Categorieën
Boeken Geschiedenis Tijd voor een nieuwe lente

Tony Judt

In mei 2010 verscheen een boek waarnaar de komende jaren door verschillende mensen in uiteenlopende debatten zal worden verwezen: Het land is moe van de Engels-Amerikaanse historicus Tony Judt. Het land is moe is de vertaling van Ill fares the land. De titel is een verwijzing naar het gedicht The deserted village (uit 1770) van de Engelse dichter Oliver Goldsmith. In dat gedicht staat het motto voor zijn boek.
 

Wee het land, waar haast het zijn bepaalt,
waar rijkdom groeit, maar de mens verschraalt
 
De Nederlandse titel is minder goed getroffen, maar de ondertitel is wel accuraat. A treatise on our present discontent werd Verhandeling over onze ontevredenheid.

Omslag van een herduk

Het land is moe is om vele redenen een belangrijke bijdrage aan het maatschappelijke debat. Vooraf moet de lezer zich wel realiseren dat Tony Judt zich nadrukkelijk als een ‘ouderwetse’ sociaaldemocraat ziet en positioneert. Maar iedereen die daar overheen of doorheen kan kijken zal moeten beamen dat zijn analyse van onze huidige tijd hout snijdt. En dat hij een richting aangeeft die niet zo maar gebaseerd is op wat losse indrukken. Integendeel: hij weet met veel kennis van het verleden (!) duidelijk te maken dat onze huidige tijd als het ware klem zit in een bepaalde kramp. Een kramp die ons hindert om vooruit te komen. De grote problemen van onze tijd (eindelijk) eens te gaan aanpakken en oplossen. Of daarmee althans een begin te maken.

Wat dat betreft is Het land is moe een perfect voorbeeld van een boek dat preludeert op die nieuwe lente, die lente die we als BasisBibliotheek Maasland bedoelen als we het hebben over ons jaarthema Tijd voor een nieuwe lente. Daarmee willen we als Openbare Bibliotheek niet uitspreken dat de oplossing voor onze problemen bij de sociaaldemocratie ligt, maar wel dat we als burgers behoefte hebben aan intellectuelen (de ‘elite’) die met kracht van argumenten onze huidige tijd analyseren en met voorstellen komen hoe we wellicht vooruit kunnen komen. De herfst- en winterperiode waarin we als samenleving zitten ‘opgesloten’ schreeuwt om nieuwe impulsen. Positieve verhalen, inspirerende vergezichten, weg van het hedendaagse geneuzel en navelstaren.

Tony Judt heeft zo’n inspirerend boekje geschreven. Hierna enkele iets langere citaten.

Een gids voor de verbijsterden
Er is iets fundamenteel mis met de manier waarop wij vandaag de dag leven. Dertig jaar lang hebben we de jacht op materieel eigenbelang als een deugd beschouwd; die jacht is tegenwoordig zelfs het laatste restant van ons gevoel voor een collectieve zaak. We weten wat dingen kosten, maar we hebben geen idee wat ze waard zijn. Van een rechterlijk oordeel of een juridische stap vragen we ons niet meer af of die terecht, eerlijk, rechtvaardig of juist is, en al helemaal niet of die zal bijdragen aan de totstandkoming van een betere maatschappij of een betere wereld. Hoe moeilijk de antwoorden soms ook konden zijn, ooit waren dat dé politieke vragen. We moeten opnieuw leren die vragen te stellen. (pagina 13 Inleiding – Een gids voor de verbijsterden)
 

De huidige bestuurders weten overtuiging noch gezag over te brengen.
Als begunstigden van de verzorgingsstaten waarvan zij de instituties ter discussie stellen zijn het allemaal kinderen van Thatcher: politici die leiding geven aan de ondermijning van ambities van hun voorgangers. Opnieuw met uitzondering van Bush en Blair kan geen van hen in de schoenen worden geschoven dat ze het hun geschonken vertrouwen actief hebben geschaad, maar als er een generatie mannen en vrouwen in het openbaar bestuur is die een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor ons collectieve wantrouwen van politici en de politiek, dan zijn zij daar de ware vertegenwoordigers van. In de overtuiging dat ze er weinig aan kunnen doen, doen ze er ook weinig aan. Het vriendelijkste dat over hen gezegd kan worden, en dat geldt wel vaker voor de babyboomgeneratie, is dat ze eigenlijk nergens echt voor staan, dat ze politici-light zijn.
Doordat we die personen niet meer vertrouwen, raken we ons vertrouwen kwijt in de volksvertegenwoordiging, maar ook in het parlement als instituut. Het volksinstinct kiest dan tussen ‘die boeven eruit te gooien’ of ze anders maar hun gang te laten gaan. Geen van die twee reacties leidt tot veel goeds: we weten niet hoe we ze eruit moeten gooien en we kunnen het ons niet permitteren ze hun gang te laten gaan. Een derde reactie – ‘gooi het systeem omver!’ – heeft als nadeel dat het een inherent lege kreet is. Over welke delen van het systeem hebben we het dan, en wat moet ervoor in de plaats komen? En nu we het er toch over hebben: wie gaat dat omvergooien doen? (pagina 139-140 de laatste regels van het derde hoofdstuk De ondraaglijke lichtheid van de politiek


We zijn consumenten geworden
Politieke bewegingen bestaan niet meer. Er komen soms nog wel duizenden mensen bijeen voor een protest of betoging, maar dat komt voort uit een specifiek, gedeeld belang. Elke poging om zo’n belang te extrapoleren tot collectieve doelstellingen wordt ondermijnd door het gefragmenteerde individualisme van onze zorgen. Nobele pleidooien, zoals voor bestrijding van de klimaatverandering of oorlog, het straffen van bankiers of het oproepen tot verbetering van de gezondheidszorg, kennen geen andere bindende factor dan dat zij uitingen van emoties zijn. Net als in ons economische leven zijn wij ook in politiek opzicht consumenten geworden. We kiezen uit een breed palet met elkaar wedijverende doelstellingen, maar vinden het moeilijk ons een manier voor te stellen waarop die tot een coherent geheel kunnen worden gecombineerd. Dat zal beter moeten.
(pagina 139-140 – de laatste regels van het derde hoofdstuk De ondraaglijke lichtheid van de politiek)

De keizer heeft geen kleren aan
Een minister van Financiën, de directeur van de nationale bank of hun geleerde adviseurs in financiële kwesties zullen niet gauw door een leek worden tegengesproken. Gebeurde dat wel, dan zou hem – zoals een priester in de middeleeuwen tegen zijn kudde – te verstaan worden gegeven dat het zaken betrof waar hij zich niet druk over hoefde te maken. De liturgie moet wel in een of andere obscure taal worden uitgedragen, want zij mag alleen voor ingewijden begrijpelijk zijn. De overigen moeten gewoon geloven.

Maar dat geloof is níét voldoende gebleken. De keizers van het economische beleid in Groot-Brittannië en de Verenigde Staten, laat staan hun volgelingen en bewonderaars van Talinn tot Tiblisi, bleken naakt. Omdat de meeste waarnemers zich al lang geleden achter de kledingkeuze van de keizers hebben geschaard, hebben ze weinig recht van spreken. We moeten weer leren hoe we degenen die ons besturen van kritiek dienen te voorzien. Om dat geloofwaardig te kunnen doen, moeten we onszelf wel bevrijden van het gesloten circuit van opvattingen waarin wij net zo goed gevangen zitten als zij. (pagina 162-163 Wat moet er gebeuren?)

Globalisering
Die situatie is vandaag de dag veranderd. Niet of nauwelijks geschoold werk is snel aan het verdwijnen. Dat komt niet alleen door mechanisering en robotisering van de productie, maar ook doordat globalisering van de arbeidsmarkt gunstiger is voor de meest onderdrukkende en minst betalende economieën (China spant de kroon) dan voor de ontwikkelde en meer egalitair ingerichte westerse samenlevingen. De ontwikkelde wereld kan daar slechts concurrerend op reageren met het exploiteren van haar betrekkelijke voorsprong in kapitaalintensieve moderne industrieën, waarin kennis immers alles is.

In dergelijke omstandigheden verloopt de vraag naar nieuwe vaardigheden veel sneller dan ons vermogen om op te leiden, en die vaardigheden zijn bovendien na enkele jaren toch weer achterhaald, waardoor zelfs de best opgeleide werknemer na verloop van tijd afvalt. Massale werkloosheid, die ooit werd beschouwd als een ziekelijk gevolg van slecht economisch leiderschap, wekt steeds sterker de indruk ook in onze moderne maatschappijen endemisch te zijn. We mogen niet veel meer hopen te bereiken dan ‘onder-werkgelegenheid’, waarbij men vooral in deeltijd werkt, een baan ver onder zijn niveau aanvaardt of anders ongeschoold werk gaat doen dat van oudsher aan immigranten en jongeren toeviel. (pagina 177-178 Wat moet er gebeuren?)

Afgunst en weerzin
De ondermijnende gevolgen van afgunst en weerzin die in duidelijk waarneembaar ongelijke gemeenschappen naar boven komen, zouden onder meer gelijke omstandigheden aanzienlijk worden teruggedrongen. Dat blijkt wel uit het lagere aantal mensen in de gevangenissen in landen waar men meer gelijkheid nastreeft. Een minder verdeelde bevolking geniet gemiddeld ook een hogere opleiding: het verbeteren van de kansen voor de mensen aan de onderkant van de samenleving heeft geen nadelige invloed op de vooruitzichten van zij wier perspectief toch al rooskleurig is. En een beter opgeleide bevolking leidt niet alleen een prettiger leven, maar past zich ook sneller en goedkoper aan aan verstrekkende technische veranderingen . (pagina 185-186 Wat moet er gebeuren?)
 
De overheid nieuw leven inblazen
Het pleidooi om de overheid nieuw leven in te blazen komt niet alleen voort uit de bijdragen ervan aan de moderne maatschappij als collectief project. Er is ook een dringender overweging. We zijn in een tijdperk van angst beland. Onzekerheid is weer een actieve factor in het politieke leven van de westerse democratieën. Die onzekerheid komt natuurlijk voort uit het terrorisme, maar ook – en dat is verraderlijker – uit de onnavolgbare snelheid waarmee de veranderingen zich voltrekken, angst dat we onze baan kwijtraken, angst dat we terrein aan anderen verspelen bij de steeds ongelijkere verdeling van bezit, en de angst om de greep op de omstandigheden en de dagelijkse routines kwijt te raken. En misschien is wel de allergrootste angst dat we niet de enigen zijn die de greep op ons leven kwijt zijn, omdat de gezagdragers dat ook zijn, aan krachten waar ze geen invloed meer op hebben.

In het Westen hebben we een lange periode van stabiliteit gekend en bestond in onze cocon de illusie dat we voor altijd economische vooruitgang zouden kennen. Dat idee ligt nu echter achter ons. In de afzienbare toekomst moeten we rekening houden meer grote economische onzekerheid. We kunnen minder dan op enig ander moment sinds de Tweede Wereldoorlog vertrouwen op onze gezamenlijke doelen, het welzijn van ons milieu en onze persoonlijke vrijheid. We hebben geen idee wat voor soort wereld onze kinderen zullen erven, maar we kunnen onszelf in ieder geval niet meer wijsmaken dat die zeker op die van ons zal lijken. (pagina 215-216 De vorm van de toekomst)

In het voorjaar van 2010 verschenen in De Groene Amsterdammer verschillende artikelen over Tony Judt en zijn laatste boek. Klik hier voor het dossier.

De wereld die wij kwijt zijn
Dit is de titel van het inleidende hoofdstuk uit het in 2008 verschenen boek De vergeten twintigste eeuw : nieuwe wereldgeschiedenis (Contact, 2008 488 pagina’s). In dit heeft Tony Judt 23 van zijn artikelen verzameld;  geschreven tussen 1994 en 2006. De inleiding (De wereld die wij kwijt zijn) uit 2008 preludeert op zijn Het land is moe. In het laatste artikel (De goede samenleving: Europa tegen Amerika) (uit 2006) citeert hij al de regels van Oliver Goldsmith (Ill fares the land). Uit de inleiding enkele (lange) citaten die akelig accuraat onze huidige tijd beschrijven.

Angst is aan het terugkeren als een actief ingrediënt in het politieke leven in westerse democratieën. Angst voor terrorisme natuurlijk, maar ook en misschien wel verradelijker, angst voor de onbeheersbare snelheid van de veranderingen, angst voor het verlies van werk, angst om in een tijd van steeds ongelijkere spreiding van middelen terrein aan anderen kwijt te raken, angst om de greep op de omstandigheden en routines van het dagelijkse leven te verliezen. En daar allemaal wellicht nog bovenuit leeft de angst dat het niet alleen voor onszelf steeds moeilijker wordt om ons leven richting te geven, maar dat ook de gezagsdragers de greep daarop zijn kwijtgeraakt, en wel aan machten buiten hun invloedssfeer. (pagina 32)

De verleiding weerstaan
Slechts weinig democratische regeringen kunnen de verleiding weerstaan om met die gevoelens van angst politiek voordeel te doen. Sommigen zijn daar ook al voor door de knieën gegaan, en dan wekt het geen verbazing dat we een opleving zien van belangengroepen, politieke partijen en programma’s die op angst zijn gebaseerd: angst voor buitenlanders, angst voor verandering, angst voor open grenzen en een open communicatie, angst voor de vrije uitwisseling van onwelkome meningen. De afgelopen jaren hebben dergelijke mensen en partijen het goed gedaan in onberispelijke democratische landen als België, Zwitserland en Israël, en ook in kwetsbare republieken als Rusland, Polen en Venezuela, en de uitdagingen die zij voorleggen hebben gevestigde partijen in de Verenigde Staten, Denemarken, Nederland, Frankrijk en Groot-Brittannië ertoe aangezet allengs strengere standpunten in te nemen tegen gasten, ‘vreemden’, illegale immigranten en culturele en religieuze minderheden. We kunnen in die richting de komende jaren nog veel meer verwachten, waarschijnlijk net zo goed gericht op beperking van de stroom van ‘bedreigende’ goederen en ideeën als op de komst van mensen. Een politiek van onzekerheid is besmettelijk. (pagina 32-33)

Cohesie in de samenleving
Als dat inderdaad gebeurt doen we er goed aan nog eens terug te blikken op de manier waarop onze voorgangers in de twintigste eeuw reageerden op wat in veel opzichten vergelijkbare dilemma’s waren. We ontdekken dan misschien, net als zij, dat een collectief in stand gehouden stelsel van sociale voorzieningen en een zekere beperking van ongelijkheid in inkomens en vermogens belangrijke economische variabelen zijn. Die zorgen immers voor cohesie in de samenleving en het vertrouwen in de politiek die voor een duurzame voorspoed nodig zijn, en alleen de staat heeft de middelen en het gezag om die diensten, voorzieningen en beperkingen uit ons aller naam vorm te geven.(pagina 33)

Een regulerende staat
We ontdekken dan misschien ook dat een regulerende staat voor een gezonde democratie geen bedreiging is, maar juist een noodzaak, dat in een steeds verder door geïsoleerde en onzekere mensen en onbeheerste mondiale krachten gepolariseerde wereld het legitieme gezag van de democratische staat misschien wel het beste soort katalyserende instituut is dat wij te bieden hebben. Want was is het alternatief? Onze hedendaagse cultus van economische vrijheid in combinatie met een toegenomen gevoel van angst en onzekerheid kan tot een terugdringing van sociale voorzieningen en een minimum aan economische regulering leiden, maar dient samen te gaan met een omvangrijk bestuurlijk toezicht op communicatie, beweging en opinie. ‘Chinees’ kapitalisme, als het ware, ,maar dan op zijn westers. (pagina 33)

Vragen, vragen
En wat zijn dan de grenzen van de democratische staat? Wat is het juiste evenwicht tussen particulier initiatief en het algemeen belang, tussen vrijheid en gelijkheid? Wat zijn nog haalbare doelstellingen van een sociaal beleid, en waar wordt het bemoeizucht en schiet het zijn doel voorbij? Waar moeten we precies het onvermijdelijke compromis tussen maximale particuliere rijkdom en minimale sociale wrijving plaatsen? Wat zijn de correcte grenzen tussen politieke en religieuze gemeenschappen? Hoe moeten we greep houden op eventuele conflicten (zowel binnen als tussen staten) als onderhandelingen niet meer mogelijk zijn? Enzovoorts. (pagina 33)

Oude en/of nieuwe uitdagingen?
Dat zijn de uitdagingen van de komende eeuw. Het waren ook de uitdagingen van de afgelopen eeuw, en daarom zullen ze ons in sommige gevallen wel enigszins bekend in de oren klinken. Ze herinneren ons eraan dat de eenvoudige wondermiddelen die de hedendaagse ideologen van de ‘vrijheid’ bieden ons in een complexe wereld net zo min van dienst kunnen zijn als de van voorgangers aan de andere kant van de ideologische kloof van de twintigste eeuw. Ze herinneren ons er ook aan dat ‘links’ van gisteren en ‘rechts’ van vandaag onder andere een overdreven neiging gemeen hebben om de betekenis van ervaringen uit het verleden voor hedendaagse problemen te ontkennen. We denken dat we genoeg van het verleden geleerd hebben om te weten dat veel van de oude antwoorden nu niet meer werken, en dat is misschien ook wel zo. Wat het verleden ons echter het allerbeste kan helpen inzien is dat de vragen altijd weer complex zullen zijn. (pagina 33-34)

Klik hier voor een recensie van De vergeten twintigste eeuw (De Groene Amsterdammer, mei 2008)
Klik hier voor een recensie in het Historisch nieuwsblad (door Bastiaan Bommeljé)

(zaterdag 26 juni 2010)

Homepage Tijd voor een nieuwe lente

Door Hans van Duijnhoven

Bibliothecaris sinds september 1979. Werkzaam in de regio Noord Oost Brabant.

Één reactie op “Tony Judt”

Laat een reactie achter bij Tijd voor een nieuwe lente – Lezer van StavastReactie annuleren

Ontdek meer van Lezer van Stavast

Abonneer je nu om meer te lezen en toegang te krijgen tot het volledige archief.

Lees verder