: de lome woestijnsfeer, subtiele Spaans aandoende gitaarlijnen en mariachi-trompetten. Mexicaans-Amerikaanse ‘border music’ dus, en die muzikale kleur past goed bij Sánchez’ bluesy stem. ‘Habana’ is dus minder prominent aanwezig dan ‘Tucson’, maar in La Parrandita De Las Santas zingt Amparo een duet met Omara Portuondo, de grande dame van het Cubaanse lied. (PdK)
2 – gedichten die op een intellectuele manier omgevormd zijn tot liedjes die (af en toe) het hart beroeren
Natalie Merchant. Leave your sleep (Nonesuch 2010)

Revolver: Magere Hein mag in het materiaal dan alomtegenwoordig zijn, van een somber album is allerminst sprake. Je kunt eerder zeggen dat het leven hier gevierd wordt in het volle besef van de sterfelijkheid. Eclectisch is nog een te nauw begrip om de arrangementen te beschrijven, want Merchant selecteerde haar begeleiders uit alle muzikale windrichtingen. En toch kent het eindresultaat ondanks die wildgroei aan invloeden en invalshoeken een soort interne logica. Knap (Chris van Oostrom in nummer 3/2010 april)

Muziekweb: Om haar jonge dochter de waarde van taal te leren verzon Natalie Merchant een originele lesmethode. Ze zette meer dan vijftig oude parabels, gedichten en verhalen voor kinderen op muziek, zodat dochterlief spelenderwijs alles zou leren over onze mooie (en ook boze) wereld. De verzameling liedjes leidde tot dit album. De legendarische Amerikaanse producer Joe Boyd noemde het resultaat miraculeus en die bewering is zeker niet overdreven. De kinderpoëzie van Britse en Amerikaanse dichters wordt op een voortreffelijke wijze in een muzikale vorm gegoten. Daarbij strooit Merchant scheutig rond met stijlen waarvan Britse folk en Amerikaanse jazz de voornaamste zijn. Maar ook blues en roots komen voorbij. Merchant waagt zich op Topsyturvey World zelfs aan lome reggae. Een sticker op de hoes rept van meer dan honderd muzikanten die meewerkten om deze prachtplaat te realiseren. Toch klinkt Selections From The Album Leave Your Sleep nergens als een allegaartje en dat is misschien wel de grootste prestatie van de Amerikaanse zangeres. (JE)

Klik hier voor een (lang) artikel over deze cd op de website van de bibliotheek
Eindlijstjes: 5 van de 21 deelnemers noemden deze cd in Heaven,


Nummer 1
Anna Wolfe. Love
(Muddy sunshine music 2009)

De recensie van Pieter Wijnstekers begint zo:

Het zij u vergeven als u nooit van Anna Wolfe geeft gehoord, want om eerlijk te zijn, trok ook ik mijn wenkbrauwen op toen ik de in een ietwat zoetige digipack gehulde cd uit de envelop haalde. Al te hoog waren de verwachtingen ook niet toen ik het schijfje in de speler legde. Dat bleek dus verkeerd gedacht, want hoewel de liedjes gemiddeld een minuut of vijf duren en heel kaal en sober worden uitgevoerd, bevatten ze zulke dwingende melodieën dat je er eigenlijk ademloos naar kunt blijven luisteren.  (Heaven, nummer 5 (sep/okt) van 2009)

Hij sluit zo af: Doorgaans ben ik nogal sceptisch ten aanzien van zulke kale singersongwriteralbums en geef ik toch de voorkeur aan iets meer productie, maar eerlijk gezegd zou ik niet weten hoe je dit album nog moest verbeteren, want met nummers als Closer to the music, Your side of the world, Try and try again, Love en Riverboat queen roert ze me iedere draaibeurt weer tot tranen.

Eindlijstjes: nergens genoemd, behalve (al) in 2009 in de Heaven. Door een persoon. Zijn voornaam begint met een P.

Drie liedjes
Anna Wolfe schrijft relatief lange nummers (5 minuten en langer). Pianoballads. Met af en toe een amper aanwezige cello. Drie nummers steken er bovenuit. Twee daarvan noemt Pieter Wijnstekers in zijn recensie niet. Dat zie je vaak: een recensent pikt er net andere (bijzondere) songs uit. Feitelijk zijn alle tien songs zeer draai- en beluisterbaar.

Het tweede nummer van de cd, Little hawk, gaat ogenschijnlijk over het proces dat iemand een vervuilde hawk aantreft, schoonmaakt, laat aansterken en vertrekken. Iemand ontfermt zich over een wezen dat in nood zit, machteloos is en hulp nodig heeft. En degene die zich daarover ontfermt moet op zeker moment toegeven dat het logisch is dat die little hawk op zekere dag uitvliegt. Weg is. Nooit meer terug zal komen. Anne Wolfe vertelt in dit liedje iets over het proces van loslaten dat onlosmakelijk verbonden is met het grootbrengen van kinderen. En in een latere levensfase met het loslaten van geliefden. Voor altijd.

In het vierde nummer, Sailor, gaat het niet zo zeer over die zeeman maar staat degene die telkens achterblijft (zijn vrouw) centraal. Een vrouw die hoop koestert, blijft koesteren dat die zeeman, haar echtgenoot, terug zal keren. Tegen beter weten is. Zelden is vertrouwen (en/of hoop) in de toekomst zo perfect verwoord (in tekst en muziek). Niet door grote woorden, grote gebaren.

Het titelnummer, Love, laat zich tekstueel moelijk vatten. Want wat beweert Anna Wolfe feitelijk over liefde. Het is een mood-song, waar elke flard bijdraagt aan het gevoel dat liefde er toe doet. Het belangrijkste is dat er in het leven is. Ze slaagt daarin. Het wordt (absoluut) niet klef. Het is het kortste liedje van deze cd. En na talloze keren beluisteren moet juist dat nummer uitgeroepen worden tot de song van 2010 (2009).

Een waarschuwing, opmerking: Anna Wolfe is zonder enige twijfel een gelovige vrouw. Maar ze laat het amper merken, maar in alle liedjes komt het volstrekt natuurlijk heel kort voorbij. Ze stipt het aan. That’s all.

De beste songs van 2010
Voor de beste song van 2010 zijn twee andere kandidaten: Nursery rhyme of innocence and experience (van Natalie Merchant, de 1e song van haar Leave your sleep-cd) en Another new world (van Josh Ritter op zijn So runs the world away).

Beide liedjes zijn evenals de drie songs van Anna Wolfe nummers waarin het jaarthema van BasisBibliotheek Maasland doorheen schemert. Dan moet je de teksten niet letterlijk nemen maar ze associatief beluisteren. Klik hier voor een lange beschouwing over Natalie Merchant.

In Another new world staat een zeeman (een andere) centraal. In de periode dat de wereld in de 15e eeuw langzaamaan ontdekt en groter werd. Deze anonieme zeekapitein heeft het idee om nieuw land te ontdekken. En wordt er met zijn schip, de Annabelle Lee, op uit gestuurd. Hij haalt zijn doel niet. Raakt met zijn liefje, zijn schip, vast in het ijs. Ritter schrijft literair verantwoorde teksten en verwijst hier expliciet naar een gedicht van Edgar Allen Poe. Een liefdesgedicht. Alleen is de geliefde bij Ritter geen vrouw maar een schip.

(1 december 2010-18 december 2010)

De échte toppers
Hieronder de nummer een-albums uit de verschillende bladen (die er toe doen).

BronArtiestTitel
Guardian Janelle Monáe  The ArchAndroid (suites II and III of IV) 
Heaven Ray Lamontagne God willin’ & the creek don’t rise
Humo Arcade fire The suburbs
Jazz John Legend & the Roots Wake up!
Kerrang! Deftones  Diamond eyes 
Metalhammer Iron maiden  The final frontier
Mojo John Grant Queen of Denmark
NME These new puritans  Hidden 
Oor Arcade fire The suburbs
Pitchfork Kanye West My beautiful dark twisted fantasy
Q Arcade fire The suburbs
Rolling stone Kanye West My beautiful dark twisted fantasy
Spin Kanye West My beautiful dark twisted fantasy
Uncut Joanna Newsom Have one on me
Wire Actress  Splaszh 

(zaterdag 18 december 2010)
Hans van Duijnhoven

Geef een reactie

%d bloggers liken dit: