Op zaterdag 4 juni verscheen in De Volkskrant een interview met Roos Vonk, hoogleraar sociale psychologie aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. De aanleiding was de publicatie van haar nieuwste bundel (met columns uit Intermediair en Psychologie magazine) Menselijke gebreken voor gevorderden. Het artikel begon zo:

Wat ons de das om doet, is dat we op een hedonistische manier gelukkig willen zijn. Daarom gaat het ook fout met de mensheid. Mensen willen genieten, dus ze willen goedkoop vlees. Ze willen autorijden. Ze willen op vakantie met het vliegtuig. En ze willen niet dat die hen worden afgepakt. Dus gaat de aarde naar de kloten. We leven alsof we nog drie reservebollen hebben.
Vraag: Wanneer viel het u voor het eerst op dat mensen niet deugen?
Ik denk dat dat met het ouder worden steeds erger is geworden. Als kind was ik niet zo. In de basis ben ik wel goed van vertrouwen. Dat is mijn eeuwige dilemma: in mijn hart geloof ik in mensen. Dus ben ik heel vaak teleurgesteld. En dan denk ik weer: hoe kun je nou teleurgesteld zijn, trut? Je wist toch dat mensen zo zijn? Altijd hoop ik dat mensen leuker, intrigerender en onbaatzuchtiger zijn dan ze zijn.
() De mens is een ellendig wezen: dat is de enige conclusie die je na lezing kunt trekken. Van alle diersoorten die we kennen, is de mens zonder meer de akeligste en naarste, met zijn oeverloze aandachttrekkerij, zijn gelieg en bedrieg en egoïstische gedrag. Toch is de ondertoon in Vonks stukken mild. Dat klopt. De meeste fouten van mensen komen voort uit domheid. Mensen doen ergerniswekkende, immorele dingen: ze laten het kortetermijnbelang steevast prevaleren boven het langetermijnbelang, ze gedragen zich hebzuchtig. Dat is allemaal niet zo sympathiek. Maar ik geloof niet dat er iemand is die ‘s ochtends handenwrijvend opstaat met het idee: laat ik nou eens even kijken wie ik vandaag weer te grazen kan nemen om er zelf beter van te worden. Zo werkt het niet.
() Door dat duurzame veeteelt-initiatief merk ik hoe moeilijk het is met gevestigde belangen om te gaan. Elke keer als ik de krant lees, raak ik gedeprimeerd. Een woord als ‘koopkrachtplaatje’ alleen al. Van individuen snap ik dat ze aan hun eigenbelang denken – dat hangt samen met al die dingen waarover we het net hebben gehad. Maar van politici mag je verwachten dat ze daar bovenuit stijgen. Dat ze zich bekommeren om het koopkrachtplaatje van de generaties na ons. Ik heb geen kinderen, en soms denk ik: zoek het allemaal maar uit ook. Mijn tijd zal het wel duren. Maar zo wil ik niet zijn.
Dit verhaal sluit ook aan bij het jaarthema Who’s in control? Want Roos Vonk beschrijft ons gedrag als iets dat nu eenmaal zo is. De mens kan zichzelf niet verbeteren. Wie stuurt er dan de mens aan? Zijn onderbewuste? Zijn genen? Zijn hormonen? De omgeving?
Een citaat uit een column uit de bundel Ego’s en andere ongemakken : psychologie van alledaagse menselijke eigenaardigheden. De column heet Eerst het eten, dan de moraal (Scriptum 2009)

Wat houdt ons tegen? Waarom maken we onszelf van alles wijs, terwijl we als buitenstaander zo helder zien wat anderen te doen staat die niet de baas zijn over hun slechte gewoontes? Ik denk dat dit te maken heeft met de oerkracht van onze instincten. Die zijn sterk gekoppeld aan het beloningssysteem in onze hersens – het eten, roken of wat het ook is geeft telkens een lekkere prikkel – en ze zijn gericht op het verwerven van dat prettige gevoel en het vermijden van ongemak. Ooit was dat van overlevingswaarde. Nu leidt het tot roken, drinken, overeten en vasthouden aan onbeantwoorde liefdes.
Goedbeschouwd is het duidelijk: je welzijn is ermee gediend als je tijdelijk ongemak weet te verdragen. Maar onze instincten zijn gericht op het hier-en-nu en op onmiddellijke behoeftebevrediging: ze zetten alles op alles om te vermijden dat we ons onprettig voelen. Met al onze keuzevrijheid en onze geavanceerde kennis over de wereld, gedragen we ons uiteindelijk zoals alle dieren: het lust-onlust-principe en de instincten zijn de baas. Het enige verschil is dat wij er wat slappe theorietjes bij bedenken om onszelf voor de gek te houden en te doen alsof we vrij zijn.
Ik denk dat dit vermijden van ongerief ook op maatschappelijke schaal veel verklaart, zoals onze roekeloze omgang met natuur en milieu. Het is al sinds de jaren zeventig bekend dat we ons gebruik van olie zouden moeten verminderen. Weinig mensen hebben zich daar iets van aangetrokken, totdat de benzineprijzen zo stegen dat het in de eigen portemonnee voelbaar werd. Toen opeens ging de populariteit van de Hummer achteruit en waren de hybride auto’s niet aan te slepen.
Dat is goed nieuws voor het milieu, maar slecht nieuws voor onze moraal: die auto’s waren er allang, alleen was ons persoonlijk belang voorheen niet in het geding. We halen ons wel eens wat in het hoofd als zelfbenoemde hoeders van de schepping, maar uiteindelijk gedragen we ons net als alle andere dieren: ‘Erst das Fressen.’
Iedereen die de worsteling van de roker, drinker of diëter zelf heeft meegemaakt, kan daar begrip voor opbrengen. Maar werkelijke vrijheid vraagt dat je keuzes maakt die soms tegen je instincten in gaan, ook als dat ongerieflijk is, moeite kost of heel slecht uitkomt. Goed voor jezelf, en goed voor de wereld!
(zondag 20 juni 2011)