Tijdens het doorbladeren van de dikke zaterdagkrant viel mijn oog op een advertentie. Van het CODA, in Apeldoorn. Teun Hocks hangt daar tot eind februari.

Reden om naar Apeldoorn af te reizen. En daar – beste bestuurders – een dagje door te brengen. Hoogstwaarschijnlijk drinken we daar ook een kopje koffie, eten een hapje en lopen we zeker enkele (boek)winkels binnen. Prima. Voor ons, want Teun Hocks is een interessante kunstenaar. Kan een leuk dagje worden. En goed voor Apeldoorn. Nietwaar?
Een eigen ‘kunsthal’
Ik haal deze tentoonstelling hier ook naar voren omdat het te maken heeft met de discussie die in veel steden wordt gevoerd. Hoe houden we ‘het centrum’ interessant? Nu doorlopend winkels sluiten. Waar city managers zich afvragen wat ze moeten doen om hun stad en/of regio aantrekkelijker te maken voor buitenstaanders.
Het CODA is natuurlijk niet dé oplossing. Net zo min als de Boscotondohal in Helmond dat is. Maar het helpt wel als een stad het lef heeft de Rotterdamse Kunsthal na te apen. Niet qua archtitecuur (Rem Koolhaas), maar wel als concept. Regel dat er in of tegen het centrum aan een aantrekkelijke ruimte komt waar exposities van buiten af ‘ingevlogen’ kunnen worden. Organiseer kortom een museum zonder collectie. Geef een ruim programmeerbudget en regel dat er zes keer per jaar ‘iets’ te zien is. En bij voorkeur kunst die ‘normale mensen’ begrijpen. Waar ze van heinde en verre naar toe willen gaan. Dat is dus ‘iets’ anders als een ruimte waar lokale kunstenaars mogen exposeren. Ook prima, maar daarvoor komt iemand uit Apeldoorn niet naar Oss. Maar wel als – zeg in 2018 – Teun Hocks in de nieuwe Osse kunsthal zou hangen. Een kunsthal naast of in hetzelfde pand als de nieuwe bibliotheek?
Teun Hocks
Teun Hocks spreekt een groot publiek aan. Hij is een geboren verhalenverteller. Daagt je uit de tijd voor zijn werk te nemen. Wat zie ik en wat klopt er niet aan? Is grappig, bijzonder. En is dat mannetje Teun Hocks zelf? Ja, maar toch ook weer niet. Realistische kunst met een twist. Bewerkte foto’s. Heeft iets weg van René Magritte, maar zijn werk staat volledig op zichzelf. Heeft zijn eigen signatuur. Je herkent hem uit duizenden. Maar kunst? Er zijn zonder enige twijfel in dit land kunstkenners die dit geen kunst noemen, maar een kunstje.
Diederik Kraaijpoel
In haar laatste columns hield Tamar (Renate Rubinstein) in mijn herinnering in ‘haar’ Vrij Nederland een meer dan warm pleidooi voor een boek van een Groningse kunstenaar en denker: Diederik Kraaijpoel. In zijn in 1989 verschenen De nieuwe salon : officiële kunst na 1945 hield hij een vlammend betoog tegen alle kunstmuseum-directeuren die in Nederland en het Westen allemaal ongeveer dezelfde kunstenaars exposeren. En bepaalde kunstenaars consequent níet tentoonstellen. Kunstenaars zoals Teun Hocks. Die realistisch werk maken. Geen hopen zand in een hoek, een vage installatie, een gekke video. Of zoals Kraaijpoel het formuleert:
Op tentoonstellingen die gewijd zijn aan recente kunststromingen zijn de laatste veertig jaar interessante dingen te zien. Bijvoorbeeld spiegelende cilinders, vijvers met gekleurd water, constructies van metalen staven, een kartonnen doos waarin een klomp vet, of een bewegend apparaat met lampjes. Sommige hekken, schotten of vloertegels zien eruit alsof ze bij de inventaris horen, maar blijkens een getypt kaartje zijn het expositie-objecten. Aan de muur hangen schilderijen die soms met zeer dikke verf of cement zijn opgevuld, met eventueel stukken jute of ander zaken erin geplakt, soms echter uiterst schraal zijn beschilderd met enkele kleurbanen. Het doek is wel eens doorzeefd met gaten of steekt bultig naar voren. (pagina 11)
Een eigen kunsthal
Grappig dat ‘getypte kaartje’. Een goede ‘kunsthal’ laat uiteenlopende kunstenaars, stijlen en werk zien. Het hoeft niet altijd realistisch te zijn. Maar het heeft weinig zin om in ‘de provincie’ de grote stad na te gaan apen. Laat dat maar over aan het Stedelijk of het Van Abbe. Leg je eigen accenten. Neem succesvolle tentoonstellingen uit binnen- en buitenland over. Programmeer er aanvullende activiteiten om heen. Met een Volksuniversiteit, muziekschool, het onderwijs, de schouwburg. En laat de bibliotheek vooral ook meedoen. Een verbinder bij uitstek. Het CODA, in Apeldoorn, is een samenwerking van museum, bibliotheek en archief.
Levert het iets op?
En wat kost dat? Veel! Maar je krijgt er iets voor terug. Hoeveel? Geen idee, maar als je als stad stad wil zijn dan zul je iets moeten (gaan) doen wat wellicht nooit terugverdiend kan of zal worden. Maar daardoor neemt je goede naam in de regio en Nederland toe én heb je ‘iets’ gedaan waar je eigen inwoners domweg trots op kunnen zijn. “Kijk: Teun Hocks hangt (in 2018) toch maar mooi enkele maanden in onze kunsthal!” En trekt zonder enige twijfel mensen van ver buiten de regio aan. Wellicht kijkt ergens in 2018 een Groningse tijdens het doorbladeren van haar zaterdagkrant verheugd op, en neemt zich voor over enkele weken af te reizen naar het verre Oss.
Twee boeken en een dvd
Het late uur = The late hour (1999)
Teun Hocks (1991)
DVD – Hollandse meesters in de 21e eeuw [1] (twintig portretten van 20 kunstenaars) (2011)
Citaat 314 (zaterdag 5 december 2015) een surprise voor de stad?
Homepage Citaten 2015