Categorieën
Boeken Citaten Maatschappij Next Politiek

De vrije markt – Ze is niet stabiel, maar labiel. Neigt niet naar langdurig evenwicht, maar kenmerkt zich door grilligheid. Is meer stroperig dan efficiënt

Op donderdag april 2017 spreekt politicoloog en journalist Koen Haegens (1980-) tijdens de achtste Tegenlicht Meet Up Oss over het mythisch karakter van wat we ‘de markt’ noemen.

Deze avond begint met de vertoning van de op 27 november 2016 uitgezonden Tegenlicht-aflevering Geldscheppers.

What’s happening here!?
Die aflevering ging over het zogenaamde Quantative Easing (kwantitatieve versoepeling). Het fenomeen dat presidenten van Europese of Amerikaanse centrale banken zomaar miljarden euro’s of dollars uit het niets de economie in kunnen pompen. En dat maandenlang volhouden. Een soort sprookje dat doet denken aan ‘de nieuwe kleren van de keizer‘. Bedoeld om (een deel van) ‘de’ economie te redden en/of een zetje in de goede richting te geven. Een wondermiddel, waar velen zich over verwonderen. Amper begrijpen wat het is, of het werkt en vooral wie er beter van wordt. In de Tegenlicht-aflevering Geldscheppers is NRC-journalist Maarten Schinkel de gastheer; die in Europa met verschillende belanghebbenden en deskundigen spreekt. Maarten Schinkel is skeptisch over het fenomeen maar krijgt ook geen grip op de complexe materie en laat de toeschouwer ietwat verdwaasd achter: ‘What’s happening here!?’

Lees ook: € 177,48 stond vanochtend zomaar () op mijn rekening (februari 2016)

‘De markt’ functioneert niet (meer)
Deze aflevering en het beschreven fenomeen (geldschepping) is één perfect voorbeeld om te laten zien dat ‘de (economische) markt’ niet functioneert. Als er biljoenen (een 1 met 12 nullen) geld geschapen moet worden om ‘iets’ te redden. Koen Haegens, die momenteel als journalist voor de economie-redactie van De Volkskrant werkt, noemt in zijn in 2015 verschenen De grootste show op aarde : de mythe van de markteconomie dit geldscheppen niet. Had best gekund, want hij noemt veel andere voorbeelden om te laten zien dat het een illusie is om te (blijven) denken dat ‘de markt’ werkt. Bestaat.

Bestaat ‘de markt’ wel?
Het is voor Nederland een redelijk uniek boek. Sluit wel aan bij buitenlandse denkers die zich de laatste jaren zeer kritisch over ons economische systeem en ‘de markt’ (en of die wérkt nog steeds of ‘goed’ werkt) hebben uitgesproken.

Denk aan de Belg Paul De Grauwe (De limieten van de markt : de slinger tussen overheid en kapitalisme),
de Tsjech Tomás Sedlácek (De economie van goed en kwaad : de zoektocht naar economische zingeving van Gilgamesj tot Wall Street),
de Duitser Wolfgang Streeck (Gekochte tijd : de uitgestelde crisis van het democratisch kapitalisme), de Zuid-Koreaan Ha-Joon Chang (23 dingen die ze je niet vertellen over het kapitalisme),
de Fransman Bernard Maris (Economie is geen wetenschap : het bijgeloof van onze tijd ontmaskerd) of
de Italiaanse Mariana Mazzucato (De ondernemende staat : waarom de markt niet zonder overheid kan).

Koen Haegens
Is opgeleid als politicoloog en kreeg op zeker moment interesse in ‘de economie’ en hoe die werkt; impact heeft op onze maatschappij én – uiteraard – de politiek. Hij heeft jarenlang voor De Groene Amsterdammer gewerkt. In 2012 verscheen zijn eerste boek: Neem de tijd : overleven in de to-go maatschappij. Over hoe we in onze haast-samenleving overeind proberen te blijven. In november 2012 sprak hij op verzoek van de bibliotheek over dit boek in de Groene Engel in Oss. Die middaglezing had een relatie met het jaarthema: Echte waarde(n).

In 2016 stapte hij over naar De Volkskrant; ging werken voor de economie-redactie.

Hij schrijft daar net als daarvoor achtergrondartikelen over dit brede terrein. Heeft het – in mijn ogen – in zich uit te groeien tot dé Maarten Schinkel van De Volkskrant; en zal het – mijn voorspelling – binnen het economie-Volkskrant-smaldeel regelmatig aan de stok krijgen met collega’s die een héél andere kijk op ‘de economie’ en ‘de markt’ hebben.

