Categorieën
Liedjes Muziek

Veertien muziekschriftjes in 33 jaar

Schubert. Natuurlijk. Wie anders.

Na maanden gegevens invoeren, ruwe data bijschaven, er formules op loslaten, kon niemand anders dan Franz Schubert er als nummer een uit rollen.

Leopold Kupelwieser. Gesellschaft der Schubertianer in Altenburg (1821). Franz zit linksonder, am Klavier.

De laatste drieëndertig jaar heb ik het vaakst een cd opgezet – ‘gedraaid’ – met daarop een of meerdere werken (vooral Lieder) van deze veel te jong overleden Oostenrijkse componist. Eén van de grote namen uit de klassieke muziek.

Nummer twee binnen dat ‘genre’ is voor mij natuurlijk Johann Sebastian Bach. Maar wel veel minder. In the end draait het bij mij toch iets meer om melancholie, dan om structuur. Nu lijkt het alsof ik vooral ‘klassiek’ draai, maar dat is zeker niet het geval. Ik zet vaak iets klassieks op, maar het vaakst ‘popmuziek’, wat dat ook moge betekenen.

Een artikel van Felix Eijgenraam
Tja, dat ik maanden bezig ben geweest om tot deze voor mij voor de hand liggende conclusie te komen heeft te maken met een redelijk impulsieve daad die ik in januari 1990 deed. Exact twee weken nadat Geert, onze tweede zoon, was geboren. Kort daarvoor las ik in het Cultureel Supplement van de NRC een lang artikel van wetenschapsjournalist Felix Eijgenraam.

Daarin bekende hij schielijk een rare gewoonte te hebben. Hij noteerde als veellezer na een boek gelezen te hebben in een schriftje de naam van de auteur, de titel van het boek, uitgever, aantal bladzijdes, jaar van uitgave; ook gaf hij aan elk gelezen boek een aantal sterren. Op zeker moment bracht hij de gegevens uit dat boekenschriftje over naar Excel en ging zijn leesgedrag analyseren. Kon al doende de ‘plezierfactor’ per gelezen boek ‘berekenen’.

Hij schaamde zich ietwat voor dat boekenschriftje, én zijn analysedrift. Maar tot zijn verrassing kreeg hij na publicatie van dat artikel veel positieve reacties. Veel lezers deden/doen hetzelfde. Toen ik dat las dacht ik alleen maar: “Was ik ook maar ooit met zo’n boekenschriftje begonnen!” Maar dat was niet het geval, en was ik ook niet van plan. Maar tijdens de dagen rondom de geboorte van Geert bleef waarschijnlijk toch de strekking van dit artikel in mijn hoofd rondspoken.

Hoe dan ook. Op donderdag 18 januari 1990 kocht ik bij de lokale boekhandel een klein schriftje. En begon diezelfde avond; met het opschrijven van de lp’s en cd’s die ik op die bewuste dag had opgezet, gedraaid. Daar ging ik mee door. Tot vandaag aan toe. Ik zit momenteel in mijn veertiende schriftje.

Felix Eijgenraam stopte vier jaar later met zijn boekenschriftje. Hij overleed in 1994; veel te jong. Wel was zijn boekenschriftje-artikel in 1990 als boekje bij de inmiddels ter ziele gegane uitgever Aramith verschenen. Titel: De plezierfactor : nut en genot van het boekenschrift.

Twintig jaar
In het najaar van 2009 realiseerde ik me dat ik al bijna twintig jaar dit muziekschriftje bijhield, en besloot net als Felix Eijgenraam die gegevens te gaan analyseren. Het resultaat van die inspanning staat nog steeds op een van mijn sites: De plezierfactor van het muziekschriftje.

Sindsdien heb ik die analyse-drift weten te beheersen. Maar het afgelopen jaar, in mijn tweede pensioenjaar, kwam het idee op om dit werk te gaan oppikken. Op 31 december 2022 zou ik 33 jaar vol hebben gemaakt. Een mooi getal.

Dus begon ik ergens in februari van dit jaar met een giga klus. In eerste instantie alle jaren van 2010 tot en met 2022 toevoegen aan het hoofdbestand (van 1990 t/m 2009). Dat stond gelukkig nog  ergens op mijn harde schijf. En was, merkte ik tot mijn verbazing, nog redelijk intact én bruikbaar. En daarna, fine tunen. Fouten wegpoetsen, ontbrekende jaartallen en labels toevoegen, formules erop loslaten et cetera.

Dit jaar heb ik tussen andere bedrijven door (zoals: lezen, fietsen, uitstapjes, koken, meehelpen als herenboer op de Landmeerse Loop, leven) tientallen uren besteed aan dit klusje. En ondertussen draaide ik zoals altijd muziek. Iets wat bij ons thuis altijd aanwezig is: muziek die ik afdraai via een cd-speler; zelden meer met behulp van een pick-up en de laatste jaren af en toe stream via Qobuz.

Méér dan de gemiddelde Nederlander
Een van mijn stokpaardjes is een zin waarin ik de frase ‘méér dan de gemiddelde Nederlander’ bezig. Dat lijkt aanmatigend, pretentieus, maar zo is het niet bedoeld. Het is meer een weten dat ik méér dan de gemiddelde Nederlander naar muziek luister, lees, naar de film en musea ga, boekhandels en de laatste twee jaren als gast bibliotheken bezoek. Ik weet ook dat ik minder dan de gemiddelde Nederlander naar ‘het voetbal’ kijk, barbecue of Netflix. Belangrijk om te weten is dat bij ons thuis de tv in een zijkamer staat, waardoor in de woonkamer eigenlijk ‘altijd’ muziek gedraaid kan worden.

Dat wil níet zeggen dat ik kan multitasken. Als ik lees hoor ik amper de muziek, maar altijd komt er een moment dat ik tijdens dat lezen als het ware opveer, ‘iets’ oppik. Een flard van een oude of een nieuwe cd. Genoeg reden om op zoek te gaan naar de veronderstelde magie die ik dan denk te horen. En ga er vervolgens intensiever naar luisteren; op zoek naar de betekenis van de woorden et cetera.

Tientallen lijstjes

In 33 jaar kun je veel muziek draaien; zeker als je dat gemiddeld 338 dagen per jaar doet. In 12.035 dagen zette ik zo’n twaalfduizend unieke ‘platen’ op. Platen zijn in mijn beleving cd’s, lp’s of een gestreamde variant daarvan. Het gaat nadrukkelijk niet om losse nummers, of songs. Die twaalfduizend platen heb ik in die 33 jaar minimaal één keer ‘gedraaid’. Draaien slaat natuurlijk op lp’s die je op een pick-up afspeelt. Maar staat hier ook voor het afspelen van een cd via een cd-speler. Ik gebruik ‘opzetten’ en ‘draaien’ hier door elkaar, en maak geen onderscheid tussen beide. Het gaat uiteindelijk om het feit dat ik bijna dagelijks een elpee of cd afspeel, dan wel ‘draai’; en bijna altijd meer dan een.

De relativering moet meteen zijn dat ik van die twaalfduizend er (om precies te zijn:) 3.785 slechts één keer heb opgezet, gedraaid. 1.772 twee keer; 1.119 drie keer. Dan blijven er 5.343 over. ‘Slechts’ 74 albums heb ik door de jaren heen (van 1990 t/m 2022) meer dan 100 keer gedraaid. Dat is nog niet eens één procent.

AKG = Aantal Keren Gedraaid van 1990 t/m 2022

Jaarlijks zet ik gemiddeld 869 platen minimaal één keer op. Mijn ‘topjaar’ was 1999, toen haalde ik 1.964 titels. Die ik gemiddeld twee keer opzette. Ik vermoed dat ik in dat jaar een poging deed om alle cd’s die bij mij thuis in de kast stonden minimaal één keer wilde draaien. Dat lukte in het laatste jaar van de twintigste eeuw van geen kant; maar de poging was achteraf wel opmerkelijk.

Vijf platen meer dan 200 keer opgezet 

Twee keer Bach, twee keer de MP. Lijkt veel, maar dit werk wordt bijna altijd uitgebracht op drie cd’s, die ik als zodanig noteer. Dat Ketil Bjornstad, de Noorse pianist/componist, drie keer voorkomt heeft te maken met het feit dat ik ergens in 2018 als een blok viel voor zijn passie voor John Donne, en even later voor de manier waarop hij gedichten van Lars Saabye Christensen op muziek zette, en uitvoerde.


Aantal dagen waarop ‘iets’ gedraaid

In 2014 was ik blijkbaar veertig dagen niet thuis. Verder waren mijn ‘slechtste’ jaren 2018 en 2019, ik draaide toen circa 530 titels. De belangrijkste verklaring daarvoor is dat we in 2018 midden in een grootscheepse verbouwing zaten; en een jaar later moest ik het wekenlang zonder cd-speler doen. Die was kapot én de nieuwe bestelde liet lang op zich wachten.

1998 was een opmerkelijk jaar; Ik noteerde élke dag iets in mijn muziekschriftje. Ik vermoed dat we dat jaar tijdens de vakantie gewoon thuis bleven. Onze opgroeiende jongetjes vermaakten zich blijkbaar prima in en om huis; met af en toe een logeerpartijtje bij vriendjes of familie. En wij hoefden ook niet zo nodig ’s avonds ergens anders te slapen. Dat vertaalt zich natuurlijk ook in het aantal keren dat ik een cd of lp opzette; in 1998 was dat 3.235. Alleen het jaar 1994 pakte nog hoger uit: 3.297 keer. Toen waren onze kinderen nog erg klein. En was de zomer waarschijnlijk erg mooi; genoeg reden om veel thuis te blijven. Dat jaar schreef ik slechts vier dagen niets in mijn muziekschriftje. Die trend gaat ook op voor 1991 en 1992: 361 en 360 dagen stond muziek op.

Een van mijn opgedane levenswijsheden is dat je voor jonge kinderen tijdens vakantie niet zo nodig je huis hoeft te verlaten. Een zandbak met wat water, een supersoaker, regelmatig pannenkoeken, een stukje omfietsen; en het is prima. Voor kinderen én ouders.

Vier decennia
In 2023 zit ik in het vierde decennium waarin ik mijn luistergedrag dagelijks documenteer. Daarvan zijn inmiddels drie jaar voorbij; ik zit in 2023 in het vierde opschrijfjaar van de twenties.

In de analyse heb ik voor het gemak de 33 jaar in vier decennia verdeeld: de jaren negentig, nul, tien én twintig. Natuurlijk weet ik van elke gedraaide cd of lp het jaar waarin de bewuste plaat uitkwam.

Zo’n releasejaar zegt niet alles. Wél als het om een zogenaamd studioplaat gaat. Dan kun je met zekerheid stellen dat het om muziek draait die dat bewuste jaar uitkwam. De opnames kunnen een jaar of jaren daarvoor zijn opgenomen, maar dat doet er hier niet toe! Bij heruitgaves, zelfs als er ‘extra’ tracks aan een cd zijn toegevoegd, neem ik in principe het oorspronkelijke jaar van release.

Bij verzamelplaten is dat lastiger, want die kunnen (en zullen vaak) tracks, liedjes, nummers, werken bevatten die (vaak veel) eerder zijn opgenomen. Maar ook híer neem ik het releasejaar van zo’n verzamelalbum als uitgangspunt.

Met name cd’s uit de helaas beëindigde reeks Prima voce van het Nimbus-label zijn daarvan een voorbeeld. Tientallen cd’s heb ik door de jaren heen opgezet; stokoude opnames van zangers uit de eerste helft van de twintigste eeuw; denk aan Enrico Caruso, Tito Schipa, Adeline Patti of Heinrich Schlusnus.

Het is evident dat als je met een muziekschriftje in 1990 begint het aantal albums die in de jaren negentig uitkwamen (van 1990 t/m 1999) én door mij opgezet, het grootste zal zijn; dat klopt, het waren er ruim 3.600.

De jaren nul (2000-2009) volgen daarna, met bijna 3.200 stuks. De jaren tien (2010-2019) staan op plek drie, met bijna 2.500 titels. Daarna volgen de jaren tachtig (van 1980-1989: 1.100 titels). Vervolgens de jaren zeventig (1970-1979: 759 albums), de jaren twintig (2020-2022: 474 om precies te zijn), de jaren zestig (1960-1969: 340 platen), de fifties (1950-1959: met ‘slechts’ 78 cd’s/lp’s). De jaren veertig sluiten de rij met vijf platen.

Dit grote aantal laat zich verklaren door het feit dat ik van 1988 tot 2020 naast mijn andere werkzaamheden binnen de samenwerkende Noord Oost Brabantse Bibliotheken de ‘muziekafdeling’ van de Osse Bibliotheek runde. In de praktijk betekende dit dat ik alle nieuw aangeschafte cd’s voor plaatsing in de uitleenbakken in handen kreeg (moest krijgen, voor de laatste controles en werkzaamheden) én daardoor er wekelijks enkele titels uitpikte die ik thuis aan een korte luisterbeurt kon onderwerpen. Vaak leidde dit iets later tot aankoop voor mijn privé collectie.

JaarTotaal%
40s50,04
50s780,65
60s3402,83
70s7596,32
80s11009,15
90s362630,17
00s318126,47
10s245620,43
20s4743,94
Tot12019100

Een top 25
Voordat ik aan de klus begon om 33 jaar naar muziek luisteren in kaart te brengen, had ik het gevoel dat Franz Schubert mijn nummer een zou zijn. Sinds ik in februari 1989 mijn eerste cd van hem had gekocht (pianist Alfred Brendel die ‘de’ Moments musicaux speelt) én een maand later mijn eerste Winterreise (zanger: Dietrich Fischer Dieskau met dezelfde Alfred Brendel) was ik verkocht. Kocht de volgende tien jaar bijvoorbeeld alle cd’s die pianist Graham Johnson met uiteenlopende zangers maakte om álle Lieder van Franz Schubert op te nemen (in de zogenaamde Hyperion Schubert edition – 37 cd’s).

Maar Franz Schubert was niet mijn eerste klassieke held. Dat was Kurt Weill. Op wiens pad ik kwam doordat David Bowie in 1982 een EP uitbracht met werk van hem (David Bowie in Bertolt Brecht’s Baal). Ook had de door de legendarische Hal Willner geïnitieerde Weill-plaat Lost in the stars veel impact op mijn luistergewoontes.

Ik was opgegroeid met popmuziek; en dacht tot het midden van de jaren tachtig dat klassieke muziek niet voor mij was bedoeld. Maar toen kwamen Kurt Weill, Johann Sebastian Bach (Glenn Gould met zijn interpretaties van ondermeer de Goldberg variaties) én iets later Franz Schubert op mijn pad.

Over mijn eerste gekochte popplaat schreef ik onlangs een ander (zéér) lang artikel: Mijn eerste plaat (april 2023).

In 33 jaar heb ik bijna honderdduizend keer een plaat opgezet. Ruim twaalfduizend titels. Die ik ‘dus’ gemiddeld acht keer heb gedraaid. Op die bulk aan gegevens kun je veel analyses loslaten. Bijvoorbeeld een top 25 van mijn meest gedraaide componisten, artiesten, uitvoerenden, werken, jaren, labels…

Allereerst een top 25

Er zit overlap in de data. Vooral klassieke opnames heb ik bij meerdere lemma’s ondergebracht, denk aan J.S. Bach (met zijn Matthäus Passion, of Goldberg variaties), of een pianist (als Sviatoslav Richter) die ik ook meetel bij een uitvoering van een werk van Beethoven of Mozart.

In bovenstaande tabel kun je ook nagaan in welk jaar ik een bepaalde artiest of componist voor het eerst ben gaan draaien; én in welk jaar ik het vaakst een plaat van de bewuste artiest opzette.  Eén opmerking: staat er 1990 dan zal ik de bewuste naam in veel gevallen al eerder hebben gedraaid. Denk aan platen van Bob Dylan, David Bowie of Nick Cave. Ik luister anno 2023 al vijftig jaar méér dan de gemiddelde Nederlander naar muziek. Van de eerste zeventien jaar heb ik echter geen cijfers over mijn luistergedrag.

AT = Aantal Titels

Een tweede lijst, nummers 26 t/m 50

Opmerkelijk vind ik altijd hoe relatief weinig ik naar de grote namen uit de sixties luister. Dat komt deels omdat ik in de tweede helft van de jaren zestig én het begin van de seventies nog wel veel naar de radio luisterde, én daardoor zeer bekend ben met hun grootste hits. Die hoef ik niet meer zo nodig op te zetten. Denk in dit verband aan de Beatles, de Stones, de Kinks, de Who et cetera.

Een derde top 25, nummers 51-75

John Gorka is een Canadese singer-songwriter (begin met diens Land of the bottom line, uit 1990). Bill Fay is een Engelse muzikant die enkele jaren geleden terecht werd herontdekt, en van wie nieuw werk verscheen (tip: Life is people, uit 2012). Fretwork is een klassiek kwartet, die vooral zo hoog in mijn lijstje staat vanwege hun opname van Lachrimae or Seaven Teares van John Dowland (uit 1993 , alom melancholie, én weemoed). Zupfgeigenhansel is een Duits folkduo dat 1k al aan het eind van de jaren zeventig leerde kennen. Mijn toptrack: Ein stolzes Schiff (over emigratie, staat op hun derde plaat: Volkslieder III).

De nummers 76 t/m 100

De Cubaanse singer-songwriter Guillermo Portabales leerde ik kennen door het verzamelalbum El carretero (World circuit, 1996). Richard Shindell is een singer-songwriter die zich enigszins laat vergelijken met het werk én niveau van een Townes Van Zandt en David Olney. De Milk carton kids is een Amerikaans ‘folk’-duo, in de sfeer van Simon & Garfunkel; instapplaat: The ash & clay (uit 2013). Eilen Jewell treedt altijd met een rock-achtige band op, maar haar songs zitten in de hoek van c&W, folk en pop. Absolute hoogtepunt is het album Sea of tears (uit 2009). Tjokvol ‘hits’ en interessante covers.

De beste artiesten uit de jaren negentig

Het gaat hier om de artiesten die ik van 1990 t/m 1999 draaide. Franz Schubert nummer was een. Logisch, want ik had hem net leren kennen (in 1989), en wilde meer van hem leren kennen. Opvallend verder hoeveel klassieke namen er in deze top 25 staan. In die jaren draaide ik heel veel klassiek; een soort inhaalmanoeuvre.

De beste artiesten uit de jaren nul

In september 2000 kocht ik tijdens de ‘dwaze dagen’ van De Bijenkorf een cd-box met de belangrijkste pianowerken, uitgevoerd door de beroemdste pianisten van de twintigste eeuw. En jaren daarvoor (in januari 1995) een cd-box met ‘alle’ opnames van de beroemde pianist Jascha Heifetz. Ook was ik in die jaren bezig om oude klassieke zangers en zangeressen te leren kennen. Nimbus bracht tientallen cd’s uit in hun Prima voce-reeks. Opvallend is in déze top 25 dat ik bijna alle topnamen ook al in de jaren negentig ‘volop’ draaide. Ik bleef als het ware mijn oude helden trouw.

De beste artiesten uit de jaren tien

Bob Dylan staat in déze top 25 op nummer een; vooral door één meesterwerk: Tell tale signs, nummer 8 uit de zogenaamde Bootleg series. Een ‘restjes-plaat’ die veel zogenaamde studio-albums van hem overstijgt. Naar nummer twee van deze lijst – Ketil Bjørnstad – ging ik pas in 2018 voor het eerst luisteren. Had toen geen idee dat hij vijf jaar later tot een van mijn grootste en meest geliefde artiesten/componisten zou uitgroeien. In de jaren tien was ik een beetje over mijn klassieke ‘verslaving’ heen, en ging ik weer meer naar ‘pop’-muziek luisteren. Wel bleef ik trouw af en toe oude helden als  David Bowie, Townes Van Zandt, Gretchen Peters, Philip Glass, June Tabor of een Leonard Cohen draaien.

Gretchen Peters en Anna Ternheim zijn beiden singer-songwriters. Een Amerikaanse en een Zweedse. Ze begonnen hun carrière in de jaren nul, maar braken bij mij door in de jaren tien.

De beste artiesten uit de jaren twintig (2020-2022)

De hoogste binnenkomer is hier de Nederlandse Christien Oele, die in 2022 haar vierde cd onder de naam VanWyck uitbracht. Wat mij betreft was The epic tale of the stranded man dé plaat van vorig jaar. Uiteraard ging ik vervolgens ook haar oudere, door mij genegeerde platen draaien.

Hetzelfde gaat ook op voor de Amerikaanse Lana Del Rey. Had jarenlang gedacht dat ik haar kon negeren; meende dat zij voor anderen muziek maakte. Maar haar Norman Fucking Rockwell! (NFR!) uit 2021 was én is een absoluut meesterwerk. Vervolgens kom je er achter dat ze nog veel meer bijzondere albums heeft gemaakt. Tijdens het analyseren van de data draai ik veel haar laatste plaat: Did you know that there’s a tunnel under Ocean Blvd.

Opvallend is ook dat in alle vier top 25’en dé Matthäus Passion van Johann Sebastian Bach staat. Jaarlijks draai ik in de maanden februari tot april (tot en met Stille zaterdag, de dag voor eerste Paasdag) verschillende opnames van de MP. Door de jaren heen waren het twintig verschillende! Uiteraard zitten daar twee favorieten bij: van de dirigenten Peter Schreier (op Philips, uit 1985) én Philippe Herreweghe (op Harmonia mundi, uit 1999). Ik vermoed dat ik de door Raphaël Pichon gedirigeerde versie uit 2022 op Harmonia mundi in de komende jaren steeds vaker zal gaan draaien.

Ik constateer ook dat ik Peter Hammill, een van mijn grote ‘helden’, in de jaren tien minder heb gedraaid. In mijn alltime lijst staat deze singer-songwriter én voorman van de band Van der Graaf generator op positie zes. Alleen Bob Dylan en Elvis Costello zette ik binnen het ‘pop-genre’ nog vaker op. Peter Hammill bijna net zo vaak als ‘de Franz Schubert van de pop’ (mijn stelling): Townes Van Zandt.

In de vierde top 25, over de jaren 2020 t/m 2022, staat Ketil Bjørnstad bovenaan. Nadat ik hem in 2018 leerde kennen door A passion for John Donne én A suite of poems ging ik de jaren daarna braaf door met naar veel oude platen van hem te luisteren. Albums waarop hij verdacht veel samenwerkt met andere, vaak volstrekt onbekende namen in Nederland en ver daarbuiten. De taal was vaak een belemmering (want Noors), maar niet de zeggingskracht ervan. Momenteel heb ik ongeveer vijfendertig platen van hem in meerdere of mindere mate beluisterd; en vermoed dat dit aantal de komende jaren zal stijgen. Hij begon ergens in 1973 met het uitbrengen van platen. Zijn discografie omvat pakweg zestig platen.

Inzoomen

Voor pakweg driehonderd componisten, groepen, zangers, zangeressen, en een drietal reeksen heb ik alle data over 33 jaar bij elkaar opgeteld. Die kun je per soort als een toplijst presenteren. Die lijstjes volgen hieronder.

Zeventien componisten

Schubert én Bach zijn mijn absolute favorieten. Ketil Bjørnstad op nummer drie is een vreemde eend; want onder welke noemer moet je hem vangen? Klassiek? Jazz? Pop? Instrumentaal? Luisterliedjes? Alle categorieën gaan op, maar niet voor alle cd’s die hij heeft uitgebracht. Hetzelfde geldt ook een beetje voor Philip Glass, die veel uitstapjes richting ‘pop’ heeft gemaakt. En de Griekse Eleni Karaindrou; zij nam veel filmmuziek op, met een klassieke inslag! En Robert Burns, de Schotse dichter? Hij werd bekend door zijn poëzie, anderen hebben er muziek voor geschreven.

De ‘beste’ popgroepen

Wellicht is mijn nummer een opmerkelijk. Maar niet voor mij. Nadat ik de Carter family in het begin van de jaren negentig leerde kennen (in dezelfde periode als Jimmie Rodgers! Jimmie wie?) kwam ik langzaam tot het besef dat dit trio (vader A.P., zijn vrouw Sara en schoonzus Maybelle) aan het begin van de populaire muziek (zoals wij die nu kennen) stond; staan!

Nog iets later ontdekte ik dat zij, op hun manier, voortbouwen op het werk van Stephen Foster, én nog eerder: Franz Schubert. Stephen Foster leerde ik trouwens kennen door een Amerikaanse bariton, die in 1992 de veertiende editie van de Hyperion Schubert edition voor zijn rekening nam. Toen een jaar later een cd van Thomas Hampson met liedjes van een onbekende Amerikaanse componist uitkwam ging ik toch, of dankzij hem, luisteren. Bullseye, zijn American dreamer : songs of Stephen Foster was in 1993 de cd die ik het vaakst opzette.

Ik durf de stelling te betrekken dat er een schaal te tekenen valt die begint met Schubert, vervolgens Stephen Foster, Jimmie Rodgers en the Carter family in de twintiger en dertiger jaren. Dan komen Woody Guthrie (in de forties), Hank Williams, Bob Dylan, Townes Van Zandt en Gillian Welch.

Zij allen staan/stonden in een traditie.

De kern: neem een memorabele tekst (of schrijf er zelf een), schrijf er een melodie voor, treed ermee op én maak er een opname van. En al doende bouwen zij aan iets wat tot het public domain zal gaan behoren: liedjes die terechtkomen in ons aller geheugen. Alhoewel ‘ons allen’ natuurlijk níet waar is. Maar onverlet blijft voor mij dat dit kaliber artiesten vaak onsterfelijke melodieën en regels aan the common good toevoegen. Bob Dylan kraag daarom wat mij betreft terecht de Nobelprijs voor Literatuur.

De ‘beste’ mannen

Van bovenstaande lijst zingt gitarist Bill Frisell als enigste niet (zijn eigen werk). Lieven Tavernier, de Belgische bard leerde ik pas in het midden van de jaren negentig kennen; om een of andere manier slaat zijn werk in Nederland niet bij het grote publiek aan. Twee artiesten leerde ik pas (vele) jaren na hun dood écht kennen: Frank Sinatra, maar vooral Jimmie Rodgers. Die zingende spoorwegman is wat mij betreft een hele grote; ‘vond’ samen met the Carter family ‘de’ country & western uit. Maar ook een ‘deel van de folkmuziek’.

Vijfentwintig vrouwen

Haris Alexiou? Een Griekse zangeres die in haar eigen land erg groot is. Van de veertien platen die ik door de jaren heb opgezet is er slechts één die er wat mij betreft écht bovenuit steekt: Whispers uit 2000; pianoballads vol melancholie en weemoed.

Hetzelfde geldt voor de Amerikaanse Anna Wolfe: luister vooral naar haar Love-album uit 2010! En als je van Dionne Warwick houdt, óf Karen Carpenter van The Carpenters: luister eens naar een album van de Engels-Pakistaanse Rumer. Mijn hoogtepunt staat op een coveralbum (Boys don’t cry, uit 2012), waarop dé versie staat van de song Flyin’ shoes van Townes Van Zandt. ‘Beter’ dan het origineel, dat staat op het album Flyin’ shoes uit 1978.

Top 21 van grote klassieke werken

 Het hoge getal voor dé MP heeft te maken met het feit dat bijna alle versies van dit meesterwerk uit drie cd’s bestaat, en die draai ik meestal ook (achter elkaar), én noteer ze in mijn muziekschriftje ook drie keer (cd 1, cd 2, cd 3).

Drie reeksen

Kort nadat ik enkele cd’s van Schubert had leren kennen, begon het Engelse label Hyperion met een stoutmoedig plan. Pianist Graham Johnson zou met tientallen zangers en zangeressen alle Lieder van Franz Schubert gaan opnemen. Dat was eerder gedaan (m.n. door Dietrich Fischer Dieskau, met pianist Gerald Moore, 21 cd’s die in drie boxjes uitkwamen), maar tóch minder ambitieus. Elke cd uit de zogenaamde Hyperion Schubert edition zou vergezeld worden van een zeer gedetailleerd cd-boekje. Ruim tien jaar later was de klus geklaard, en had ik ze zeer regelmatig opgezet.

Top 15 klassieke mannen

Vier zangers die nog steeds optreden en nieuwe cd’s uitbrengen: Thomas Hampson, Andreas Scholl, Bryn Terfel én Ian Bostridge. Eén (wereldberoemde, overleden) violist (Jascha Heifetz), en  één luitspeler (Paul O’Dette), die voornamelijk werk speelt van John Dowland.

Vier legendarische, sommige al lang geleden gestorven zangers: Enrico Caruso, Beniamino Gigli, Dietrich Fischer Dieskau én Fritz Wunderlich. Twee dirigenten (Philippe Herreweghe en Reinbert de Leeuw). De laatste speelt ook piano, en is enkele jaren geleden overleden.

Hans Bloemendal was een voorzanger in de synagoge, maar heeft een fantastische toon in zijn stem. Ook al weer enkele jaren geleden overleden. Tot slot, één pianist – Alfred Brendel – één van mijn eerste klassieke aankopen. En daarom voor mij erg belangrijk

Vijf klassieke vrouwen

Vijf zangeressen. Van Teresa Stratas luisterde ik vooral naar twee door haar volgezongen cd’s met liedjes van Kurt Weill. Anne Sofie von Otter (een jaargenote) leerde ik in 1991 kennen nadat zij alom juichende recensies kreeg voor een cd met liedjes van Edvard Grieg. Ik verstond er geen woord van (want Noors), maar haar stem raakte een snaar. Sindsdien volg ik haar. Via haar Marian cantatas & arias uit 1994 (met werk van G.F. Handel) werd ik als het ware de barok ingetrokken.

33 platen van het jaar

In bijna alle jaren kwam een album op nummer een die in het bewuste jaar verscheen; of in het jaar dat daaraan vooraf ging. In 1999 was dat ogenschijnlijk niet het geval. Dat jaar draaide ik gemiddeld één keer per week een verzamelcd met in het Italiaans gezongen liedjes over het fenomeen emigratie (naar Amerika). Die plaat – Les chants des émigrants italiens – kwam oorspronkelijk in 1970/1971 uit, en werd ergens in 1998 op cd heruitgebracht. Verder draaide ik in 2021 het vaakst een plaat die al in 2008 was uitgekomen. Dat kwam doordat ik op zeker moment actief op zoek ging naar oudere platen van Ketil Bjørnstad. Ook staan er drie verzamelcd’s in deze lijst: The complete Stax Volt singles 1959-1968, El Carretero van Guillermo Portabales (naar mijn mening dé beste plaat die ooit door het label World circuit is uitgebracht) én Tell tale signs (nummer 8 van the Bootleg series) van Bob Dylan.

In negen jaren was mijn nummer 1 een klassieke plaat.

Vorig jaar haalde ik ‘een record’: The epic tale of the stranded man van VanWyck zette ik maar liefst in één jaar 166 keer op. Gegrepen door bijna alles: teksten, stem, sfeer, en de arrangementen (van Reyer Zwart!, de Nederlandse Robert Kirby).

Mijn ‘slechtste’ plaat van het jaar (Songs for Drella van Lou Reed & John Cale) draaide ik in 1990 slechts 47 keer, bijna één keer per week).

Opvallend is dat ik de laatste jaren mijn platen van het jaar vaker opzet dan in de jaren negentig en nul. Ik vermoed dat dit te maken heeft met het feit dat ik in die jaren als het ware uit een veel te grote vijver ‘nieuwe’ cd’s kon kiezen. En wellicht speelt ook de leeftijd mee; ben ik ietwat bezadigd geraakt. Sta minder open voor nieuwe, onbekende namen. Hang meer aan wat ik al ken. Tja, who knows. Ik zal er op gaan letten.

Een top tien, van de meest gedraaide artiesten (25 albums)
Van de meest gedraaide artiesten heb ik de afgelopen 33 jaar veel platen opgezet. Franz Schubert steekt er met kop en schouders bovenuit; van hem heb ik door de jaren heen 231 platen minimaal één keer opgezet. Maar hetzelfde gaat ook op voor Bob Dylan of Johann Sebastian Bach. Hieronder zet ik mijn ‘beste’ 25 albums van mijn top-artiest/componist op een rijtje. Bij elke plaat noem ik ook het jaar waarin de bewuste plaat het vaakst heb gedraaid. Geel geeft aan dat het een plaat van het jaar was.

Nummer 1 – Franz Schubert (231 titels)

Nummer 1 en 8 bevatten elk 9 cd’s, die ik als één titel opvoer/tel. Dietrich Fischer Dieskau, dé grote Winterreise-uitvoerder, nam samen met pianist Gerald Moore ‘alle’ Lieder van Franz Schubert op. Er is ook nog een Lieder III, met opnames van de drie grote Liedercycli: die schöne Müllerin, Winterreise en Schwanengesang. De jaren negentig waren ‘mijn’ Schubertjaren. Nadat ik hem aan het eind van de jaren tachtig had leren kennen, moest ik hem in de nineties écht leren kennen. In 33 jaar heb ik 230 albums minimaal een keer beluisterd waarop werk van hem wordt uitgevoerd.

Een grote favoriet is de eerste opname die ik van zijn strijkkwintet in C kocht, én bleef draaien: The Lindsays met Douglas Cummings op ASV. Ook de opnames van Hannes Wader, een Duitse folk-Sänger, blijven opmerkelijk: hier geen pianobegeleiding maar een gitaar. Waardoor Schubert opeens, zomaar folksongs worden, zijn. Een belangrijke plaat om (de) Winterreise te leren kennen én waarderen kwam uit in 1991: 2x Winterreise, met zangeres Mitsuko Shirai, pianist Hartmut Höll én altvioliste Tabea Zimmermann.

Nummer 2 – Bob Dylan (94 titels)

Opvallend is dat ik zijn beroemdste platen (Blonde on blonde, Highway 61 revisited, Blood on the tracks of Bringing it all back home) relatief weinig draai. Waarschijnlijk zitten ze té veel in mijn ‘systeem’. Mijn favoriete Dylanplaat kwam uit in 2008: Tell tale signs, deel 8 van zijn Bootleg series. Een driedubbelcd met meesterlijke, én niet eerder uitgebrachte, songs: Red river shore, Mississippi, én vooral: ‘Cross the Green mountain. En natuurlijk zijn meesterlijke plaat uit 2020, in het begin van de corona-jaren: Rough and rowdy ways. Ik constateer ook dat ik zijn ‘Sinatra-albums’ vaak heb gedraaid: Shadows in the night én Together through life. Platen waarop hij niet zozeer eer betoont aan Frank Sinatra, maar veel eerder de grote Amerikaanse (brood)schrijvers in het zonnetje zet.

Nummer 3 – Johann Sebastian Bach (162 titels)

Johann Sebastian Bach scoort zo hoog door de Matthäus Passion, die ik in de weken voor Pasen jaar na jaar blijf opzetten. Mijn fascinatie voor dit meesterwerk begon ooit met een videoband. Die ik van de bibliotheek leende in een tijd dat ik maandenlang over geen cd-speler of pick-up beschikte. In het voorjaar van 1986 bood een videorecorder uitkomst. Toen draaide ik ‘eindeloos’ dezelfde videoband. Weet helaas niet meer wie er speelde, zong noch dirigeerde.

Enkele jaren later kreeg ik van collega’s ‘mijn’ eerste MP op cd: mijn nummer 1. Dirigent Peter Schreier op Philips. Die opname bewijst wat velen waarschijnlijk herkennen: je blijft altijd verliefd op jouw eerste versie van een muziekwerk dat je hoort. Maar de versie van Philippe Herreweghe uit 1999 dringt zich – denk ik nu – toch op als mijn toekomstige nummer 1 MP-plaat. Opvallend is ook hoe vaak ik (de) Goldberg variaties opzet; en dat hoeven niet per se opnames van Glenn Gould of op een piano of klavecimbel te zijn.

Nummer 4 – Ketil Bjørnstad (35 titels)

Deze Noorse pianist leerde ik kennen via een streamingsdienst (Qobuz). Waar ik noodgedwongen naar ging luisteren toen tijdens een verbouwing mijn geluidsapparatuur niet meer werkte. Via een laptop luisterde ik maandenlang naar muziek op Qobuz. En kwam, al ronddwalend, klikkend, op zeker moment uit bij Ketil Bjørnstad. En bleef in eerste instantie ‘hangen’ bij A passion for John Donne, uit 2014. En even later bij een cd die in mei 2018 uitkwam: A suite of poems. Sindsdien ben ik hooked. En gretig op zoek naar ouder werk van hem; en gespitst op nieuwe platen.

Nummer 5 – Elvis Costello (49 titels)

Elvis Costello volg ik vanaf het begin van zijn carrière. Kocht in het vroege najaar van 1977 zijn eerste plaat (My aim is true) én ben hem blijven volgen. Een interessante artiest, die niet bang is verschillende muzikale wegen in te slaan. Dat wordt hem door veel ‘conservatieve’ critici verweten. Waarom moet hij zo nodig een songcyclus schrijven (The Juliet letters, North), een cd maken met een klassieke zangeres (For the stars met Anne Sofie von Otter) of een werk schrijven voor een balletgenootschap (Il sogno)? Aan de draaicijfers laat het zich niet afmeten maar mijn favoriete Costello-popplaten zijn Imperial bedroom én King of America. Verder vind ik zijn samenwerking met het Brodsky quartet magistraal: The Juliet letters. For the stars scoort zo hoog omdat ik die plaat in 2001 absurd vaak opzette. Prijsnummer: April after all (van Ron Sexsmith).

Nummer 6 – Peter Hammill (49 titels)

De in 2020 overleden popjournalist Bert van de Kamp maakte mij in het midden van de jaren zeventig attent op, én enthousiast voor het werk van Peter Hammill. Een intelligente singer-songwriter, gitarist, pianist én zanger. Vooral van zijn stem moet je houden. Én van zijn (vaak té?) pretentieuze teksten. Mijn nummer 1 (Not yet Not now) is een boxje uit 2019 met 10 cd’s; tjokvol live opnames. Die box was een reden om in de laatste jaren weer naar mijn oude PH-platen te gaan luisteren. Én naar de platen die hij met ‘zijn’ groep Van der Graaf generator maakte.

Met het pistool op mijn borst kies ik And close as this uit 1986 als mijn favoriete PH-plaat. Een fragment uit het liedje Sleep now kwam op het geboortekaartje van Roel, onze eerste zoon terecht.
Peter Hammill is ook dé grote man achter de groep Van der Graaf generator. De laatste 33 jaar heb ik zeventien platen van hen minstens een keer opgezet.

Nummer 7 – Townes Van Zandt (41 titels)

Ik beschouw Townes Van Zandt als de Franz Schubert van de popmuziek. Ik leerde hem kennen door popjournalist Geert Henderickx. Hij nam in 1979 Live at the Old Quarter, Houston, Texas op in zijn lijst met de ‘beste’ platen van de jaren zeventig.

Tot die tijd was hij voor mij, én, vermoed ik voor veel Nederlandse muziekliefhebbers, een onbekende naam. Die plaat was én is een prima manier om de grootsheid van hem te leren kennen. Een live-album; zoals er zeer veel van hem zijn verschenen. Bijna ‘iedereen’ noemt deze plaat als de beste van Townes Van Zandt. Ik zal dat niet bestrijden, maar opteer voor een studio-plaat, uit 1969: Our mother the mountain. Een greatest hits-plaat van een artiest die nooit ergens een top tien of zo heeft behaald. Wél een artiest die steeds meer artiesten blijft inspireren. Hij is voor mij de Schubert van de pop door zijn poëtische teksten, melancholische melodieën, optredens én humor.
Nummer 7 is een tribute-plaat, gemaakt door Jan Booister. Hetzelfde gaat op voor nummer 18 (door Guy Clark), nummer 21 (Jonell Mosser) en nummer 23 (Paul Flaata). Nummer 16 is een echte tributeplaat, want gemaakt door verschillende artiesten.

Nummer 8 – Anne Sofie von Otter (40 titels)

In de jaren tachtig begon ik met het lezen van recensies in Luister. Een maandblad waarin klassieke muziek centraal staat. Op de bibliotheek in Oss hadden we in die jaren ook een abonnement op The Gramophone, en later ook op BBC Music magazine. Ik las vooral recensies van cd’s waarop liederen stonden: oude én nieuwe opnames. Ergens in het begin van de jaren negentig werd vaak de loftrompet gestoken voor een Zweedse zangeres: Anne Sofie von Otter. Vooral haar opnames van liederen van Edvard Grieg werden alom bejubeld. Dus ging ik luisteren. En was verkocht. Sindsdien volg ik haar. Heb haar twee keer zien optreden. Mijn favoriete plaat van haar is Marian cantatas & arias, met sopraan-‘deunen’ van Georg Fridrich Handel. Via deze plaat kwam ik op het spoor van ‘de’ barok terecht.

Nummer 9 – Hyperion Schubert edition (37 titels)

Zoals reeds gezegd: aan het eind van de jaren tachtig leerde ik Schubert kennen. En begon al snel met het aankopen (verzamelen) van alle cd’s die pianist Graham Johnson uitbracht. Zijn poging om alle Lieder van de Oostenrijkse componist te gaan opnemen, uitbrengen. In de slipstream van de viering van zijn tweehonderdste geboortedag, 31 januari 1997. Ik kocht braaf alle 37 cd’s, en zette ze ook regelmatig op. Mijn nummer 1 Hyperion-Schubertplaat werd gezongen door een Amerikaanse bariton: Thomas Hampson. Ook deze jaargenoot bleef ik door de jaren heen trouw volgen.

Nummer 10 – David Bowie (51 titels)

Mijn eerste plaat die ik kocht was Aladdin sane. In het voorjaar van 1973. Dit jaar vijftig jaar geleden. Ik schreef er eerder over: Mijn eerste plaat (april 2023).

Ik heb bijna ‘alles’ van David Bowie gekocht, beluisterd. Bijna, want ik weet bijna zeker dat ik van geen enkele artiest ‘alles’ heb (beluisterd, dan wel bezit). Ik ben – ondanks de indruk die u kunt krijgen – géén verzamelaar. Waar nodig skip ik bepaalde platen, cd’s.

Het lijkt alsof mijn nummer een van bovenstaand lijstje mijn favoriete Bowie-plaat is. Maar dat is zeker niet het geval. Wel is het een plaat met een hoog draai-gehalte. Daarmee bedoel ik dat het een mooie plaat is om liedjes van Bowie te leren kennen. Draaide hem ook vaak in de aanloop naar de musical die ik maanden later in Amsterdam mocht bijwonen. Mijn favoriete Bowieplaat staat hier op nummer twee: Hunky dory. Die plaat heb ik vooral in de seventies ‘grijs’ gedraaid. Samen met (in mijn volgorde): Low, Diamond dogs, Young Americans, Station to station, Aladdin sane, The man who sold the world, Ziggy Stardust).

Zeventien artiesten met slechts één, veel gedraaid album

Bovenstaande platen heb ik door de jaren heen veel gedraaid. Maar het zijn bijna allemaal platen van artiesten die (vaak) weinig andere platen hebben uitgebracht. Of van wie ik nooit een ander album heb opgezet.

Benny Andersson heeft als het muzikale brein van Abba natuurlijk veel meer gedaan, maar mijn nummer 1 is de enige soloplaat van hem die ik ken, én veelvuldig heb opgezet.

Ik kan me nog herinneren hoe enthousiast Henk Tummers in 1989 was toen hij de enige plaat van (de) Ikhwani Safaa Musical Club recenseerde. Terecht, het is een wonderlijke cd waarop je tijdens de Afrikaanse klanken opeens Europese instrumenten hoort die je daar níet verwacht. En dan die stemmen. Prijsnummer: Nna zama.

Oud West‘s Bakkum aan zee staat vol meezingnummers. Opgewekt, maar tegelijkertijd weemoedig, melancholisch.

In de slipstream van het succes van het eerste in Nederland uitgebrachte album van Amanda Strydom (Zuid-Afrika – Briewe uit die Suide) bracht het label Zimbraz enkele andere platen van Zuid-Afrikaanse artiesten uit. Riku Lätti is er daar een van; een andere artiest is Herman van den Berg. Van wie maar liefst twee albums uitkwamen met zijn (Zuid-Afrikaanse) versies van chansons van Jacques Brel.

De Folksurvivalclub voer ik op omdat het de enige plaat is die deze groep formeel heeft uitgebracht. In wezen is het een van de vele spinoffs waar de veel te jong overleden Brabander Ad van Meurs aan heeft meegewerkt. Hier met zijn vrouw Ankie Keultjes en de Belgische Marjan Cornille. Het is folkmuziek, in de sfeer van de Carter family. Het stel trok voor de foto’s kleren aan uit de tijd van dit mij zeer dierbare trio.

Van Jasper Steverlinck heb ik meer muziek (gedraaid), want hij was frontman van de groep Arid. Maar het vaakst heb ik naar dit (pathetische?) album uit 2004 geluisterd.

Tom Zola schijnt een tijdje in Nederland te hebben gewoond. En één album te hebben opgenomen voor het Blackjack label. Kern: luisterliedjes met opmerkelijk gitaarspel.

Adriaan Stoet en Tjako van Schie maakten in 1995 een cd vol klagelijke Joodse muziek. Terecht, want het gaat om de Holocaust. ‘Ideale’ muziek voor 4 mei, en andere momenten waar herdacht wordt wat in de Tweede Wereldoorlog de Joden en andere minderheden is aangedaan.

Richard Crooks staat zo hoog omdat hij al ruim voor de Tweede Wereldoorlog als klassiek zanger liedjes van Stephen Foster uitvoerde en opname. Verscheen in de reeks Prima voce. Sfeer: romantisch.

Een typische one-hit-wonder-artiest is David Forman. Maar niet echt; dit album is amper verkocht. Onbegrijpelijk, want dit is – in mijn ogen – een echte klassieker. Tjokvol memorabele nummers, met érg goede teksten. Mijn topsong: Winnsboro, Louisiana, over schaamte, racisme en ouder worden.

Tierra caliente maakte naar mijn weten slechts één album: Mestiza. Vol schetterende trompetten. Mariachi muziek. Mijn favoriete nummer: El Jinete (De ruiter).

Ad Verbrugge is niet alleen actief als filosoof én strijder voor Beter Onderwijs (in) Nederland In zijn vrije tijd speelt en zingt hij af en toe in een bandje. In 2011 maakte hij een solo album (Nightplane) die ik verassend vaak heb opgezet.

In de jaren tachtig verschenen steeds vaker zogenaamde world music albums (van bijvoorbeeld King Sunny Adé). Om de een of andere reden draaide ik in 1990 vaak het enige album dat ooit door de Ousmane Kouyate band werd uitgebracht (Domba).

Julie Covington is vooral bekend geworden als musicalster. Maar daarvoor maakte zij in 1971 een folkalbum, dat in 1999 met bonustracks opnieuw werd uitgebracht.

The Kossoy sisters namen in de jaren vijftig traditionals op met Erik Darling (zat een tijdje in: the Weavers). Een van de prijsnummers is In the Pines, vooral bekend geworden door de opname die in 1994 door Nirvana werd gemaakt en verscheen op MTV unplugged in New York (hier: Where did you sleep last night – met die machtige uithaal aan het einde!).

De meest raadselachtige artiest in deze lijst is ene C. Daniel Boling. Ik kreeg deze cd voor mijn verjaardag van vriend Theo. Een prima plaat van een typische singer-songwriter, annex Americana-adept. Prijsnummer: It’s his voice she hears.

Bergen White was vooral een producer. Hij was in 1969 als arrangeur betrokken bij de opnames van Townes Van Zandt voor Our mother the mountain. Twee jaar later nam hij zijn tweede album op (For women only). Het hoogtepunt van die plaat is een nummer van Townes: Second lover’s song. Opmerkelijk hoe veel het lijkt op het origineel.

Tribute cd’s

De afgelopen 33 jaar heb ik ruim vierhonderd zogenaamde tribute cd’s gedraaid. Het begrip ‘tribute cd’ behoeft enige toelichting. Om te beginnen zijn bijna alle ‘klassieke platen’ tribute albums, want de muziek die ten gehore wordt gebracht is vaak geschreven door componisten die (soms) al eeuwen geleden zijn gestorven; en de artiesten die werk van hem (en zelden haar) opnemen betonen als het ware eer aan dat werk en de componist. Een ander woord dat binnen dit ‘genre’ vaak wordt gebezigd is: ‘coveren’.

Ook binnen ‘de jazz’ komt het verschijnsel vaak voor; alleen draai ik weinig jazzmuziek en daarom zullen die in onderstaande lijstjes niet vaak voorkomen.

Binnen de ‘popmuziek’ zijn er honderden artiesten die werk uitvoeren van anderen. Dat was vooral het geval in de periode voordat (bijvoorbeeld) Bob Dylan, Ray Davies en McCartney/Lennon hun eigen liedjes gingen opnemen. Maar dat soort albums schaar ik niet onder de noemer ‘tribute plaat’.

Onder tribute cd’s versta ik hier vooral cd’s waarop
(1) meerdere artiesten een liedje van een min of meer bekende artiest, band of componist opnemen én daardoor als het ware eer betonen (bijvoorbeeld: Lost in the stars uit 1985, waarop verschillende popartiesten een ‘liedje’ van Kurt Weill coveren), of
(2) één artiest een album uitbrengt met daarop alleen maar liedjes die door een min of meer bekende artiest, band of componist zijn geschreven, dan wel opgenomen (bijvoorbeeld: Ella Fitzgerald die songs van Ira & George Gershwin op éen dubbelcd covert).

Een derde ‘variant’ bestaat uit verzamelcd’s die door het label Ace (Kent) worden uitgebracht. Op elke cd uit de zogenaamde Songwriter series staan pakweg twintig nummers die door een componist zijn geschreven (bijvoorbeeld Have mercy!, the songs of Don Covay), of door meerdere (bijvoorbeeld Born to be together : the songs of Barry Mann & Cynthia Weill). Die tekstschrijvers/componisten schreven vaak liedjes voor bedrijven die zich daar op toe legden (het beroemdste voorbeeld is ‘natuurlijk’ the Brill building in New York).

Mijn vaakst gedraaide tribute cd’s

Tribute platen, gemaakt door één artiest

Nummer vier is een coverplaat met liedjes van de Groninger Ede Staal.

Meest gecoverde artiesten

Bob Dylan steekt er met kop en schouder bovenuit: 27 titels. Nummer twee – Leonard Cohen – ‘slechts’ twaalf cd’s.

Irving Berlin hoort – natuurlijk! – ook in het rijtje dat ik eerder schetste: (Franz Schubert -> Stephen Foster -> Carter family/Jimmie Rodgers -> Woody Guthrie -> Hank Williams -> Bob Dylan -> Townes Van Zandt -> Gillian Welch). Irving Berlin was in zijn tijd dé grote liedjessmid, die tientallen classics heeft geschreven; liedjes die bekend werden door de uitvoering van honderden, vaak beroemde artiesten.

Harold Arlen, Cole Porter, Richard Rodgers met Lorenz Hart, dan wel Oscar Hammerstein II, Ellie Greenwood & Jeff Barry, Barry Mann & Cynthia Weill, Leiber & Stoller, Gerry Goffin & Carole King, Burt Bacharach, Dan Penn & Chips Moman, Doc Pomus … allemaal songwriters als Irving Berlin, die vooral voor andere artiesten liedjes schreven. Een enkeling (als Carole King) ging zelf later ook hun eigen nummers opnemen en uitbrengen.

Foutje: nr 27 is een plaat van Francis Cabrel: Vise le ciel (ou Bob Dylan révisité) uit 2012.

Vergelijking met de beste Oor-platen van 1973 t/m 22

Zoals waarschijnlijk bekend publiceert (Muziekkrant) Oor sinds 1973 jaarlijks aan het eind van het jaar dé plaat van het jaar; gebaseerd op de bijdragen van ‘eigen’ mensen en andere professionele muziekkenners. Op muzieklijstjes.nl staan ze allemaal, aangevuld met honderden muzieklijstjes uit andere media.

Hieronder staan alle nummer een-platen van het jaar zoals gepubliceerd in (de) Oor. AK slaat op het Aantal Keren dat de bewuste plaat in dat jaar is genoemd (Brothers and sisters van de Allman brothers door 12 deelnemers. In de laatste kolom (HvD) staat het aantal keren dat ik de bewuste titel van 1990 t/m 2023 heb opgezet. Drie albums heb ik nooit gedraaid. Twee slechts 1 keer. Eenendertig van de vijftig platen heb ik vaker dan 6 keer gedraaid. Opmerkelijk genoeg zit er geen enkele plaat bij die ik van 1990 t/m 2022 in een bepaald jaar het vaakst heb gedraaid. Uiteraard zijn in deze lijst niet het aantal keren opgenomen dat ik een plaat heb gedraaid die in de jaarlijstjes van 1973 t/m 1989 op nummer een eindigden. Ik schreef toen domweg mijn luistergedrag niet op.

De beste platen van 1974-2022 volgens ‘alle’ media
Op muzieklijstjes.nl staan niet alleen losse muziekjaarlijstjes, maar ook verschillende pagina’s waar een poging wordt gedaan dé plaat van het jaar rationeel vast te stellen. Tegen die methode valt van alles in te brengen, maar zie het als een lijst die lezers kan helpen te bepalen welke platen er toe doen; althans volgens ‘de kenners’.

De basis voor deze lijsten vormen de jaarlijstjes zoals die in diverse muziektijdschriften, kranten, websites aan het eind van een bijna voorbij jaar verschijnen. Muziekkrant Oor was een van de eersten. Pas vanaf 1974 waren er drie muziektijdschriften die een jaarlijstje publiceerden. In 2007 en 2008 waren er maar liefst 23 jaarlijstjes.

In wezen zijn er twee soorten lijstjes. De eerste variant ontstaat door het optellen van alle titels die door uitgenodigde muziekjournalisten en andere muziekprofessionals in hun individuele jaarlijstjes worden genoemd. Denk aan: Oor, Heaven.

De meest voorkomende vorm is dat een bepaald tijdschrift domweg een lijst publiceert met de beste (50, 75) platen van het jaar, zonder toelichting; wel is er een rangorde (nummer 1 is belangrijker dan nummer 50). Een iets minder voorkomende variant is dat er in alfabetische volgorde vijftig platen worden genoemd; ze zijn allen even belangrijk (vooral de Q deed dat jarenlang).

Voor de overkoepelende jaarlijstjes worden alle platen meegeteld, behalve de platen die in de Oor of Heaven slechts door één deelnemers werden genoemd.

Binnen de overkoepelende lijst wordt NIET meegenomen op welke positie een bepaalde titel stond OF hoeveel deelnemers (in Oor of Heaven) die bewuste titel opnamen in hun individuele lijst. Daar valt van alles tegen in te brengen; bepaalt u zelf maar of u hiermee ‘kunt leven’.

Anyway. Hieronder volgt een lange lijst 108 platen die van 1974 t/m 2002 als ‘platen’ van het jaar uit de bus zijn gevallen. Het zijn er meer dan vijftig omdat in verschillende jaren meerdere platen even vaak werden opgenomen.

De beste platen van 1974 t/m 1989

In de beginjaren van ‘de’ muzieklijstjes waren er slechts een handjevol tijdschriften die dit fenomeen publiceerde. Dat verklaart waarom er in die jaren zo veel platen door ‘alle’ tijdschriften werden genoemd.

Tussen haakjes staat achter het album hoe vaak die plaat in dat jaar werd opgenomen in een jaarlijstje; het tweede getal is het aantal tijdschriften die in dat bewuste jaar een jaarlijstjes publiceerde. In 1987 stond Sign o the times van Prince in 7 van de 8 tijdschriften die dat jaar een jaarlijstje publiceerde.

De beste platen van 1990 t/m 2022

Door Hans van Duijnhoven

Bibliothecaris sinds september 1979. Werkzaam in de regio Noord Oost Brabant.

Geef een reactie

%d bloggers liken dit: