Laatst gebeurde het weer. Iemand die redelijk veel naar muziek luistert (meer dan de gemiddelde Nederlander) dacht dat Bill Frisell ontoegankelijke fusion-muziek speelde. Een soort Pat Metheny: technisch goed, op zich vernieuwend bezig maar in wezen niet om aan te horen. Oké: Frisell heeft zeker ook dat soort muziek en platen gemaakt, maar de laatste tien jaar slaagt hij er regelmatig in cd’s te maken waarop nummers voorkomen met een kop en een staart, een leuke melodie en af en toe wordt er (door iemand) ook gezongen.

Have a little faith is een perfecte introductie tot alle aspecten van Bill Frisell. De titelsong is afkomstig van John Hiatt. Alle nummers op dit album zijn geschreven door Amerikanen. Op andere, latere albums schrijft hij zijn “eigen” Amerikaanse nummers. Nummers die verwijzen naar de grote namen uit de Amerikaanse traditie.
Twee nummers verdienen extra aandacht: Little Jenny Dow is een lied van Stephen Foster. Geschreven rond 1860 door de eerste, echte Amerikaanse componist. Na een rustig begin eindigt het nummer in een kakofonie van diverse instrumenten. Een brok moderne herrie. Een bewerking van een liedje over een lieflijk meisje die bij een watermolen in een dal woont. Een meisje waar alle mannen verliefd op zijn. Maar ze blijft onbereikbaar. Hevige emoties die vaak tot niets leiden.
Op de een of andere manier lijkt dit nummer op een song van Elvis Costello uit 1991 (Couldn’t call it unexpected #4 van de cd Mighty like a rose).
Live to tell van Madonna wordt door Frisell omgetoverd tot een ruim tien minuten durend, volstrekt ander nummer. Een versie die waarschijnlijk langer zal voortbestaan als het hitje van Madonna. Frisell doet hier in wezen hetzelfde als Miles Davis begin jaren tachtig met een nummer van Cyndi Lauper (Time after time op de cd You’re under arrest). Inzien dat in een matig nummer toch iets zit (een hook, een passage) wat het verdient om onder handen te nemen.
(zaterdag 24 mei 2003)