Newspeak
Koen Haegens is verder een typisch voorbeeld van een jong mens voor wie de oude indelingen ‘links-rechts’ niet veel meer zeggen. Hem althans niet helpen te begrijpen wat er in de samenleving én economie gaande is. Het woord ‘newspeak’ noemt Koen Haegens niet in zijn recente boek, maar dat had ook best gekund. Veel woorden en ‘idealen’ krijgen of hebben binnen ‘de economie’ en ‘de markt’ een heel andere betekenissen. Worden honderdtachtig graden omgedraaid. Zijn boek zit tjokvol voorbeelden. En zijn boek is derhalve voor lezers die vasthouden aan oude concepten een harde dobber. Hij confronteert hen keer op keer met hun vastgeroeste stokpaarden. In woorden wordt het een beweerd, maar de werkelijkheid staat daar vaak volstrekt haaks op. 

Een aantal citaten

Wat bestudeer je?
Zoals gezegd kijkt dit boek naar de economie zoals zij is. Het reëel bestaande kapitalisme dus. Van oudsher hebben veel prominente economen het omgekeerde gedaan. Zij bestudeerden de economie zoals zij zou moeten zijn. Hun theorieën weerspiegelen daarom meer een ideaal dan de werkelijkheid. (p. 59)

Alexis de Tocqueville in de VS (rond 1830)
Hoe die nieuwe staatsvorm zó in te richten dat zij het beste functioneert? Dat ze minderheden met andere gewoonten en overtuigingen niet verstikt? En – want ook dát speelt een rol – hoe ervoor te zorgen dat de democratie ongevaarlijk wordt voor mensen met veel geld en status. Mensen zoals De Tocqueville zelf? (p. 66)

Wat indruk maakt op De Tocqueville in Amerika, is datgene wat het democratische proces met mensen doet. Het beschaaft ze. Het leert burgers over méér na te denken dan enkel zichzelf. Daar ontlenen ze zelfrespect aan. (p. 66)

Protectionisme als redding (Trump avant le lettre)
Maar de werkelijkheid is, zoals wel vaker in dit boek, omgekeerd. William McKinley pleit in zijn speech niet voor het openbreken van markten wereldwijd. Hij heeft het niet over vrijhandel. Het ‘grootse Amerikaanse principe’ waarover hij op zulke dramatische toon spreekt, betreft het tegendeel. Protectionisme. Dát is ‘de sleutel tot onze economische voorspoed’. Amerika moet als het aan McKinley ligt de import belemmeren om de eigen economie te beschermen. (p. 119)

Markten zijn niet wat ze pretenderen te zijn
Markten, in de zin van straat, plein of andere fysieke plek waar gehandeld wordt, zijn inderdaad van alle tijden en plaatsen. Maar dat is nooit ofte nimmer het hele verhaal. Zodra we ook maar iets zorgvuldiger kijken naar hoe het er daadwerkelijk aan toeging in die voorbije tijden en vergeten culturen, doemt een heel ander beeld op. De ware geschiedenis van de markt druist in tegen vrijwel alles wat de eerder in het boek besproken economen zeiden en schreven. (p. 121)

Het past allemaal haarfijn in het verhaal dat ik nu al mijn hele leven hoor. Na tientallen jaren dereguleren, ontregelen en afrekenen met de laatste restjes bureaucratie, is de overheid terug in haar hok gestopt. Zij heeft plaatsgemaakt voor de vrije concurrentie van de markt. De onzichtbare hand van Adam Smith heeft een glorieuze comeback gemaakt.

Zou het? In dat geval is er sprake van een wel heel merkwaardige comeback. De markten zijn de afgelopen jaren namelijk niet zomaar teruggekeerd, als een reiziger die op een goede dag de weg naar huis terugvindt. Of het nou om de Europese binnenmarkt gaat of de markt voor CO2-emissierechten, ze zijn met enorme inspanningen uit de grond gestampt. En wie zijn de architect, opzichter en in veel gevallen ook de uitvoerder van dat gigantische project? Inderdaad: diezelfde overheden die zogenaamd zouden zijn teruggetreden.
 (p. 136)

Bureaucratisering van alle aspecten van ons leven
Niets is minder waar, legde ook David Graeber me uit tijdens ons gesprek in Londen. ‘Er is een bureaucratisering van alle aspecten van ons leven gaande. Maar het is een bureaucratie die in feite is ontworpen om je geld afhandig te maken. Dat is een groot verschil met de oude overheidsbureaucratie, die nauw samenhing met de welvaartsstaat. Neem je geloofspapieren. Het is een stereotype dat je die in derdewereldlanden overal voor nodig hebt. Maar kijk naar Amerika. Voor alles moet je de juiste diploma’s bezitten. Om die te krijgen, sluiten mensen studieleningen af. Vervolgens dragen ze de rest van hun leven een percentage van hun inkomsten af – alles om maar aan die bureaucratische eisen te voldoen.’ (p. 144-145)

Brutale marktlui
Het is zoals een brutale handelaar een groep welwillende juristen en academici voorhield tijdens een congres over financieel toezicht in Den Haag: ‘Dus waarom denk je dat ook maar iets van wat jullie doen een verschil zal uitmaken?’ (p. 179)

Wat zijn markten niet
Ik begin met wat die markten in elk geval níet zijn.
In elk geval zijn de financiële markten geen eenheid. Dat is wel wat vaak gesuggereerd wordt in de media, zoals in de eurocrisis. Markten worden dan opgevoerd als positief, negatief, afwijzend of instemmend.

() Financiële markten zijn niet rationeel of verstandig. Ze zijn ook niet de superieure processoren in een soort telecommunicatiesysteem () die ervoor zorgen dat het geld op die plaatsen terechtkomt waar het het beste gebruikt kan worden. Ze neigen evenmin automatisch naar evenwicht. Noch in de praktijk, noch in theorie, zoals blijkt uit het werk van een grote en nog altijd groeiende groep economen. Door de hele geschiedenis heen zijn financiële zeepbellen en crises de regel, niet de uitzondering.

() Ten derde: uit de gang van zaken rondom benchmarkgate blijkt al dat de financiële markten niet gereduceerd kunnen worden tot ‘een arrangement waarbij kopers en verkopers van een waar met elkaar in contact treden om de prijs en hoeveelheid te bepalen’, zoals Samuelson een gewone markt omschreef. () Neem de enorme rol van staten en hun centrale banken. Overheden hebben op dit moment via de door hen genationaliseerde banken grote delen van de financiële markten in handen.

() Het is belangrijk om dat te erkennen. Na al die crisisjaren zijn we gewend geraakt aan het frame waarin de staat wordt voorgesteld als de tegenpool van de financiële markten. Het omgekeerde is het geval. De financiële markten kunnen zich misschien wel geen betere herder, vriend én deelnemer wensen dan de overheid. Trouw aan het ideaalbeeld van de markt, heeft zij geprobeerd te redden wat er te redden valt. (p 179-183)

Mariana Mazzucato bepleit een ander frame
Hoe belangrijk dat kan zijn, toonde recentelijk nog eens de econome Mariana Mazzucato aan. In haar boek De ondernemende staat : waarom de markt niet zonder de overheid kan liet ze zien wat voor een cruciale rol overheden hebben gespeeld bij technologische doorbraken als het internet, IT en groene energie.

Markten zijn niet wat ze pretenderen te zijn
Markten, in de zin van straat, plein of andere fysieke plek waar gehandeld wordt, zijn inderdaad van alle tijden en plaatsen. Maar dat is nooit ofte nimmer het hele verhaal. Zodra we ook maar iets zorgvuldiger kijken naar hoe het er daadwerkelijk aan toeging in die voorbije tijden en vergeten culturen, doemt een heel ander beeld op. De ware geschiedenis van de markt druist in tegen vrijwel alles wat de eerder in het boek besproken economen zeiden en schreven. (p. 121)

Het past allemaal haarfijn in het verhaal dat ik nu al mijn hele leven hoor. Na tientallen jaren dereguleren, ontregelen en afrekenen met de laatste restjes bureaucratie, is de overheid terug in haar hok gestopt. Zij heeft plaatsgemaakt voor de vrije concurrentie van de markt. De onzichtbare hand van Adam Smith heeft een glorieuze comeback gemaakt.

Zou het? In dat geval is er sprake van een wel heel merkwaardige comeback. De markten zijn de afgelopen jaren namelijk niet zomaar teruggekeerd, als een reiziger die op een goede dag de weg naar huis terugvindt. Of het nou om de Europese binnenmarkt gaat of de markt voor CO2-emissierechten, ze zijn met enorme inspanningen uit de grond gestampt. En wie zijn de architect, opzichter en in veel gevallen ook de uitvoerder van dat gigantische project? Inderdaad: diezelfde overheden die zogenaamd zouden zijn teruggetreden.
 (p. 136)

Bureaucratisering van alle aspecten van ons leven
Niets is minder waar, legde ook David Graeber me uit tijdens ons gesprek in Londen. ‘Er is een bureaucratisering van alle aspecten van ons leven gaande. Maar het is een bureaucratie die in feite is ontworpen om je geld afhandig te maken. Dat is een groot verschil met de oude overheidsbureaucratie, die nauw samenhing met de welvaartsstaat. Neem je geloofspapieren. Het is een stereotype dat je die in derdewereldlanden overal voor nodig hebt. Maar kijk naar Amerika. Voor alles moet je de juiste diploma’s bezitten. Om die te krijgen, sluiten mensen studieleningen af. Vervolgens dragen ze de rest van hun leven een percentage van hun inkomsten af – alles om maar aan die bureaucratische eisen te voldoen.’ (p. 144-145)

Brutale marktlui
Het is zoals een brutale handelaar een groep welwillende juristen en academici voorhield tijdens een congres over financieel toezicht in Den Haag: ‘Dus waarom denk je dat ook maar iets van wat jullie doen een verschil zal uitmaken?’ (p. 179)

Wat zijn markten niet
Ik begin met wat die markten in elk geval níet zijn.
In elk geval zijn de financiële markten geen eenheid. Dat is wel wat vaak gesuggereerd wordt in de media, zoals in de eurocrisis. Markten worden dan opgevoerd als positief, negatief, afwijzend of instemmend.

() Financiële markten zijn niet rationeel of verstandig. Ze zijn ook niet de superieure processoren in een soort telecommunicatiesysteem () die ervoor zorgen dat het geld op die plaatsen terechtkomt waar het het beste gebruikt kan worden. Ze neigen evenmin automatisch naar evenwicht. Noch in de praktijk, noch in theorie, zoals blijkt uit het werk van een grote en nog altijd groeiende groep economen. Door de hele geschiedenis heen zijn financiële zeepbellen en crises de regel, niet de uitzondering.

() Ten derde: uit de gang van zaken rondom benchmarkgate blijkt al dat de financiële markten niet gereduceerd kunnen worden tot ‘een arrangement waarbij kopers en verkopers van een waar met elkaar in contact treden om de prijs en hoeveelheid te bepalen’, zoals Samuelson een gewone markt omschreef. () Neem de enorme rol van staten en hun centrale banken. Overheden hebben op dit moment via de door hen genationaliseerde banken grote delen van de financiële markten in handen.

() Het is belangrijk om dat te erkennen. Na al die crisisjaren zijn we gewend geraakt aan het frame waarin de staat wordt voorgesteld als de tegenpool van de financiële markten. Het omgekeerde is het geval. De financiële markten kunnen zich misschien wel geen betere herder, vriend én deelnemer wensen dan de overheid. Trouw aan het ideaalbeeld van de markt, heeft zij geprobeerd te redden wat er te redden valt. (p 179-183)

Mariana Mazzucato bepleit een ander frame
Hoe belangrijk dat kan zijn, toonde recentelijk nog eens de econome Mariana Mazzucato aan. In haar boek De ondernemende staat : waarom de markt niet zonder de overheid kan liet ze zien wat voor een cruciale rol overheden hebben gespeeld bij technologische doorbraken als het internet, IT en groene energie.

‘Het bedrijfsleven geldt als de innovatieve kracht, terwijl de staat wordt voorgesteld als een log apparaat – noodzakelijk voor basale voorzieningen, maar te groot en te zwaar om de dynamische motor te zijn’, schrijft ze. Dat beeld blijkt onjuist. Neem de iPhone. Niets is minder te danken aan het individuele genie van Steve Jobs dan aan de investeringen van de grootste durfkapitalist op aarde: de Amerikaanse overheid. ‘Radicale investeringen’, aldus Mazzucato, ‘die extreme onzekerheid met zich meebrachten, kwamen niet tot stand dankzij het bestaan van durfkapitalisten en evenmin van garageknutselaars.

Het was de zichtbare hand van de staat waardoor deze innovaties tot stand kwamen. Innovaties die niet zouden hebben plaatsgevonden als we erop hadden moeten wachten tot “de markt” en het bedrijfsleven het alleen hadden gedaan – of als de overheid gewoon aan de zijlijn had gestaan en alleen voor de elementaire randvoorwaarden had gezorgd.’

Het uiteindelijke doel van al deze collectieve inspanningen – zowel privaat als publiek – is marktmacht, nationaal en internationaal. Dat leidt tot een merkwaardig schouwspel. Markten zijn gedacht als instrumenten om onafhankelijke partijen met elkaar persoonlijke transacties te laten aangaan. Zo zien de toezichthouders ze ook het liefst. Maar hoezeer zij ook hun best doen, de dynamiek van marktwerking leidt keer op keer tot het tegenovergestelde. De markt werkt samenwerking in de hand. Inclusief warme, persoonlijke vertrouwensrelaties.

De grenzen van wat daarbij wel of niet geoorloofd is, lijken arbitrair. Waarom mogen mensen hun activiteiten wel onderling coördineren als ze deel uitmaken van dezelfde multinational, maar niet als ze allemaal kleine producenten zijn. (p. 220-221)

Geen marktwerking
Zulke bedrijven zijn machtige spelers in onze economie. Des te belangrijker is het om te beseffen dat binnen ondernemingen niet dezelfde spelregels gelden als in een markt. Het zijn verschillende universa, waar andere wetten gelden. Wat firma’s namelijk doen () is niet minder dan het prijsmechanisme stopzetten. Binnen al die groene vlakken vindt, met andere woorden, geen marktwerking plaats. Niks rode lijntjes.
Het werpt een heel ander licht op, bijvoorbeeld, internationale handel. In het klassieke denken hierover staan markten en concurrentie centraal. Maar bijna de helft van de totale Amerikaanse goederenimport vindt binnen bedrijven plaats. (p. 226)

Kapitalistische bedrijven functioneren intern communistisch
Het zou te denken moeten geven. Zo’n economie waarin prijzen niet van onderop tot stand komen door het vrije spel van vraag en aanbod, maar van bovenaf opgelegd worden door bureaucraten – waar kennen we dat van? Precies. De antropoloog David Graeber noemt het provocerend ‘een van de schandalen van het kapitalisme dat de meeste kapitalistische bedrijven intern communistisch opereren’. Ook de heel wat conservatieve Coase wees hierop. Hoe, zo vroeg hij zich af, rijmen economen dit ongemakkelijke feit met hun overtuiging dat economische planning altijd en overal gedoemd is te mislukken? Wordt onze eigen ‘markteconomie’ niet net zo goed gekenmerkt door planning? Met andere woorden: zijn bedrijven niet gewoon kleine planeconomieën? (p. 227)

Grote bedrijven stellen de markt buiten werking
Daarbij zijn transactiekosten niet de enige reden waarom de groene vlakken in onze economie zo groot zijn. Een andere kwam al eerder, toen het werk van econoom John Kenneth Galbraith besproken werd, aan bod: size matters. Omvang is macht. Grote bedrijven zijn door hun schaal in staat de markt deels buiten werking te stellen. Zulke ondernemingen plannen hun productie tot in de puntjes, delen orders uit aan werknemers, kunnen hun wil opleggen aan toeleveranciers en afnemers, en pompen miljoenen in reclamecampagnes om te zorgen dat de klant uitgerekend hún model auto of smartphone denkt te willen hebben. Dat biedt zekerheid. Iets wat zij verkiezen boven de grilligheid van de markt. Wie niet groeit, delft vroeg of laat zelf het onderspit tegenover de concurrentie. Het is eten of gegeten worden. (p. 228)

ZZP’ers zijn een doodlopende weg voor gezonde bedrijven
Een laatste verklaring ligt in het vaak vergeten feit dat een bedrijf ook een gemeenschap is. Hoeveel voordelen dat heeft, wordt duidelijk als we ons een omgekeerde situatie voorstellen. Waarom zijn we nog niet allemaal zzp’er? Het kapitalisme drijft immers op vrije arbeiders, die met elkaar concurreren om de banen. Wat is er zo bezien vrijer en concurrerender dan telkens opnieuw je arbeid verkopen aan de beste bieder? Dat zou pas echt marktwerking zijn. In plaats daarvan zijn de meeste mensen in loondienst.
Natuurlijk, niet iedereen heeft het in zich om ondernemer te zijn. Een andere voor de hand liggende reden luidt opnieuw ‘transactiekosten’. Het is onwerkbaar voor werkgevers om elke klus, hoe minuscuul ook, in een nieuw contract te moeten gieten. Zij willen personeel dat flexibel in kan springen op onverwachte situaties. (p. 229)

Softe waarden doen er wel degelijk toe
Een onderwerp waarvoor de economie zelden aandacht heeft. Maar ook altruïsme is belangrijker in de informele economie, net als empathie, idealisme, wederkerigheid en al die andere, ongrijpbare fenomenen.
Softe waarden, ongetwijfeld. Maar interessant genoeg is het juist dit informele deel van de economie waar de commerciële economie op steunt. Zij profiteert van al het (gratis) werk dat hier verricht wordt, en zou waarschijnlijk niet zonder kunnen. De kleur geel lijkt bovendien bezig aan een opmars. Een goed voorbeeld is de hernieuwde populariteit van één van de onderdelen van de informele economie: de zogeheten commons, oftewel het gemeengoed. Daarvoor gelden noch de wetten van de markt of het bedrijfsleven, noch het primaat van de staat. (p. 234)

De zuivere markt is nooit in het wild aangetroffen
Door dit hele boek heen kwamen voorbeelden ter sprake waarbij de werkelijkheid botste met het geïdealiseerde beeld van de markt. We zagen kartels, monopolies, vriendjespolitiek, instabiliteit, manipulatie, onevenwichtigheden, bureaucratie en macht. Vooral dat: heel veel macht. Het zijn stuk voor stuk zaken die de mainstreameconomie afdoet als ‘verstoringen’ of ‘imperfecties’. Als zodanig worden ze buiten de ‘pure’ markt geplaatst.
Maar: die zuivere norm is nooit in het wild waargenomen. De zogenaamde afwijkingen wel. Wat ligt er meer voor de hand om ze als ‘normale’ ingrediënten van de markt te beschouwen? Het klinkt vanzelfsprekend, maar het is hoogst ongebruikelijk. (p. 236-237)

De markt is een psychiatrische patiënt
Het is een radicaal ander beeld van de markt dat uit dit hoofdstuk oprijst. De markt van MarxKeynes en Minsky – en met hen vele andere, vaak onbekendere economische denkers – is niet het alwetende, evenwichtige wezen dat met zijn onzichtbare hand het aardse gebeuren in goede banen leidt. Met haar razendsnel omslaande stemmingen heeft ze meer weg van een psychiatrische patiënt. Ze is niet stabiel, maar labiel. Neigt niet naar langdurig evenwicht, maar kenmerkt zich door grilligheid. Is meer stroperig dan efficiënt. En in plaats van boven de partijen te staan, lijkt de markt door en door politiek te zijn. Niet alles draait er om macht en invloed. Maar wel veel meer dan we doorgaans denken.

Dat komt bovenop het inzicht dat van alles wat wij ‘economie’ noemen, de markt slechts één deel is. Bedrijven, overheden en organisaties zijn, evenals families en andere gemeenschappen, net zo goed van belang. Daar gelden andere spelregels. (p. 250-251)

De wereld is wel degelijk maakbaar, ook ‘de markt’
Na het schrijven van dit boek denk ik daar iets anders over. Nee, weet ik nu, de markt maakt niet alleen. Zij wórdt ook gemaakt. Daarmee is – hoe treffend – de markteconomie zélf het meest overtuigende bewijs dat de wereld om ons heen wel degelijk maakbaar is. En dat er dus ook alternatieven mogelijk zijn. Vergeet het gepraat over het einde van de geschiedenis. We zijn pas net begonnen. (p. 253-254)

Een andere economie is mogelijk!
Ik geef toe, veel daarvan ziet er gruwelijk uit, van botte macht tot lomp graaigedrag. Maar wie bereid is verder te kijken, ziet ook wat anders. Kijk naar het vertrouwen, de samenwerking, de collectieve kennisproductie waar dit systeem al dan niet zonder kan. En tel daar de vele inspirerende pogingen bij op om het hier en nu al anders te doen, zoals de oprukkende commons, het nieuwe gemeengoed.

De bestaande economie zal hiervoor niet zomaar van de ene op de nader dag plaatsmaken. Verandering vergt inzet. Jarenlang. Maar laat niemand beweren dat een andere economie onmogelijk is. ‘Onder het asfalt ligt het strand’, luidde een bekende leus in de rebelse dagen van 1968. Ik zou het anders willen formuleren. Onder een dun laagje kapitalisme ligt een socialere, menselijke economie verstopt. Smachtend om door ons naar het oppervlak gehaald te worden. (p. 261-262)

Newspeak 2
Koen Haegens’ centrale verhaal is dat ‘de vrije markt’ feitelijk niet bestaat. Dat het een mythe is. Die vrije markt komt echter wel in alle handboeken voor en het gros van de economen ‘gelooft’ er domweg in. Samen met andere kritische denkers wenst hij daar grote vraagtekens bij te zetten. Hij weet dat economie geen exacte wetenschap is, maar dat het feitelijk vooral om waarden draait. Wat vinden we ‘goed’. Hij weet ook dat de laatste dertig tot veertig jaar een bepaalde ‘versie’ binnen  de economie de overhand heeft gekregen. De eerder genoemde Ha-Joon Chang beschrijft andere ‘versies’ binnen zijn in 2014 verschenen Economie : de gebruiksaanwijzing.

Kort nadat Donald Trump op vrijdag 20 januari 2017 werd ingezworen en met het ene ‘opmerkelijke’ decreet na het andere kwam en bleek dat hij zich op een bijzondere wijze tot ‘de feiten’ bleef verhouden, kwamen mensen op ‘newspeak’ van George Orwell. Het fenomeen dat in een autoriatire samenleving woorden vaak een heel andere betekenis krijgen. En in ‘1984’ zelf honderdtachtig graden worden omgedraaid. Die bijzondere taal, die newspeak, is in mijn ogen evenzo van toepassing op de economie. Hieronder enkele voorbeelden.

Zaken die ‘de vrije markt’ niet goed regelt
* multinationals betalen feitelijk amper belasting
* lobbyisten hebben een grote impact op wetgeving die funest voor bedrijven kan uitpakken
* het werkloosheidscijfer geeft geen accuraat beeld van mensen die willen werken
* het gros van de zzp’ers willen dolgraag meer zekerheid
* er zijn tientallen vage instanties, instituties, bedrijven en organisaties die de ‘marktwerking’ moeten ‘regelen’
* waarom moet er maand na maand tachtig tot zestig miljard euro de markt ingepompt worden?
* ongelijkheid in inkomen en kansen neemt alleen maar toe
* waarom zouden (zeg) 123 bedrijven de taal- en inburgeringscursussen beter kunnen regelen dan één landelijk opererend ROC?
* waarom zijn er zoveel ambtenaren en ‘clubs’ nodig om toeslagen voor zorg, wonen, onderwijs et cetera rond te pompen
* waarom voert elk kabinet de regeldruk op
* waarom blijven Europese subsidies ‘de markt’ verstoren
* waarom wordt er nooit gestunt met de benzineprijs aan de pomp, maar volgen alle commerciële bedrijven de adviesprijs
* waarom laten we Griekenland (en de daarmee verbonden banken) niet failliet gaan?
* Waarom zijn pensioenfondsen aan de ene kant zo gefocust op rendement, terwijl ze aan de andere kant door die houding banen wegbezuinigen?
* wordt door veel politici gesproken over rentmeesterschap, gedeelde verantwoordelijkheid en solidariteit, terwijl hun daden daar vaak volstrekt haaks op staan.

Willem Schinkel
Deze socioloog werd in 2014 bij het grote publiek iets bekender toen hij in 2008 aantrad als Zomergast. Hij mengt zich regelmatig in het publieke debat, maar laat zich vaak cryptisch uit. In 2012 verscheen: De nieuwe democratie : naar andere vormen van politiek. Hij is uitermate kritisch over de manier waarop in onze samenleving zaken zijn geregeld. Toevallig verscheen op 10 februari in de NRC een artikel dat deels aansluit bij het verhaal van Koen Haegens en het newspeak-gehalte van onze samenleving/economie: Trump ziet wat u niet ziet – de waarheid. Zijn stelling is dat ook de media (zelf) volop met deze newspeak meedoen; amper in de gaten hebben dat ze als het ware ook gevangen zitten binnen het frame van ‘de vrije markt’.


Maar daar voorbij is het niet moeilijk te illustreren dat mainstream media op een bepaalde manier feiten fabriceren en belangrijker nog, omdat voor elk feit werk verricht moet worden, dat hun nieuws uitermate ideologisch is. Ook al gaat de ideologie schuil achter mooie motto’s als neutraliteit en objectiviteit. ()

Dat heeft te maken met een dieperliggende ideologische gekleurdheid van mainstream media. Als een krant of het journaal cijfers over ‘economische groei’ en het bruto binnenlands produkt (bbp) bespreekt, zijn dat dan feiten of is het ideologie? Ideologie, want de meer fundamentele opvattingen over hoe de samenleving eruit moet zien, is nooit los te zien van posities in de dominante ordening van die samenleving. Daarom zijn juist de meest gangbare feiten over een samenleving altijd ook ideologisch gekleurd. ()

Neem het bbp. Het bbp geeft een fictieve representatie van de economie, bijvoorbeeld omdat het ecologische schade negeert of zelfs als economische groei noteert wanneer bedrijven milieuvervuiling opruimen. Er gaat dus een sterke ideologische boodschap uit van de doorgaans onkritische bespreking van groeicijfers, namelijk dat ‘groei’ een neutraal en objectief feit is, en dat het de enige serieuze manier is om feiten over de economie te rapporteren. ()

Of het nu om economie (groei van het bruto binnenlands product) of cultuur (integratie als assimilatie) gaat, de teneur van mainstream media is een overweldigende acceptatie van dominante opvattingen. Men hecht er doorgaans aan ‘realistisch’ te zijn en niet te doen alsof er fundamentele alternatieven mogelijk zijn – zoals Margaret Thatcher stelde: „There is no alternative”. Politiek wordt zo gereduceerd tot technocratie, als betrekking hebbend op feiten en instrumenten om doelen zo objectief en efficiënt mogelijk te bereiken en elke alternatieve vorm van politiek wordt bekritiseerd als ‘fact free’. ()

Dat betekent het einde van wat de Duitse socioloog Wolfgang Streeck het naoorlogse pact tussen kapitalisme en democratie noemt. Veel mensen weten dat, ook al wordt het door mainstream media niet als ‘feit’ gepresenteerd. Trump weet het, en het wrange is dat hij die kennis cynisch gebruikt voor eigen gewin. Dat is waarom hij de halve waarheid spreekt. Zijn platte feiten (hoeveel mensen waren bij de inauguratie) kloppen niet, maar die zijn dan ook plat en daarin ligt zijn waarheid niet. De mainstream journalist valt straal achterover van de schaamteloze ontkenning van de feiten en heeft geen ander repertoire dan ‘de feiten’ nog eens te herhalen en het gevaar van ‘fact free politics’ te bespreken met veel pathos voor het belang van de journalist zelf voor de democratie.

Een populist die wil inbreken in de neoliberale orde ‘zonder alternatief’ en een ander geluid wil vertolken, spreekt vaak de halve waarheid. Maar dat is al heel wat. Het is waarom veel mensen Trump stemden, niet per se omdat ze al zijn plannen zien zitten, maar omdat ze wanhopig duidelijk wilden maken dat het anders moest. Het is waarom veel Britten voor een Brexit stemden, hoewel velen over de Brexit zelf spijt lijken te hebben.

Populisme bevat een wens om terug te keren naar echte politiek voorbij technocratisch geneuzel over feiten. Dat is nooit een letterlijke terugkeer naar een toestand die bestond, maar wel een herinnering aan de utopische belofte van de democratie om zich steeds sterker te verwezenlijken. Het tragische is dat populisme in de praktijk vaak is wat ‘Realpopulisme’ genoemd kan worden: het blijft technocratisch probleemmanagement, alleen dit keer, is het idee, worden de èchte problemen ècht efficiënt aangepakt ten bate van het èchte volk.

Met Trump is het bovendien neoliberalisme in de meest cynische variant. Want de spreekbuis voor de neoliberale misère is neoliberalisme in de overdrive, die collectieve voorzieningen verder wil beperken en die zegt de overheid nu letterlijk als een bedrijf te willen runnen, getuige ook zijn eerste weken als ‘Chief Executive Officer’. De tragiek is dat Trump de meeste Amerikanen verder zal uitbuiten.

Trump spreekt dus de waarheid en hij liegt. Maar het grootste probleem is niet dat hij liegt. Het grootste probleem is dat hij onoprecht is in de waarheid die hij spreekt.

Ha-Joon Chang, nogmaals
Toevallig verscheen op Truthout, een kritisch Amerikaans mediaplatform, op 8 februari 2017 een interview met de Koreaanse econoom Ha-Joon Chang. In de titel gaat het over dezelfde mythe: Exposing the Myths of Neoliberal Capitalism: An Interview With Ha-Joon Chang. Enkele citaten:

VraagFor the past 40 or so years, the ideology and policies of “free-market” capitalism have reigned supreme in much of the advanced industrialized world. Yet, much of what passes as “free-market” capitalism are actually measures designed and promoted by the capitalist state on behalf of the dominant factions of capital. What other myths and lies about “actually existing capitalism” are worth pointing out?

Ha-Joon ChangGore Vidal, the American writer, once famously said that the American economic system is “free enterprise for the poor and socialism for the rich.” I think this statement very well sums up what has passed for ‘free-market capitalism’ in the last few decades, especially but not only in the US. In the last few decades, the rich have been increasingly protected from the market forces, while the poor have been more and more exposed to them.

For the rich, the last few decades have been “heads I win, tails you lose.” Top managers, especially in the US, sign on pay packages that give them hundreds of millions of dollars for failing — and many times more for doing a decent job. Corporations are subsidised on a massive scale with few conditions — sometimes directly but often indirectly through government procurement programs (especially in defense) with inflated price tags and free technologies produced by government-funded research programs. After every financial crisis, ranging from the 1982 Chilean banking crisis through the Asian financial crisis of 1997 to the 2008 global financial crisis, banks have been bailed out with hundreds of trillions of dollars of taxpayers’ money and few top bankers have gone to prison. In the last decade, the asset-owning classes in the rich countries have also been kept afloat by historically low rates of interests.

In contrast, poor people have been increasingly subject to market forces. 

In the name of increasing “labor market flexibility,” the poor have been increasingly deprived of their rights as workers. This trend has reached a new level with the emergence of the so-called “gig economy,” in which workers are bogusly hired as “self-employed” (without the control over their work that the truly self-employed exercise) and deprived of even the most basic rights (e.g., sick leave, paid holiday). With their rights weakened, the workers have to engage in a race to the bottom in which they compete by accepting increasingly lower wages and increasingly poor working conditions. ()

As for the other myths and lies about capitalism, the most important in my view is the myth that there is an objective domain of the economy into which political logic should not intrude. Once you accept the existence of this exclusive domain of the economy, as most people have done, you get to accept the authority of the economic experts, as interlocutors of some scientific truths about the economy, who will then dictate the way your economy is run. ()

It is very important to reject the myth of [an] inviolable boundary of the economy, because that is the starting point of challenging the status quo. If you accept that the welfare state should be shrunk, labor rights have to be weakened, plant closures have to be accepted, and so on because of some objective economic logic (or “market forces,” as it is often called), it becomes virtually impossible to modify the status quo.

Citaat 435 (zondag 12 februari 2017)
Homepage Citaten 2017

3 reacties op “De vrije markt – Ze is niet stabiel, maar labiel. Neigt niet naar langdurig evenwicht, maar kenmerkt zich door grilligheid. Is meer stroperig dan efficiënt”

[…] aan de horizon bevindt zich de Amerikaanse droom. De rij is tot stilstand gekomen. (november 2016)De vrije markt – Ze is niet stabiel, maar labiel. Neigt niet naar langdurig evenwicht, maar ke… (februari 2017)Die ontevredenheid over het bestaan zouden we moeten ombuigen in een kracht om de […]

Geef een reactie

%d bloggers liken dit: