Op vrijdag 1 april, aan het begin van de Maand van de Filosofie (Het echte leven), publiceerde Trouw een interview met filosoof Hans Achterhuis. Daarin deed hij een uitspraak over een verschijnsel dat de laatste tijd door personen vanuit verschillende achtergronden (ook) wordt becommentarieerd.

Hans Achterhuis werd geïnterviewd omdat hij aangewezen is als de eerste Denker des Vaderlands. Een initiatief van het Filosofisch magazine, de stichting Maand van de Filosofie en dagblad Trouw. Hans Achterhuis is zonder enige twijfel een zwaargewicht. Waarnaar de initiatiefnemers op zoek waren. Hij heeft de laatste dertig jaar meerdere keren door zijn publicaties een maatschappelijke discussie opgestart. Dat begon in 1981 met zijn De markt van welzijn en geluk. In 1988 De erfenis van de utopie. De utopie van de vrije markt in 2010 of Het rijk van de schaarste in 1988.

In het interview in Trouw licht hij toe hoe hij zijn rol wil invullen. In de inleiding van het artikel wordt bovenstaande zin aangehaald: “Ik wil me pas in het debat mengen als ik me in de materie heb verdiept”.
Impliciet geeft hij daarmee aan dat het ook anders zou kunnen. Dat het vaak anders is, maar dat hij niet in die ‘val’ wil trappen. De laatste tijd valt het op dat anderen zich ook in die zin uitlaten en uitspreken. Vaak vanuit volstrekt andere terreinen des levens. En op basis van een andere analyse van onze huidige tijd en samenleving.
Tijdgeest
Het thema van de Maand van de Filosofie (Het echte leven) en de uitspraak van Achterhuis dat hij zich pas in het (maatschappelijke) debat wil mengen nádat hij zich geïnformeerd heeft over een bepaald onderwerp zegt iets over de huidige tijdgeest. Op de volgende pagina’s worden uiteenlopende aspecten van hetgeen Achterhuis aansnijdt naar voren gehaald. Aan u om zelf een standpunt te bepalen. Helaas, kost dat tijd want er is over dit onderwerp veel te zeggen. Dat dit feitelijk de kern van het probleem is of vormt zult u al lezend zelf kunnen ontdekken.
Maar eerst enkele citaten van Hans Achterhuis (uit het artikel in Trouw)
Afgelopen jaren heb ik me geregeld in het publieke debat gemengd, bijvoorbeeld als het over gezondheidszorg, arbeid, geweld, atoomenergie, of de verlenging van de missie naar Uruzgan ging, maar pas nádat ik mij verdiept had in de materie. In de gesprekken die ik als Denker des Vaderlands de komende jaren met Trouw zal voeren, zal ik ook zo te werk gaan.
Vraag: Is dat een taak van de Denker des Vaderlands, een tegengeluid te laten horen?
Ik zie het als mijn taak om per se de andere kant van een zaak te laten zien. Ik vind het wel belangrijk om als filosoof buiten een discussie te kunnen stappen. Standpunten lijken vaak maar twee kanten te hebben: voor en tegen. Vervolgens worden de posities geframed, en hebben de voor- en tegenstanders zich ingegraven. Ik wil als Denker des Vaderlands in publieke debatten verschillende posities duidelijk maken, en vervolgens onzeker maken wat schijnzeker leek. Die zekerheid tref ik ook in mijn eigen milieu aan. Bij lezingen, die altijd door een bepaald publiek bezocht worden, krijg ik nu al een jaar of drie de vraag: wat vindt u van Wilders? Ik proef bij de aanwezigen op zo’n moment een moreel onbehagen, waarop ik heel makkelijk kan inspelen. Doe ik dat, dan knikt iedereen en zijn we het fijn eens. Dat lijkt me geen taak voor de Denker des vaderlands.
Klik hier voor het marathoninterview (VPRO 18 augustus 1989) (een gesprek van 5 uur !! met Jan Haasbroek)
Louise Fresco en onwetendheid
In dezelfde week verscheen in De Volkskrant een opiniestuk van hoogleraar Louise Fresco onder de kop Emotie is verworden tot bron van kennis. Met als inleidende onderkop De toenemende tolerantie voor onwetendheid ondermijnt zowel de wetenschap als de democratie. Dit artikel is een samenvatting van dé Kohnstammlezing 2011 die ze op 25 maart 2011 in de Universiteit van Amsterdam uitsprak.
Louise Fresco is de tweede genoteerde vrouw in de lijst van de meest invloedrijke Nederlanders die De Volkskrant jaarlijks publiceert. In 2010 was ze nummer 26 (nummer 1 was Bernard Wientjes, de voorman van de VNO, de lobbyclub van en voor grote bedrijven).
Ze mengt zich vaak in het publieke debat. Middels columns in NRC Handelsblad, opiniestukken in verschillende tijdschriften en kranten en door het verzorgen van lezingen en deelname aan debatten. Uit het artikel dat op maandag 28 maart in De Volkskrant verscheen enkele citaten, die aansluiten bij de stelling van Hans Achterhuis.
Drie bronnen van echte kennis
Onze samenleving worstelt steeds meer met wat de echte bronnen van kennis zijn: wetenschappelijke, meningen of gevoelens. () Sinds het einde van de vorige eeuw wordt kennis minder beschouwd als objectief, maar als gereedschap in allerlei welles-nietes spelletjes, bijvoorbeeld over klimaat of gezondheid. Tot een generatie geleden was de overheid een objectieve bron van kennis. Natuurlijk nam de overheid soms maatregelen die achteraf onverstandig waren, maar dergelijke fouten werden wel weer gecorrigeerd. Voor het grote publiek bleven wetenschappelijke controverses onzichtbaar.
Verwarring
Vandaag is over alles verwarring ontstaan. Op ieder terrein buitelen de meningen over elkaar heen. Wetenschappelijke conflicten worden live op de televisie uitgevochten door wetenschappers met sterallures. De overheid wordt daarbij gereduceerd tot een van de vele partijen: burgers weten niet meer wat zij moeten denken.
Ook de overheid verkeert in verwarring. De Kamer springt op ieder nieuw feit en dwingt niet zelden tot het terugdraaien van besluiten. Dit gebeurt niet als uitzondering na grondige evaluatie, maar bijna voortdurend.
Paradox, nog paradoxaler
() Hoe is het mogelijk dat wetenschap een bron van verwarring is geworden in plaats van een leidraad voor vooruitgang? Terwijl we meer weten dan ooit tevoren, weten we niets meer zeker en zijn we over alles bezorgd. Paradoxaal genoeg zijn het de landen die het meest geprofiteerd hebben van wetenschappelijke kennis die er nu het meest ambivalent tegenover staan. Nog paradoxaler, het zijn juist de hoogst opgeleide klassen die de grootste argwaan lijken te hebben.
Optimisme in opkomende landen
Dit staat in schril contrast met de opkomende grote economieën, waar geen sprake is van de merkwaardige inconsistentie dat mensen die hun voordeel doen met moderne technologie die wantrouwen en terug willen naar een geromantiseerd pretechnologisch verleden. Kennis is daar een vanzelfsprekende voorwaarde voor vooruitgang. Dat kennis zo hoog wordt gewaardeerd in de opkomende economieën haalt de veronderstelling onderuit dat wetenschap en democratie hand in hand gaan.
Ignorance is the enemy (onwetendheid is de vijand)
In het Westen ondermijnt eenzelfde fenomeen zowel de wetenschap als de democratie. Dat fenomeen is de toenemende tolerantie voor onwetendheid en de toenemende intolerantie voor het rationele debat. Drie factoren liggen aan de basis ervan: de overvloed aan feiten, de afkalvende autoriteit van kennis, en het uitdijend pessimisme van burgers.
Een (andere) tsunami
Allereerst worden we overspoeld door steeds meer feiten, gretig gebracht als nieuws dat al het voorgaande op zijn kop zet. Deze overvloed aan feiten is te verklaren door de enorme druk op de wetenschap om maatschappelijk nut te produceren, of in het modieuze jargon, valorisatie.
Daardoor staat het zelfkritisch systeem van de wetenschap onder druk. Resultaten komen steeds sneller naar buiten, anders zijn geld en aanstelling niet meer gegarandeerd. Dit vermindert de autoriteit van de wetenschap. Wetenschappelijk gefundeerde kennis is een mening geworden. Dat feiten en meningen op elkaar gaan lijken, bevestigt tevens de emotie als ware bron van kennis. We lijden niet alleen aan een informatie-overschot, maar vooral aan een overschot aan desinformatie.
Het feitenloze debat
Pessimisme en irrationaliteit groeien in omgekeerd evenredige verhouding met wetenschappelijke kennis.
() Ons pessimisme is geworteld in grote ambivalentie. Juist wij die met onze overvloed zozeer hebben geprofiteerd van de vooruitgang van wetenschap en technologie voelen ons schuldig over de schade die de wereld wordt aangedaan. Geen wonder dat het lijkt, vanaf de veilige afstand van de 21e eeuw, dat vroeger alles harmonieuzer was. Dat lokt uit tot het demoniseren van de tegenpartij. De vraag, wie is er voor een betere wereld? wordt getransformeerd in: wie is er voor mijn oplossing (windmolens, elektrische auto’s, biologisch vlees)? En wie het niet met mij eens is, zijn moreel slecht.
Daarmee zijn we aangeland bij het feitenloze debat dat drijft op emotie en vooringenomenheid. Zo ontstaan besluiten, niet op basis van redelijkheid, dat wil zeggen gebaseerd op de beste, zij het per definitie altijd onvolledige kennis. Daarmee wordt onwetendheid als legitieme attitude alleen maar bevestigd.
Spook van de irrationaliteit
Onwetendheid bestaat uit uit onschuldig onbegrip en moedwillige onwetendheid. Het eerste is het gevolg van een gebrek aan basiskennis, waardoor het onmogelijk is zich een mening te vormen over complexe vragen zoals klimaatverandering of het ontstaan van kanker. Wie ongeletterd is, heeft geen onafhankelijke referentie, en kan niet anders dan de eerste beste mening geloven.
Het spook van de irrationaliteit waart rond, vooral door de moedwillige onwetendheid, de geestelijke luiheid van mensen die zich beter zouden kunnen informeren.
Somberheid
Dat burgers wantrouwend staan tegenover de wetenschap is één ding, dat de politiek zich daarachter verschuilt een tweede. Onwetendheid is niet alleen een kwestie van gebrek aan inzicht in ordes van grootte, maar ook een afwezigheid van historisch perspectief. Weten welke grote vragen iedere samenleving opnieuw onder ogen heeft moeten zien, biedt relativering.
Het verschil tussen somberheid en hoop heeft ook te maken met het tijdsperspectief. De meeste mensen kijken niet verder terug dan hun jeugd en niet verder dan hun huidige leven. Maar wie een eeuw of twee terug denkt, en – veel moeilijker- vijftig of honderd jaar vooruit denkt, ziet iets heel anders: geweldige vooruitgang, en weinig aanleiding tot somberheid.
Patstelling – Hoe komen we uit deze patstelling van steeds minder feiten tegenover steeds meer emoties en meningen?
() Van een nostalgie over vroeger en angst voor de toekomst, naar vertrouwen in de weg vooruit. Dat vraagt om onderwijs dat vragen formuleert, over tijd- en ruimteschalen die uitgaan boven onze eigen beleving, dat niet gericht is op gemakzuchtige maatschappelijke relevantie, waarbij het gaat jezelf niet als uitgangspunt te nemen.
Dit vraagt ook om kunst. Dat lijkt in eerste instantie een hachelijke zaak. De kunst laat zich niet zo maar een maatschappelijke rol opleggen. Maar juist de kunst verkent de dubbelzinnigheid van emoties, de tegenstrijdigheid van morele stellingnames. De kunst doorbreekt daarmee de simpele dichotomie tussen pessimisme en optimisme.
Want het blijven steken in het feitenloos pessimisme ontkent datgene dat het meest wezenlijk is voor de menselijke vooruitgang: het kunnen leren van onze fouten.
Een filmpje over appels en peren
In week 13 van 2011 werd een Youtubefilmpje veelvuldig bekeken. En als geheimtip doorgestuurd naar vrienden en bekenden. Dit filmpje is een illustratie van de visie van Hans Achterhuis en Louise Fresco.
Tevens nam in deze week de Tweede Kamer een motie aan die – zoals alle deskundigen aangeven – feitelijk niet uitvoerbaar is. Een motie waarin de Kamer uitspreekt dat de regering de bonussen die banken (die door de Rijksoverheid financieel worden gesteund) aan hun topmannen uitkeren voor 100% moet worden ‘teruggehaald’.
Het filmpje was op maandag 4 april al 243.595 keer aangeklikt (sinds publicatie op 25 maart).
Iain McGilchrist en de linker- en rechterhersenhelft
Toevallig (?) verscheen op donderdag 31 maart in NRC Handelsblad de weergave van een gesprek dat Bas Heijne voerde met de Engelse psychiater Iain McGilchrist over de ontwikkeling van de hersenhelften en de arrogantie van de Verlichting. Bas Heijne spreekt de laatste tijd met verschillende buitenlanders in het kader van zijn reeks Brave new world.
Centraal staat in dit artikel het onderzoek naar de manier waarop onze twee hersenhelften werken: samen én alleen. Tenminste, als het goed is. McGilchrist waarschuwt dat niet alleen in een mens de twee hersenhelften samen moeten werken, maar dat een samenleving die de nadruk té veel op een van de twee hersenhelften legt niet stabiel is, noch goed kan functioneren. Dit artikel, deze visie kun je oppervlakkig beschouwd lezen of zien als een tegengeluid tegen de opvatting van Louise Fresco. Maar op een ander niveau sluiten deze twee visies op elkaar aan. In het artikel wordt ook kritisch ingegaan op (Nederlandse) boeken over modern hersenonderzoek waarin een groot vraagteken wordt gezet bij ‘de vrije wil’ (denk aan Ap Dijksterhuis, Victor Lamme of Dick Swaab). Enkele citaten uit het interview:
Linker en rechter zijn beide nodig
Ten eerste moet je vaststellen dat geen van de helften over alle kennis beschikt. Het probleem is dat de rechterhelft dat weet, maar de linkerhelft niet. Een tijdlang is er evenwicht, en wanneer het te veel een bepaalde kant uitgaat, wordt dat vanzelf gecorrigeerd. Maar wanneer het zwaartepunt te veel op de linkerhelft komt te liggen, gaat het mis. In mijn boek beschrijf ik drie periodes waarin je dat ziet gebeuren. In de zesde eeuw voor Christus zag je dat de twee hersenhelften elkaar aanvulden. In de vierde eeuw was die balans verstoord, toen lag het zwaartepunt op de linkerhelft. In het oude Rome zag je hetzelfde. En in de moderne geschiedenis gebeurde het met de Verlichting.
Mess of life
Die verschuiving kun je als volgt verklaren. Nadruk op het wereldbeeld van de linkerhelft geeft een gevoel van macht en beheersing. Juist de beperkte blik die deze manier van naar de wereld kijken met zich meebrengt, maakt het gemakkelijker de dingen naar je hand te zetten. Dat is verleidelijk. Ten tweede worden concepten uit de rechterhelft expliciet verbeeld door de linkerhelft. Ze worden vastgelegd in een landkaart. Die kaart laat een overzichtelijke werkelijkheid zien, die in zichzelf helemaal coherent is. Iedere tegenstrijdigheid, de mess of life is eruit verdwenen. Men kijkt naar die kaart en denkt: waarom de dingen moeilijker maken dan ze zijn? We hebben toch een concept dat werkt? Het wetenschappelijk materialisme, een mechanisch wereldbeeld kan alles verklaren.
De Berlusconi van de hersenen
Maar het leven zelf zegt ons dat het niet zo is. Ons bewustzijn wordt er niet door verklaard, om maar iets te noemen. En talloze andere dingen. Maar zo’n gesloten, overzichtelijk wereldbeeld is verleidelijk. Bovendien is de linkerhelft de Berlusconi van de hersenen, hij heeft controle over de media, hij beheerst ons taalvermogen en het lineair argumenteren, dat is de manier waarop we onszelf en anderen overtuigen.
Vraag: Waarin schuilt volgens u het gevaar?
Allereerst ontstaat de overtuiging dat één rationeel stelsel van regels voldoet voor alle gevallen. () De emoties van de linkerhelft spelen zich meer af op het sociale vlak, hij gaat minder diepe, emotionele verbintenissen aan. De linkerhelft negeert het unieke karakter van het individu. De rechterhelft heeft oog voor de verschillen tussen afzonderlijke gevallen, de linkerhelft ziet kennis als nuttig middel om mensen in groepen in te delen. De linkerhelft vertrouwt op abstracte kennis, beschouwt het afvinken van hokjes op formuleren en dingen die daarachter schuilgaan. Men zoekt bevestiging van wat men al denkt te te weten en probeert dat onder te brengen in een systeem.
Vraag: Stel dat u gelijk heeft, hoe draaien we die ontwikkeling dan terug? Hoe temmen we de neiging tot dominantie van de linkerhersenheflt?
Wat zou helpen is wanneer we proberen het geheel te overzien. We zien nu vooral snippers informatie, losse feiten. Wanneer we een stap achteruit doen, krijgen we misschien het overzicht terug. Het maakt al veel uit wanneer we ons van onze manier van denken en kijken bewust worden. Ik ben psychiater en ik weet ook wel dat het geen zin heeft tegen een patiënt met problemen te zeggen wat hij moet doen. Dat moet vanuit hemzelf komen.
De drang om alles te willen beheersen
()Het onderwijs in Engeland staat tegenwoordig geheel in teken van meetbare resultaten, doelen die gehaald moeten worden en het beoordelen van prestaties. De leraren die ik vroeger had, wonderlijk onaangepaste, zeer erudiete personages, zouden in dit systeem geen schijn van kans maken. Net zo wordt mij áls dokter steeds vaker door mensen die ergens in een kantoor zitten en geen enkele praktijkervaring hebben, verteld wat ik met mijn patiënten moet doen. Alsof ze niet allemaal verschillend zijn en dus een andere aanpak behoeven! Het zou mooi zijn wanneer mensen die drang om alles te willen beheersen opzij zouden kunnen schuiven. De aanhoudende behoefte aan sensaties lijkt me ook het gevolg van een wereld waarmee men ieder direct contact heeft verloren. Alles is zo dood en gevoelloos dat je voortdurend een schok nodig hebt om tot leven te komen.
Een hypothese, haal ’em onderuit!
Natuurlijk gaat het om een hypothese. Ik denk dat er een verband is tussen de verschillende manieren waarop wij de wereld ondergaan en onze twee hersenhelften, het zou gek zijn als het niet zo was. Waarom zouden die twee helften er anders zijn? Maar mocht blijken dat het net even anders is dan ik dacht, dan zit ik daar niet mee. Ik kom met een idee waarvan ik vind dat het waard is om verder te onderzoeken. Ik draag bewijsmateriaal aan. Je kunt me volledig onderuithalen, dat staat iedereen vrij. Maar wel op basis van wetenschappelijk bewijs, graag.
Zo besluit Bas Heijne zijn artikel over The master and his emissary : the divided brain and the making of the modern world van Iain McGilchrist (niet vertaald in het Nederlands).

Nicholas Carr en Het ondiepe
Enkele weken voor bovenstaande meningen werden geplaatst verscheen de Nederlandse vertaling van The shallows : what internet is doing to our brains. Een pamflet-achtig boek van de Amerikaanse schrijver Nicholas Carr dat eind 2010 verscheen.
De lancering van Het ondiepe : hoe onze hersenen omgaan met internet kreeg in maart veel media-aandacht. Hij snijdt aan dat we als modern mens té vaak moeten toegeven dat we té snel, té impulsief reageren op informatie die op ons afkomt. Nicholas Carr voegt aan die mening van Hans Achterhuis, Louise Fresco en Iain McGilchrist een analyse toe. Een analyse die ogenschijnlijk correct lijkt en voor velen herkenbaar is. Maar – zoals McGilchrist het zo mooi aan het einde van het interview poneert – het blijft een hypothese. Die ingeruild kan en moet worden als er een betere verklaring wordt gevonden (of bedacht) voor hetgeen aangesneden wordt. Klik hier voor een artikel in de NRC van 7 maart 2011
Is Google making us stupid?
Nicholas Carr trok al eerder de aandacht. Voordat hij eind 2010 zijn boek uitbracht leverde zijn artikel Is Google making us stupid? al veel reacties en discussie op. Dat artikel (uit juli 2008 in The Atlantic) werkte hij in 2009 om tot Het ondiepe. Een typisch voorbeeld van een idee dat evolueert doordat anderen er zich mee gaan bemoeien. Er commentaar op leveren. Het aanvallen. Ondersteunen. Met nieuwe gezichtspunten komen enzovoorts. En de omstandigheden veranderen. Er – op dit punt – nóg meer gadgets en andere ‘aandachtvreters’ zijn bijgekomen. Grappig – in dit verband – is wel dat dit proces geprofiteerd heeft van het feit dat hij zijn artikel (juist ook) op het internet heeft geplaatst.
Een unheimisch gevoel
Nicholas Carr geeft ronduit toe dat hij al vijftien jaar een fanatiek gebruiker van internet is. Toch levert hij er nu al een aantal jaren kritiek op. De kern van zijn verhaal is dat internet en uiteenlopende technieken die daarmee samenhangen er in de praktijk toe leiden dat je – als je niet oppast – de hele dag door ‘gestoord’ kunt worden door snippers informatie die zich aan je opdringen. Denk aan email, tweets, een mening op een blog, een pop-up op een website, een mobieltje dat afgaat, een poll die je kunt invullen, een stem om uit te brengen (over dé stelling van de dag) enzovoorts. 24 uur per dag, zeven dagen lang. Exemplarisch is bijvoorbeeld het verhaal van die moeder die het mobieltje van haar dochter (van veertien) ‘s nacht als het ware ‘innam’ omdat het meisje anders zelfs tijdens de nacht door zou gaan met berichten ontvangen en daarop reageren (ergens in De Volkskrant gelezen).
Revolutie en haar kinderen
De stelling van Nicholas Carr is dat we door deze constante stroom informatie niet langer in staat zijn geconcentreerd een langere lap tekst tot ons te nemen. Of op een andere manier geconcentreerd informatie op te nemen en die om te vormen tot ‘kennis’. Waardoor deze uitvinding zich op een bepaalde manier tegen ons zal of gaat keren. Een revolutie die haar eigen kinderen opeet.
Niet stupid, maar eerder oppervlakkig
Internet maakt ons niet ‘stupid’, maar eerder oppervlakkig. We weten van heel veel dingen iets af, maar daardoor missen we de grote lijn(en). Zeg maar het verhaal van Hans Achterhuis die nadrukkelijk stelt om eerst informatie tot je te nemen (vanuit verschillende invalshoeken en niveaus) én pas dan deel te (gaan) nemen aan het maatschappelijke debat. Fresco zegt hetzelfde maar spitst het toe op het gevoel. Het feit dat té veel mensen fact-free door het leven gaan. Zich door hun impulsen en gevoelens laten leiden. Een moedwillige vorm van onwetendheid. Terwijl velen die dit gedrag vertonen beter zouden (moeten) weten. McGilchrist betrekt modern hersenonderzoek erbij en bepleit dat we meer gebruik maken van onze rechterhersenhelft die in staat is de ‘grote lijn’ in de gaten te houden en daardoor als buffer fungeert tegen de linkerhersenhelft die geneigd is te gaan voor gevoel en de voor de hand liggende kennis.
Enkele citaten uit het boek van Nicholas Carr (waaruit vooral ook blijkt dat hij ‘kan schrijven’)
Terwijl we deze handelingen uitvoeren, wordt onze visuele, somasensorische en auditieve hersenschors onafgebroken gevoed. Bijvoorbeeld door de sensaties in de handen en vingers terwijl we klikken en scrollen, typen en aanraken. Of door de vele audiosignalen die via onze oren worden afgegeven, zoals het geluid dat een nieuwe e-mail of sms aankondigt, en de talloze ringtones van ons mobieltje. En natuurlijk zijn er de ontelbare visuele signalen die over ons netvlies flitsen, terwijl we door de online wereld navigeren. () Het net schakelt al onze zintuigen in – behalve, tot dusver, geur en smaak – en ook nog eens allemaal tegelijk.
Laboratoriumratjes
Het levert ook in hoge snelheid reacties en beloningen. () Die moedigen de herhaling van zowel fysieke als mentale handelingen aan. Als we een link aanklikken, ontvangen we iets nieuws dat we moeten bekijken en beoordelen. Als we een woord intikken op Google, krijgen we razendsnel een lijst interessante informatie die we op waarde moeten schatten. Wanneer we een sms’je of e-mail versturen, krijgen we vaak binnen een paar seconden of minuten antwoord. Wanneer we Facebook gebruiken, krijgen we nieuwe vrienden of halen de banden aan met oude. Wanneer we een tweet versturen via Twitter, verwerven we nieuwe volgers. Wanneer we een blogbericht schrijven, krijgen we commentaar van lezers of links van andere bloggers. De interactiviteit van het net geeft ons krachtig nieuw gereedschap om informatie te vinden, ons te uiten en met anderen te communiceren. Het maakt ons tot laboratoriumratjes die constant in een tredmolen rennen om kleine beetjes sociaal of intellectueel voedsel te ontvangen.
De echte wereld verdwijnt naar de achtergrond
Het internet dwingt onze aandacht veel vasthoudender af dan de radio, tv of krant ooit gedaan heeft. () Wat je ziet is een brein dat helemaal in beslag genomen wordt door een medium. Wanneer we online zijn, vergeten we vaak wat er om ons heen gebeurt. De echte wereld verdwijnt naar de achtergrond, terwijl we de stortvloed aan symbolen en prikkels verwerken die uit onze apparaten komen.
Onze sociale status (speelt mee)
De interactiviteit van het net versterkt dit effect. We gebruiken onze computers vaak binnen een sociale context: om met vrienden of collega’s te converseren, om ‘profielen’ van onszelf aan te maken, om onze mening te ventileren via blogberichten of Facebook. Daardoor speelt op de een of andere manier altijd onze sociale status mee, en die is altijd in gevaar. Het hieruit voortvloeiende zelfbewustzijn – dat soms zelfs omslaat in angst – zorgt ervoor dat het medium ons nog sterker in zijn greep heeft. Dat geldt voor iedereen, maar zeker voor jongeren, die bijna dwangmatig hun telefoontjes en computers gebruiken om te sms’en en chatten. ()
Een paradox
Ons internetgebruik kent vele paradoxen, maar de paradox die op de lange termijn vermoedelijk de meeste invloed heeft op hoe we denken, is deze: het net legt beslag op onze aandacht om die vervolgens te versplinteren. We concentreren ons intens op het medium zelf, op het flakkerende scherm, maar we worden afgeleid door een spervuur aan concurrerende berichten en prikkels. Waar en wanneer we ook inloggen, het net biedt ons een ongelooflijk verleidelijke warboel. (pagina 156-158)
Tot slot: De Einstein-generatie
Enkele jaren geleden verscheen in Nederland een boek waarin Jeroen Boschma en Inex Groen beweren dat de huidige jongeren in staat zijn tot multi-tasken én desondanks (of juist daardoor) goede resultaten kunnen behalen. Nicholas Carr kent (uiteraard) Generatie Einstein niet, maar de gedachte die hier verwoord wordt wel. En, die bestrijdt hij inmiddels. Kwestie van voortschrijdend inzicht.
Andrew Keen en de cult of the amateur
Ruim 3,5 jaar geleden sloot cd-verhuurwinkel Via Via in Oss haar deur. Haar omzet zakte in doordat veel klanten overgingen tot illegaal downloaden. Over die sluiting werd op deze website een (relatief lang) artikel geplaatst, waarin ze werd geplaatst in de context van een samenleving die niet langer bereid is te betalen voor informatie.

In dat verband werd ook het in dat jaar (maar nog niet vertaalde boek) The cult of the amateur van Andrew Keen aangehaald. Een evenknie van Nicholas Carr. Die al eerder doorhad dat er ook negatieve kanten aan het net zijn verbonden. Evenals Carr was hij een early adopter. Die na jaren intensief gebruik op zeker moment zag dat er ook schaduwkanten zijn. Zijn stelling was (en is) dat de verzamelde kennis die geleverd werd (en wordt) door vaklui die in dienst zijn bij bedrijven als kranten, tijdschriften, platenzaken, cd-winkels e.d. in rap tempo verdwijnt. Toen was er (nog) geen businessmodel waardoor die deskundigen medewerkers hun werk kunnen en konden blijven doen. En feitelijk is dat er nog steeds niet. Donkere wolken komen nu (ook) boven de boekenmarkt te hangen. Waardoor over pakweg drie tot vijf jaar slechts enkele boekwinkels in Nederland zullen overleven en Openbare Bibliotheken plekken worden alleen oude boeken aangevraagd en geleend kunnen worden.
E-books
Zullen tegen die tijd de fysieke boeken (wellicht) hebben verdrongen. En het illegale circuit zal dusdanig groot worden dat de gemiddelde consument zonder enig probleem zesduizend digitale boeken illegaal kan downloaden. Maar dan? De tijd om ze écht tot je te nemen kan niet gekocht worden en – brugje naar naar de stelling van Achterhuis, Fresco c.s. – draagt bij aan een leven waarin je aandacht versplinterd wordt en raakt door ontelbaar vele flarden informatie. Die, aangezien je geen tijd meer hebt om ze tot je te nemen – feitelijk zonder betekenis zijn. En – verhaal van Andrew Keen – degenen die als filter zouden kunnen functioneren (vaklui in de eerder genoemde disciplines) zijn weggevallen. Want ze kunnen geen fatsoenlijk salaris (meer) verdienen in hun branche.
Zwart verhaal?
Wellicht, maar er zit een kern van waarheid in. Denk eens aan die jongeman met zijn iPod, waarop 120.000 liedjes zijn geplaatst. Waarvan hij het gros nooit zal kunnen beluisteren. Sterker, dagelijks komen er honderden bij. waardoor hij niet – zoals zijn vader of moeder – kon opgroeien in een tijd waarin er enkele liedjes (die er toe doen) per week ‘bijkwamen’. Waardoor hij langzaamaan zijn eigen smaak kon opbouwen en ontwikkelen. Dezelfde jongeman die ook nog al zijn tweets, contacten op Facebook en andere gadgets moet ‘bijhouden’. Zelfs zo’n jongeman uit de Einstein-generatie zal daarin niet slagen.
Ondertussen kondigt Andrew Keen op zijn weblog (!?) zijn nieuwste boek aan. Verschijnt in 2012 en heet Digital vertigo : an anti-social manifesto. Een titel die voor zich spreekt (vertigo=hoogtevrees). Een aanval op alle zogenaamde sociale netwerken? Die je dizzy maken?
Technostress
Op zaterdag 2 april stond in de ‘glossy’ van het FD een artikel over hetzelfde verschijnsel. Op de cover werd het gebracht als Technostress (Twitteren bij het opstaan, Facebooken tijdens de lunch en internetten voor het slapengaan. Maken we onszelf gek?)
Het artikel zelf had als kop Nooit meer rust.
In het vlot geschreven artikel komen veel (trendy) jongeren aan het woord die feitelijk allemaal aangeven doorlopend online te zijn en daar veel activiteiten te ontplooien. De (aangekochte)? illustraties zijn voortreffelijk.

Coen Simon’s Oppervlakkigheid
Toevallig (?) verscheen in deze periode ook de nieuwste bundel van de jonge filosoof Coen Simon. In En toen wisten we alles : een pleidooi voor oppervlakkigheid houdt hij een pleidooi dat ogenschijnlijk haaks staat op de gedachten van Achterhuis, Fresco of Carr. Haaks is het verkeerde woord; Coen Simon belicht een andere zijde van ‘de medaille’.

Uit het eerste hoofdstuk (En toen moesten we ineens alles zelf doen) een citaat dat de teneur van het boek aardig weergeeft:
De oplossing voor deze apathie wordt vaak gezocht in verdieping, meer kennis. Maar deze hedendaagse Bildung zal niets opleveren, vooral doordat verdieping alleen weggelegd blijft voor een kleine intellectuele minderheid. Een minderheid die in de toekomst zelfs alleen maar kleiner wordt door de snelheid van de wetenschappelijke ontwikkelingen en de exponentiële groei van de toepassingen ervan. Wetenschap, ooit geboren uit nood en nieuwsgierigheid, heeft zich door de geschiedenis heen ontwikkeld tot een autonome discipline, die ons niet alleen als middel ten dienste staat, maar ook een doel op zichzelf is geworden. () En ook de kleine minderheid die het wel allemaal kan volgen, zal nooit over voldoende wetenschappelijke kennis beschikken om er zich in het leven door te laten leiden. ()
Het leven van een mens bestaat voor een groter deel uit niet-weten dan uit weten. Het deel dat binnen zijn horizon valt, zal altijd kleiner zijn dat wat er buiten valt (pagina 17-18)
Coen Simon is met zijn boek Zo begint iedere ziener : een filosofische ontdekking van de wereld (Prometheus 2010) genomineerd voor de Socrates wisselbeker (voor het beste filosofieboek van 2010).
De iPad als oplossing van alle problemen?
Apple is erin geslaagd om wereldwijd de indruk te wekken dat je zonder een iPad als modern consument niet meer meetelt; sterker niet meer zou kunnen functioneren in onze informatiesamenleving. Dat ze daarin geslaagd zijn moge duidelijk zijn. Miljoenen hebben de eerste versie gekocht. En miljoenen na hen zullen de tweede iPad aanschaffen. Daarbovenop zullen sommige kopers van de eerste ook de tweede aanschaffen. En dit najaar iPad 3. Mission accomplished.
Maar lost de iPad het probleem op van ‘infostress’?
Het antwoord moet uiteraard ieder voor zichzelf beantwoorden, maar er is veel te zeggen voor de stelling dat een iPad (en/of vergelijkbare apparaten) bijdragen aan het probleem. Het zelfs zullen verergeren. Met een iPad in de woonkamer kunt en zult u – als u niet oppast – doorlopend afgeleid worden OF uzelf afleiden (of weghouden) van zaken die enige aandacht vergen. Gedurende een langere tijd met slechts één ding of zaak geconcentreerd bezig zijn.
Leeswekker
Een oplossing zou een ouderwetse kookwekker kunnen zijn. Die u dagelijks op een vast tijdstip aanzet. Gedurende die tijd (bijvoorbeeld 53 minuten) staan alle apparaten in huis die uw aandacht vragen (tv, radio, pc, mobieltje, iPad) uit en doet u niets. Alleen leest u in die periode geconcentreerd de krant, een tijdschrift of een boek. En bedwingt u de neiging om in die periode iets anders te (gaan) doen. Stug blijven zitten en doorlezen! Wellicht ervaart u dat er iets van verslaving in uw leven is gekropen.
Who’s in control?
En levert het na enige weken ontharding iets van een bevrijding op. Komt u er aan toe een boek van bijvoorbeeld Rob Riemen (eens) te gaan lezen. En zijn lezing bij te wonen (titel: Waarom zijn we vergeten wat belangrijk is in het leven). Merkt u dat het leven ondanks die onthouding toch doorgaat. Sterker, wellicht levert het iets op wat u al lang kwijt was: rust en verdieping.
Komt u weer toe aan Het echte leven
(vrijdag 1 april – woensdag 6 april 2011)
Bonus-stukje: Ook de Nieuwe revu
Sommige dingen, ontwikkelingen, trends ‘hangen’ in de lucht. In de Nieuwe revu, een tijdschrift dat door relatief veel jongeren die digitaal vaardig én actief zijn, stond in week 13 (van 30 maart) een artikel dat op de voorkant werd gebracht als 11 redenen om Facebook en Twitter te dumpen.
In een (voor de Nieuwe revu) relatief lang artikel worden die redenen met een flinke knipoog naar voren gehaald. De meeste argumenten zijn hiervoor al genoemd (in andere bewoordingen), maar toch voegen ze enkele standpunten toe, die als een soort kers op de taart kunnen fungeren.

Asociale media : 11 redenen om Facebook en Twitter te dumpen
Als Hollywood een trend heeft ontdekt, dan is de lol er meestal snel af. Kunnen we na het succes van de Facebook-film The social network nu de sociale netwerken opdoeken? () Hebben al die web-aso’s gelijk? Lees deze gevarenlijst en beslis zelf.
1 | Je privacy stelt niets meer voor In ruil voor het delen van ons persoonlijke surfgedrag krijgen we veel handige diensten cadeau. Maar wie kijken er mee? Vooral Google biedt ons de ene na de andere fraaie dienst. Wie met zijn Android-smartphone rondloopt, ziet hoe zijn adresboek, agenda, navigatie, foto’s en apps allemaal aan elkaar gelinkt worden, waardoor uit al je gedragingen, zoekopdrachten en bewegingen een haarscherp profiel ontstaat. () Ondertussen lijken ‘ze’ steeds meer over je te weten. Wie heeft er nooit zo’n pop-up gezien waarin rondborstige stoeipoezen zich aanbieden in jouw buurt? |
2 | Het is slecht voor de economie Socializen slokt ongelofelijk veel van je tijd op. En we hebben het al zo druk. Met ruim 31 uur zitten we maandelijks 7 uur langer online dan de gemiddelde Europeaan.() In businessbladen worden vaak drukke en duurbetaalde professionals geïnterviewd die toegeven twee uur per dag op Twitter en Facebook te zitten. Zogenaamd omdat het goed is voor het bedrijf, maar onderzoeken naar wat al dat getweet dan precies oplevert in keiharde euro’s eindigen stuk voor stuk in vage conclusies. |
3 | Het is funest voor je studie Een jonge Amerikaanse studente liet haar zus elke zondagavond haar wachtwoord veranderen, om het op vrijdagavond terug te krijgen; ze zag gelijk haar cijfers omhooggaan. |
4 | De bullshitberg groeit Er is nog steeds een gelimiteerde hoeveelheid talent in de wereld, alleen denkt iedereen opeens dat-ie iets te melden heeft. |
5 | Je bent een speelbal van de reclame Doordat we allerlei persoonlijke info met elkaar uitwisselen kunnen adverteerders ons beter ‘targeten’ dan ooit. Logisch dat marketingmensen dolenthousiast zijn over het sociale web. Ze twitteren, bloggen en facebooken zich een ongeluk over hun prachtige producten. Voor het eerst hebben zij een echte ‘dialoog’ met ons. Maar vergis je niet: je bent voor hen geen mens, geen vriend, maar gewoon een consument. Dus al die artiesten, schrijvers en merken die zo joviaal met je aanpappen, hebben allemaal dezelfde verborgen agenda. (toevoeging: denk aan DWWD, P&W of tweets van ‘de bibliotheek’ – hd) |
6 | Daar gaat je reputatie Lollige partyfoto’s delen in Picasa, bezopen uitspraken doen op andermans pagina; het lijkt vandaag cool, maar je digitale reputatie blijft je lang achtervolgen. () Bedenk dus goed hoe je wilt overkomen, wat je eigen merkwaarde is, en gedraag je daarnaar. Of neem geen enkel risico en blijf gewoon weg uit de sociale netwerken. |
7 | Je bent prooi voor stalkers |
8 | We worden ijskoude kikkers Onderzoekers () hebben aangetoond dat de overdaad aan korte berichten () die we dagelijks via tweets verwerken, ons in ongevoelige schepsels verandert die niet langer begrip tonen voor menselijk leed. Oorzaak: ons ‘morele kompas’ slaat op hol van al die tweets en rss-feeds. Hersenscans laten zien dat het menselijk brein weliswaar heel snel berichten over menselijk lijden kan begrijpen, maar dat het langer duurt voordat we ons ook echt kunnen verplaatsen in het leed van anderen, als het ware hun pijn voelen en dan ook echt medlijden krijgen. |
9 | Daar gaat je creativiteit We razen dagelijks door de digitale wereld, verslinden wagonladingen entertainment, nieuwtjes, onzin, maar wanneer hebben we nog een moment voor onszelf? Een Amerikaanse marketinggoeroe bracht vorig jaar zijn iPad terug omdat het apparaat ‘te goed’ was. Als je zelf in je vrije tijd continu naar een scherm zit te staren, je nooit meer verveelt, dan is dat dodelijk voor de creativiteit. () We hebben geen tijd, rust en aandacht meer voor het bedenken van echt nieuwe ideeën. |
10 | Moeders verwaarlozen hun kinderen Steeds meer moeders hebben door hun internetverslaving geen oog meer voor hun rondkruipende kleintjes. () Bij het Illinois Institute for Addiction Recovery zien ze dat een groeiend aantal – vaak jonge – vrouwen hun identiteit na de geboorte van hun kind zijn kwijtgeraakt, en die proberen te herstellen met behulp van sociale netwerken. |
11 | We worden steeds oppervlakkiger Carr zegt dat ons kortetermijngeheugen volgestopt wordt met kleine brokjes informatie, terwijl we maar twee tot vier dingen tegelijk kunnen opnemen. Die warboel van informatie bereikt nooit het langetermijngeheugen zodat we geen kennis en ervaring opbouwen. |
(woensdag 6 april 2011)