Als bibliothecaris heb je het voorrecht leuke, interessante, belangrijke ‘dingen’ voor je achterban, je werkgebied te mogen organiseren.
Het is meer dan een voorrecht. Het is een opdracht. En het is ook meer dan een mogen; nee: het moet!

Uiteraard collectioneren we, organiseren we dat leden materialen kunnen lenen, voeren we een administratie. Proberen we langs verschillende wegen jonge mensen leesminded te maken. Werken we met uiteenlopende partners samen. Deze opsomming is niet compleet. Zeker is wel dat we daarnaast ook nog uiteenlopende activiteiten organiseren. Denk aan (kleinere of grotere) tentoonstellingen, workshops, cursussen, quizzen én lezingen.
Lezingen
Een oude formule. Bibliotheacris neemt contact op met een spreker. Na wat gedelibreer over onderwerp, plek en honorarium spreken we een bepaalde dag af. Meestal een avond, van acht tot tien. Vervolgens komt de bewuste meneer of mevrouw. Wordt door een van ons kort ingeleid. De spreker spreekt drie kwartier tot een uur. Dan een kwartiertje pauze. We sluiten meestal af met een vragenrondje en tot slot een bedankje met een flesje (redelijk goedkope) wijn.
Zoals gezegd een ‘eeuwenoude’ formule, waar niets mis mee is. Het stelt mensen in de gelegenheid in ‘het echt’ kennis te maken met een min of meer bekend persoon en/of onderwerp.
Door de jaren heen heb ik het voorrecht gehad om honderden mensen naar onze regio te halen. En heb de meeste bijeenkomsten daadwerkelijk bijgewoond. Zo heb ik het gros van de literaire namen die er toe doen in onze regio mogen begroeten. Het leuke van ons vak is dat je bij de programmering vaak je eigen voorkeuren mee kan én moet nemen. Het heeft weinig zin om doorlopend mensen uit te nodigen waar je zelf niets mee hebt. Wiens werk je niet kent. Of een onderwerp dat je volstrekt niet interesseert. Een bibliothecaris heeft – wil ik redelijk omslachtig zeggen – een mooie baan.
Maar soms lopen zaken anders dan gedacht. Hieronder een voorbeeld. Van lang geleden: het voorjaar van 1983. Ruim drieendertig jaar terug in de tijd.

Voorjaar 1983
In die tijd was ik al enige jaren een soort fan van Patrizio Canaponi, die in 1978 gedebuteerd had met de bundel Een gondel in de Herengracht; en van wie in 1979 de roman De draaideur verscheen. Boeken die indruk op me hadden gemaakt. Ergens in dat vroege voorjaar gingen er geruchten rond dat er van deze Patrizio Canaponi nieuwe boeken op stapel stonden. Alleen zou hij zijn pseudoniem afleggen en inruilen voor zijn eigen, zeer Hollandse naam: A.F.Th. van der Heijden. Met de wijsheid van nu kun je deze geruchtencampagne zien als een perfect voorbeeld van spinning. En ik trapte er in. Nam contact op met de uitgever (Querido) en vroeg of deze A.F.Th. niet naar Oss kon of wilde komen. Temeer daar de aangekondigde boeken uitgebracht zouden worden als deel van een cyclus, met als titel: Working class hero. Bingo: een jonge, dynamische en ‘goede’ schrijver legt een link met John Lennon. Daar zal wel een reden voor zijn. Beiden, zoveel was me al snel duidelijk, kinderen van ouders die het in hun leven niet zo heel ver hadden geschopt. Een ervaring die ik herkende.
Ik heb nog steeds niet kunnen achterhalen op welke dag A.F.Th. van der Heijden naar Oss zou komen, maar het moet het voorjaar van 1983 zijn geweest. Maanden voordat de eerste twee delen van ‘De tandeloze tijd’ in het najaar van 1983 uitkwamen. Het was een doordeweekse dag. Dat is zeker. En op die bewuste dag ging ik gewoon naar mijn werk. Maar zo rond het middaguur kreeg ik een telefoontje van de directeur van de school waar mijn vrouw Laura werkte. Of ik naar huis wilde komen. Beter: naar het ziekenhuis in Helmond, waar ze was opgenomen. Tijdens een gymles was ze over een van die lage gymnastieklokaalbanken gestruikeld en had haar schouder en onderarm gebroken. In het gips. En ze moest zeker een nachtje overblijven.
Tja. Dus op het brommertje van Oss naar Helmond. En foetsie ‘mijn’ avond met A.F.Th.
Collega Edith nam de honneurs waar en over. Ontfermde zich over de jonge schrijver én het publiek. Deceptie. Er was slechts één bezoeker.
Hoe het verder ging
De breuk viel mee. Heelde voorspoedig. Door de jaren heen ben ik A.F.Th. blijven volgen. Heb bijna al zijn boeken gekocht en (uniek voor mijzelf) gelezen. Zie hem nog steeds als de grootste schrijver van onze tijd. Die je mee neemt in eindeloos uitgesponnen verhalen over ‘echte’ mensen. Hij is als het ware de chroniqueur van onze tijdgeest, zonder dat het over politiek of zo gaat. Vooral voor Brabanders, en zeker voor hen van lage komaf, is zijn werk een bron van herkenning. Onweerstaanbaar is vooral hoe hij in Vallende ouders (het eerste deel van De tandeloze tijd) schrijft over Nijmegen, Oss (Schwantje!) en zijn terugreis van Nijmegen naar Geldrop. Iedereen die onze regio een beetje kent zou die reis moeten willen lezen.
Maar door de jaren heen had ik A.F.Th. nooit in the flesh gezien. Had wel eens halfslachtige poging gedaan om hem voor een nieuw optreden in Oss te strikken, maar Adri van der Heijden is niet zo’n lezingen-man. Zit liever in zijn werkkamertje. En werkt. Schrijft. Zondert zich af. Een soort kluizenaar. Prima. Niets mis mee. Levert prachtige, vaak dikke boeken op.
Tot gisteravond.

De avondeditie
In de Verkadefabriek in Den Bosch wordt regelmatig de zogenaamde Avondeditie georganiseerd. Een soort talkshow met gasten uit de wereld van de cultuur. Woensdag 23 november 2016 was Adri van der Heijden de hoofdgast. Samen met Aleid Truijens, de Volkskrant-columniste, die als geen ander begrijpt wat er in het onderwijs volstrekt verkeerd gaat. En Lea Kliphuis, een jonge singer-songwriter met een prachtige stem. Een naam om in de gaten te houden, zoveel werd me gisteravond wel duidelijk. Jan Tromp en Wilma de Rek waren gastheer/vrouw.
Ruim anderhalf uur duurde het programma. Met na afloop natuurlijk boekverkoop (door de fameuze Boekhandel Adr. Heinen) en signeren. Dat laatste had ik al vermoed. Dus nam ik van huis een drietal boeken mee. Oude boeken. En stelde me na afloop in de lange rij op. In de hoop Adri te kunnen begroeten. Dat lukte. En schoof onder zijn neus een piepklein boekje. Een gimmick. Dat uitgebracht werd voordat de eerste twee delen van De tandeloze tijd uitkwamen. Dat piepkleine boekje had zelfs een titel: Proloog. Met een voorwoord.
Opmerkelijk: A.F.Th. en zijn uitgever gingen er in die tijd (nog) van uit dat De tandeloze tijd een trilogie zou worden. Ruim dertig jaar later verschijnen er echter nog steeds delen. Zoals onlangs de dikke pil Kwaadschiks, die geafficheerd wordt als deel 6. En in dat deel kondigt Van der Heijden doodleuk (zoals we inmiddels van hem gewend zijn) een volgend deel aan. Drie delen maar liefst: 7, 8 en 9. Deel 8 heeft een link heeft met Oss: De grafdelver of Schwantje’s fijne vleeschwaren. Schwantje is een verbastering van Zwanenberg. Hij schreef er al over in Vallende ouders. In zijn studententijd in Nijmegen werkte zijn hoofdpersoon Albert Egberts om wat bij te verdienen in de vleesfabrieken van Schwantje.
Het aangekondigde deel 9 heeft waarschijnlijk ook een link met Brabant: De IJzeren man. Een plas in Vught. De tijd zal leren of ze ooit uit zullen komen. De kans is groot dat er tussendoor nog andere boeken van hem zullen worden uitgebracht. Een student letterkunde kan een mooi onderzoek doen naar alles wat ooit door Van der Heijden is aangekondigd.
Een van de grote kwaliteiten van A.F.Th. is dat hij kan associëren. Ogenschijnlijk onbeduidende details uit de realiteit (oude en nieuwe) aan elkaar breien. En voor hij het zelf (als schijver) of wij (als lezer) het in de gaten hebben zijn we weer dertig pagina’s verder. Hij heeft zoals dat ook wel genoemd wordt een meanderende schrijfstijl. Dommel-esk. Kan ‘eindeloos’ variëren op het kleinste van het kleinste detail. Weet het zodanig op te blazen dat het mythische allures krijgt. Je moet er (natuurlijk) van houden. Gisteravond opende hij het openbare interview met een anekdote over het pand naast de Verkadefabriek: Willem II. Momenteel een poppodium, maar het was ooit een sigarenfabriek. Waar, wist hij te melden, zijn grootouders (opa én oma) lang geleden hadden gewerkt. En we zagen gisteren live in actie hoe zo’n beeld bij hem werkt. Voor we het wisten zaten we in die tijd en verderop in Best, Batadorp, waar weer andere personen (echte en getransformeerde uit De tandeloze tijd) hadden geleefd en gewerkt.
Signeren
Toen ik aan de beurt was, schoof ik het piepkleine boekje onder zijn neus en begon uit te leggen dat ik die bibliothecaris uit Oss was die hem ooit had uitgenodigd. En dat er slechts één bezoeker was geweest. Had het over het ongeluk. Van der Heijden wist zich het meteen te herinneren en vertelde dat hij het in de vooravond met de organisatie over die avond in Oss had gehad. En vertelde vervolgens iets wat ik niet (meer) wist. Die ene bezoeker was een (lokale?) dichter die Van der Heijden vroeg te bemiddelen. Verder was er een koffiemeneer en Edith Francissen, de toenmalige directrice van de bibliotheek. Ook had Adri zijn vriendin en latere vrouw meegenomen, Mirjam ‘Minchen’ Rotenstreich. Het werd een genoeglijke avond. Samen aan een tafeltje spraken ze enige tijd met elkaar. Geen lezing, een prettig gesprek. That’s all. Aangezien de rij in mijn nek hijgde moesten we het daarbij laten. Hij signeerde het boekje. Ik probeerde hem – tegen beter weten in – over te halen nogmaals naar Oss te komen. Vergeefs.
Nu, een halve dag later, realiseer ik me dat hij naar Oss kan (nee: moet) als dat fameuze deel acht over Schwantje in 2023 (of zo) uitkomt. Tegen die tijd wil ik hem met alle plezier interviewen over Albert Egberts, Leentge, Beertje, de reis met de Ford Transit en natuurlijk Schwantje.
Voorwoord uit Proloog
Albert Egberts volgen tot aan het slot van de trilogie over zijn wederwaardigheden, betekent hem vaak te zien aarzelen op de drempel van ene kamer vol beweging. Hij komt zelden verder dan de aanzet tot een daad die enige werveling in zijn bestaan moet brengen.
Meteen al in de proloog treffen we Albert Egberts op zo’n drempel aan, met als decor een bewogen bladzijde uit de recente vaderlandse geschiedenis. De verwarrende gebeurtenissen (‘Aan welke kant staat wie’) maken het hem nog eens extra moeilijk over zijn aarzeling heen te stappen. Omdat die situatiesymbolisch lijkt voor Egberts’ positie, heeft de auteur uit het bedoelde hoofdstuk een fragmentencollage samengesteld bij wijze van ‘trailer’.
33 jaar later
Albert Egberts is de hoofdpersoon in de reeks De Tandeloze tijd. Velen zien in hem Adri van der Heijden. Drieëndertig jaar later durf ik de stelling te verdedigen dat de zin – dat hij zelden tot iets komt – niet klopt! Van der Heijden heeft een imposant opus bij elkaar geschreven. En er moet – afgaande op zijn opmerking over ‘spullen’ die zijn toekomstig biograaf ijn zijn huis in Amsterdam zal aantreffen – nog veel klaarliggen. Plus de duizenden pagina’s die nog in zijn hoofd zitten.
Citaat 409 (donderdag 24 november 2016)
Homepage Citaten 2016