Categorieën
Citaten Filosofie Literatuur Maatschappij

Openbare bibliotheek heeft als publiek instituut een onafhankelijke positie

Bibliotheekschool
Maandag 10 december kwamen ruim twintig medewerkers van de samenwerkende Noord Oost Brabantse Bibliotheken (NOBB) samen voor een college van ‘de bibliotheekschool’. Het was de vijfde en laatste les van dit jaar.

Een initiatief van de NOBB om medewerkers over uiteenlopende bibliotheek gerelateerde zaken bij te praten. Kennisoverdracht én een gesprek over zaken die binnen onze branche spelen.

De belangrijkste reden om deze ‘school’ op te zetten is het feit dat er geen bibliotheekopleiding meer bestaat. Die bestond vroeger wel. Op HBO-niveau werden tot het midden van de jaren negentig jongelui opgeleid tot bibliothecaris. Op zes plekken in Nederland. De meeste collega’s van onze organisatie volgden net als ik hun opleiding in Tilburg.

Sinds die tijd konden en kunnen medewerkers incidenteel aanschuiven bij korte of iets langere modules. Maar een échte school waar je twee of drie jaar lang naar toe ging, met stagelopen en een eindscriptie, die bestond al lang niet meer. En dat ging knellen.

Waarom een bibliotheekschool?
Om twee redenen. De eerste heeft met demografie te maken. De bibliothecarissen die in de jaren zeventig en tachtig werden opgeleid verlaten langzaamaan de sector. Ze bereiken de pensioengerechtigde leeftijd of nemen om uiteenlopende andere redenen eerder afscheid van hun bibliotheek.

Tegelijkertijd nemen bibliotheken de laatste jaren steeds vaker jonge mensen aan om hun plek in te nemen. Dat zijn geen bibliothecarissen, want … die worden niet meer opgeleid.

Nieuwe, en vaak jonge collega’s hebben kennis op verschillende terreinen, maar ze weten amper wat een bibliotheek is. Wat een bibliothecaris doet. Zo gesteld is dat natuurlijk niet waar. Die nieuwe collega’s solliciteerden niet voor niets bij de bieb.

Zij brengen natuurlijk hun eigen bagage mee en hebben allemaal een vermoeden wat een bibliotheek is en wat een bibliothecaris zoal geacht wordt te doen. Daarbovenop komt dat ze als het ware in het diepe worden gegooid en gaandeweg ervaren wat een (moderne, hedendaagse) bibliotheek zoal doet.

Ook worden ze op sleeptouw genomen en begeleid door ervaren (en vaak oude) rotten. Maar tóch vonden we het nodig om in onze regio in te zetten op aanvullende scholing. Scholing en een gesprek over waar een bibliotheek zich nu en in de toekomst mee bezig zou moeten willen houden.

We regelen het zelf omdat er op provinciaal en landelijk niveau onvoldoende aanbod is. Maar het komt zeker ook voort uit het feit dat we in onze regio enigszins recalcitrant zijn. We menen dat we het zelf ‘beter’ kunnen. Willen niet wachten op aanbod van anderen, dat wellicht ooit zal komen.

Het vijfde college
De eerste vier bijeenkomsten werden we door mensen van ‘buiten’ bijgepraat over baby’s/peuters, kinderen van de basisschool en jongeren van twaalf tot dertig jaar oud. De vierde bijeenkomst ging over big data.

Het vijfde en laatste college van dit jaar preludeert op de tweede reeks, die in februari 2019 vooral zal draaien om collectioneren. Het vijfde college was daarvoor een prima introductie. Hierin werd informatie aangereikt die (wellicht) ook voor leden en niet-leden van de bibliotheek zinvol kan zijn. Of voor raadsleden en wethouders die geacht worden te bepalen of en in welke mate de bibliotheek gesubsidieerd moet (blijven) worden.

Aad van Tongeren
De docent van dienst was maandag 10 december Aad van Tongeren. Hij werkt als beleidsambtenaar op het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCW). In zijn portefeuille zit – zoals dat heet – de bibliotheeksector. En hij moet bijvoorbeeld aan de bak als er in de Tweede Kamer vragen aan de minister gesteld worden. Zoals deze zomer gebeurde.

Die vraag – gebaseerd op een incident – was voor collega Marina – die de bibliotheekschool regelt – reden om hem voor een les uit te nodigen. We kregen deze ochtend kortom een blik in de keuken. Hoe kijken (hoge) ambtenaren en beleidsmakers naar onze sector. Zo’n vraag dwingt een (noodgedwongen) juridisch ingestelde ambtenaar om te kijken wat in ‘de wet’ staat.

Deze ochtend werden we kortom door een hoge ambtenaar (van “tminnesterie”) bijgepraat over wat in de wet over de bibliotheek staat. Toegespitst op collectievorming én programmering. Want die twee – dat werd ook duidelijk – hangen nadrukkelijk samen.

Het begint  … met een boek
Bibliotheken schaffen het hele jaar door boeken en andere mediavormen aan. Week na week maken bibliothecarissen de afweging welke nieuwe boeken wel en welke niet voor hun of haar bibliotheek aan te schaffen. Er moet gekozen worden, want er is domweg onvoldoende budget om alles aan te schaffen. Wat trouwens ook niet nodig is.

Bibliothecarissen die collectioneren doen dat meestal op basis van een summiere bespreking. Een tekst die aangeleverd wordt door de Nederlandse Bibliotheek Dienst. Voor deze non-profit club werken bibliothecarissen en andere specialisten. Zij recenseren jaarlijks tientallen boeken op hun specifieke terrein (leesboeken, thrillers, literaire romans, boeken over sport, geschiedenis, kunst of politiek).

In hun recensie geven ze kort aan waar het boek over gaat, voor welke doelgroep het is bedoeld en zeggen iets over niveau en het belang van dit boek. Op basis van die aanschafrecensies nemen de meeste bibliotheken een beslissing. Week na week komen honderden nieuwe titels voorbij; en oude, als een boek in herdruk verschijnt.

Zo schaften veel Nederlandse bibliotheken het boek Suriname, here we come! van Sanne de Bakker aan. Dat boek verscheen voor het eerst in 2012; in 2015 werd een herdruk opnieuw door de NBD aangeboden. Bestelde boeken worden keurig ingewerkt afgeleverd, en vervolgens in de kasten geplaatst. Prima, zo gaat dat jaarlijks met duizenden boeken. Ingewerkt wil zeggen dat deze boeken geplastificeerd worden afgeleverd, met etiketten en een RFID-etiket om het materiaal te kunnen uitlenen.

In heel Nederland lazen collectioneurs onderstaande tekst/recensie:

Na het winnen van de jackpot in de Staatsloterij, is het gezin De Mol multimiljonair. Floortje is de hoofdpersoon van dit bijzondere gezin, dat met hun dementerende oma op reis gaat naar Suriname. Ze ondernemen veel en genieten van het land, maar er gebeurt ook veel: oma verdwijnt plotseling, mama neemt een straathond op, broer Ruben is verliefd op een Italiaanse schone, maar wat zorgwekkender is, zijn de vele ruzies van de ouders. Tussendoor moet Floortje ook nog een werkstuk maken over Suriname. Dit avontuurlijke verhaal zit boordevol actie, veel grapjes, maar ook veel wetenswaardigheden over Suriname met een totaal andere cultuur en natuur. Het boek is speels vormgegeven. Naast de tekst zijn er veel blokjes met weetjes, foto’s, grappige pentekeningen en mailberichten van een vriendin uit Nederland. Het taalgebruik is vlot, met veel populaire termen. Qua vormgeving en lay-out speelt het boek in op de beeldcultuur. Een volgend deel wordt al aangekondigd. Vanaf ca. 9 jaar.

Deze tekst kan elke Nederlander nalezen die de website van een willekeurige Nederlandse bibliotheek bezoekt en in de webcatalogus op zoek gaat naar deze titel.

Aan deze recensietekst werd door de redactie van de NBD een regel toegevoegd. Die regel heeft te maken met de vraag die in de Tweede Kamer werd gesteld.

NB: diverse wetenswaardigheden over Suriname en de Surinaamse bevolking zijn zeer generaliserend en stigmatiserend van aard.

Kamervragen
Op 17 juli stelde Martin Bosma van de PVV een vraag aan de minister van OC&W over het verwijderen van dit boek uit de collectie van ‘de OBA’. De OBA is de Openbare Bibliotheek Amsterdam. Die had van een lid negatieve opmerkingen gekregen over dit leesboek. Het zou stigmatiserende opmerkingen over Surinamers bevatten. Die klacht bracht de directie van de OBA ertoe het boek uit de ’open uitleen’ te halen en in het magazijn te plaatsen. Dit besluit kwam in het lokale nieuws en dat bracht Martin Bosma ertoe vragen te stellen aan de minister van OCW.

Ambtenaar Aad van Tongeren werd met de opdracht belast om het antwoord van de minister voor te bereiden. Hij realiseerde zich meteen dat het om een complex onderwerp ging. Het was geen toeval dat juist de PVV deze vraag stelde. Dus nam Aad van Tongeren de tijd om het antwoord voor zijn minister te formuleren. En daarvoor moest hij terug naar ‘de wet’.

Een korte geschiedenisles
Aad stond stil bij vier momenten. In 1975 werd een bibliotheekwet aangenomen. In die wet werd contributievrijdom voor iedereen onder de achttien jaar ingevoerd. Door bezuinigingen in het begin van de jaren tachtig werd deze wet als het ware ingetrokken en twee keer vervangen door iets anders.

Op 1 januari 2015 werd de huidige  wet van kracht, de Wsob: de Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen. In artikel vier staat:

Een openbare bibliotheekvoorziening heeft een publieke taak die zij voor het algemene publiek vervult op basis van de waarden onafhankelijkheid, betrouwbaarheid, toegankelijkheid, pluriformiteit en authenticiteit.

Vijf waarden
Om te beginnen moet een bieb onafhankelijk zijn, dus niet gebonden zijn aan een of ander (commercieel) doel.

Verder is een bibliotheek betrouwbaar, haar producten en diensten kun je vertrouwen. Ze ‘verkoopt’ geen bullshit.

Uiteraard is een bibliotheek toegankelijk. Iedereen is welkom op deze (redelijk unieke) plek in het publieke domein. Ook wel third place genoemd. En wat de de gemiddelde lezer en bezoeker daar aantreft is leesbaar, te begrijpen. Het is nadrukkelijk geen wetenschappelijke bibliotheek.

Binnen het kader van dit artikel is belangrijk om te begrijpen dat een bibliotheek(collectie) en programmering pluriform is. ‘We’ laten diverse aspecten van (soms controversiële) zaken ‘zien’.

En tot slot proberen we authentiek te zijn. Een lastig begrip, maar je zou kunnen stellen dat elke bibliotheekvestiging oorspronkelijk, geloofwaardig probeert te zijn. En haar best doet aan te sluiten bij de couleur locale. Zonder daarin té ver door te slaan, want dan komen de andere vier waarden in het gedrang. Een bibliotheek op de bible belt ziet er daardoor anders uit dan een wijkfiliaal in een achterstandsbuurt in Rotterdam of op het platteland van Oost Overijssel.

Kern van dit alles is dat een bibliotheek zich steeds realiseert dat ze een unieke plek binnen het publieke domein inneemt en dat ze geen ‘rare’ fratsen moet uithalen, want dan komt haar geloofwaardigheid onder druk te staan.

Vijf kernfuncties
Daarnaast herhaalde hij de vijf kernfuncties waar openbare bibliotheken zich volgens de wet mee bezig zouden moeten houden. Om te beginnen biedt een bibliotheek toegang tot informatie (fysiek én digitaal). Zetten bibliothecarissen zich in op het terrein van ontwikkeling en educatie, lezen en literatuur, kunst en cultuur en ontmoeting en debat.

Het incident
Vervolgens zoomde Aad in op het bewuste boek, waarom dat omstreden was en hoe hij kwam tot het beantwoorden van de vraag van meneer Bosma.

De Amsterdamse bibliotheek kreeg op zeker moment een klacht van een bibliotheeklid.
“Ik was in de bibliotheek met m’n jongste en toen viel mijn oog op dit walgelijke boek. (…) Ik vind het jammer dat een bibliotheek in de Amsterdamse poort een boek zoals deze op de planken heeft staan.”

De OBA reageerde als volgt

We betreuren het dat dit kinderboek bij zoveel mensen negatieve emoties heeft opgeroepen en hebben begrepen dat de schrijver en haar uitgever inmiddels afstand van het boek hebben genomen. Daarom hebben we besloten om dit jeugdboek uit onze vestigingen te halen. De OBA is namelijk een ontmoetingsplaats voor de diversiteit aan talen en culturen in de stad en heeft aandacht voor actuele maatschappelijke thema’s.  

Maar daarmee was de kous niet af, want er werden kamervragen gesteld.

‘Deelt u de mening dat onze cultuur geweld wordt aangedaan als boeken uit bibliotheken worden verwijderd, omdat mensen er aanstoot aan nemen?’

De teneur van deze vraag was dat de OBA zwichtte voor opmerkingen van een klant en meeging in het verhaal dat ‘onze cultuur’ bedreigd wordt door het toegeven aan ‘andere’ culturen die zich gekwetst voelen door hoe ’wij’ Nederlanders zijn. Zeg maar de zwarte Piet-discussie, maar dan toegespitst op een leesboek.

Chris Wiersma, directeur van de Bibliotheek Almere, mengde zich ook in het debat:

Een bedenkelijk argument voert de OBA hier aan. Boeken die bij veel mensen negatieve emoties oproepen, worden uit de collectie verwijderd. Over niet al te lange tijd biedt een zeecontainer voldoende ruimte voor het restant van de collectie.

Het is van alle tijden
Daarmee sneed Chris een belangrijk punt aan. Er zijn natuurlijk veel meer boeken waarin stellingen worden betrokken die niet iedereen in dank zal afnemen.

Denk aan De duivelsversen van Salman Rushdie, Mijn strijd van Adolf Hitler of De negerhut van oom Tom van Harriet Beecher Stowe. Allemaal boeken waarover in hun tijd veel gedoe was. En soms nog steeds. Dit jaar verscheen een nieuwe editie van hét boek van Adolf Hitler. We hebben deze editie (vol kritische op- en aanmerkingen) in onze collectie opgenomen, terwijl dat decennialang not done was.

Een recent voorbeeld is wat mij betreft het boek De soldaat was een dolfijn van Eva Meijer. Daarin betoogt zij dat dieren op dezelfde respectvolle manier behandeld zouden moeten worden als mensen. Heb niet het idee dat dit al door iedereen wordt omarmd.

Bibliotheken dragen zonder dat ze het willen bij aan het feit dat in de loop van de tijd de perceptie van mensen over (eens) omstreden onderwerpen (langzaam of sneller) verandert.

Artikel over dit fenomeen (Raam van Overton): You can blow out a candle/But you can’t blow out a fire (december 2015)

Het antwoord van de minister
Geen wonder dat Aad van Tongeren enige tijd nam om met een antwoord te komen.

De kern daarvan is dat een openbare bibliotheek een eigen verantwoordelijkheid heeft en dat overheden (lokaal, regionaal noch landelijk) het recht, noch formele machtsmiddelen hebben om het beleid van bibliotheken aan te sturen of dwingend op te leggen.

Een bibliotheek wordt weliswaar voor een zeer groot deel gesubsidieerd door de lokale overheid, maar is autonoom in haar beleid. De weinige ‘richtlijnen’ die er zijn staan in de wet.

‘We’ moeten onafhankelijk, betrouwbaar, toegankelijk, pluriform en authentiek zijn. In deze waarden zit de kern van het antwoord van Aad van Tongeren. Een bibliotheek moet proberen pluriform te zijn. In haar collectie moeten onderwerpen vanuit verschillende kanten belicht worden. Dat betekent niet dat we rücksichtslos zwaar discriminerende en kwetsende teksten en boeken in de collectie opnemen. Maar het is iets anders om een leesboek met ‘enkele’ kwetsende opmerkingen zomaar af te gaan schrijven. Een bibliotheek mag niet meedoen in een wedstrijdje ‘wie is het meest politiek correct’.

“Het is nooit goed!”
Tegelijkertijd dient de bibliotheek echter met die andere waarden rekening te houden; denk aan betrouwbaarheid. Een boek met laakbare opvattingen over ‘de Surinamer’ is niet betrouwbaar, want die opvattingen zijn gebaseerd op vooroordelen. Tja, lastig. Wat je als bibliotheek ook doet. Het is ‘nooit’ goed.

De uitgever van het bewuste boek (Kluitman) zat ook met dit dilemma en besloot het boek uit de verkoop te halen. Om van het ‘gezeur’ af te zijn. En een eind te maken aan de bedreigingen die de auteur via social media kreeg.

Veel Nederlandse bibliotheken hebben het boek uit de collectie gehaald of in een magazijn geplaatst. Aad van Tongeren liet zich daar niet over uit. Weet dat hij als rijksambtenaar daarover niets te zeggen heeft.

Sterker: hij benadrukt dat ook lokale, provinciale en landelijke overheden daarover niets te zeggen hebben. En dat voor hun eigen bestwil ook niet zouden moeten willen. Laat de beslissing daarover maar over aan de lokale bibliotheek.

In zijn antwoord aan de Tweede Kamer nam hij deze zinnen op:

‘Het feit dat personen of groepen aanstoot kunnen nemen aan de inhoud van een publicatie, vormt geen reden de publicatie niet in de collectie op te nemen. Veel boeken die tot de canon van de wereldliteratuur behoren, waren bij hun publicatie omstreden of werden zelfs verboden.’

en

‘(Binnen de hierboven beschreven uitgangspunten) zijn de lokale bibliotheken zelf verantwoordelijk voor de samenstelling van de lokale collecties. De sociale kaart van het werkgebied van de bibliotheek is daarbij een belangrijke factor en bepaalt mede de samenstelling van de lokale collectie.’

en

‘De Wsob legt de verantwoordelijkheden van de verschillende partijen in het bibliotheekstelsel vast. Het collectiebeleid behoort tot de verantwoordelijkheid van de bibliotheek en niet van de overheid. De bibliotheek voert deze taak in onafhankelijkheid uit.’

maar, voegt Aad terecht toe: de lokale bibliotheek moet wel kunnen uitleggen waarom ze iets wel of niet doet. In dit verband waarom ze het bewuste boek wel of juist niet in de collectie handhaaft. Of waarom ze een bepaalde activiteit heeft georganiseerd. Zeker als daar omstreden thema’s worden aangesneden.

Een unieke positie
Aad van Tongeren betoogt in ‘zijn’ antwoord impliciet dat ‘de bieb’ een bijzondere positie in het publieke domein inneemt. Vergelijkbaar met de publieke omroep. Die wordt met gemeenschapsgeld overeind gehouden, maar ‘de overheid’ en ‘de politiek’ heeft NIETS te zeggen over wat zij met dat geld doen.

Dat lijkt mooi, maar schept tegelijkertijd verplichtingen. Bieb en omroep mogen ogenschijnlijk álles’ doen, maar moeten tegelijkertijd proberen het voor ‘iedereen’ goed te doen. Dat kan helaas niet altijd, want in elke samenleving spelen zaken die omstreden zijn. Waar mensen anders over denken, tegenaan kijken. Zelfs als we in de geest van die eerder genoemde vijf waarden acteren, zullen we af en toe mensen tegen de haren in strijken.

Als veel burgers echter het gevoel hebben dat wij of zij (die publieke omroep) dat bewust doen, hebben we een probleem. De lokale wethouder kan dan lastig gaan doen. Een subsidie verlagen met als argument dat er efficiënter gewerkt moet worden; hij of zij noemt dan niet dat hij of zij of zijn achterban zich ergerde aan ‘iets’ anders.

Aad sloot zijn college met vier conclusies af, en ik vermoed dat ‘wij’ daarmee kunnen instemmen en proberen in die geest verder te gaan:

1. Openbare bibliotheek heeft als publiek instituut een onafhankelijke positie.
2. Maakt eigen afwegingen over de collectie op basis van de publieke waarden. Met name: onafhankelijkheid, betrouwbaarheid, pluriformiteit.
3. Keuzes kunnen beargumenteren en verantwoorden.
4. Wees geen speelbal van het soms verhitte maatschappelijke debat.

Is daarmee alles gezegd?
Geenszins. Het samenstellen van een evenwichtige, pluriforme collectie (en dito programmering) vergt het nodige van de bibliothecaris. We zullen daarover met elkaar en de samenleving in gesprek moeten blijven. En zeker met onze aankomende talenten. Op naar de volgende colleges van ‘de bibliotheekschool’. Wordt kortom in februari 2019 vervolgd.

Antwoord op vragen van het lid Martin Bosma over het verwijderen van een boek uit een bibliotheek omdat het negatieve emoties oproept en aanstoot geeft

Bibliotheekblad: Minister reageert op Kamervragen over verwijdering boek OBA (augustus 2018)


Citaat 562 (dinsdag 18 december 2018)
Homepage Citaten 2018

Door Hans van Duijnhoven

Bibliothecaris sinds september 1979. Werkzaam in de regio Noord Oost Brabant.

2 reacties op “Openbare bibliotheek heeft als publiek instituut een onafhankelijke positie”

Geef een reactie

%d bloggers liken dit: