Betrapt.
Lang geleden, toen ik een jaar of zestien was, mengde ik me op zeker moment op school in een gesprek over muziek. Merkte op dat the Soft Machine écht erg goed was. Meteen merkte een leeftijdgenoot op dat ik geen idee had waar ik het over had. Hij had gelijk. Ik had nog nooit iets van die groep gehoord, maar vond het nodig om op te vallen. Wilde laten merken dat ik op mijn manier ook met muziek bezig was, en – vooral dat – dat ik geen gemiddelde smaak had.

Daar stond ik met mijn grote mond. Door de mand gevallen. Ik kon geen enkel liedje noemen, nog uitleggen waarom die Engelse popgroep zo bijzonder was. Of ik met de spreekwoordelijke staart tussen mijn benen afdroop weet ik niet meer. Verdrongen. Het was wel een goede les; maar tegelijkertijd een aansporing. Sindsdien doe ik me muzikaal niet beter voor dan ik ben. Heb sindsdien veel geleerd, gehoord, ervaren. Ik was toen – ergens in het begin van de jaren zeventig – een pretentieus joch. Wie weet, een snob.

Ruim veertig jaar later
Ik durf nú te stellen dat ik van sommige muziekstijlen redelijk tot zeer goed op de hoogte ben. Het werk van veel muzikanten grondig ken; ook van randfiguren. Ben nog steeds pretentieus; probeer geen snob te zijn.
Deze herinnering kwam deze week bovendrijven. En dat heeft te maken met Francis Fukuyama en een recent verschenen boek van Joost de Vries.
Robert Wyatt
The Soft Machine heb ik sindsdien een klein beetje leren kennen. Een beetje, want het is niet mijn muziek. Té pretentieus. Een soort jazzachtige popmuziek, of popachtige jazz. Weinig melodie en amper memorabele liedjes. Wel zat in die groep een drummer, de zanger; die ik nog steeds erg hoog heb: Robert Wyatt. Zijn solo werk is meer dan goed. Ik noem: Rock bottom, de cd, en Shipbuilding, zijn versie van een van de beste liedjes van Elvis Costello.

Francis Fukuyama
Onlangs was Francis Fukuyama in Nederland. Om zijn nieuwste boek te promoten. Ik was aanwezig bij zijn lezing in De Vereeniging in Nijmegen; samen met pakweg twaalfhonderd anderen. Ik schreef er over: Identiteit kan gebruikt worden om verdeeldheid te zaaien, maar het kan tevens gebruikt worden om mensen te verenigen. (maart 2019)
Alom aanwezig, als je er gevoelig voor bent
Een prima bijeenkomst. Leuk om hem een keer live te zien. Hij zat ook in Buitenhof en ‘alle’ relevante kranten plaatsten een interview met hem. Op zich niets bijzonders; er komt wel vaker een min of meer bekende buitenlander op bezoek die op een bepaald terrein ‘iets’ te melden heeft. Alleen had dit bezoek een staartje. Die een link heeft met pretentie.

Het staartje
In de dagen voor en na die Nijmeegse lezing vertelde ik her en der binnen en buiten mijn werk over die lezing van Francis Fukuyama.
‘Francis Fukuyama????’
‘Nooit van gehoord!’ De meesten hadden geen idee wie dat was. Waardoor hij (ooit) beroemd was geworden, laat staan dat ze wisten dat hij al jaren geleden terug was gekomen op het standpunt waardoor hij in het begin van de jaren negentig ‘wereldfaam’ verwierf.
Slechts twee (oudere) collega’s konden hem plaatsen.
Waldorf en Statler
Samen met een van hen vroeg ik me af of dit niet-weten te maken had met leeftijd; of opleiding. Of iets anders. Waren wij gek? Een stel elitaire snobs die iets wisten wat ‘normale’ mensen en collega’s niet kenden.
Waren wij tot knorrige oude heren op dat balkon verworden. Waar Statler en Waldorf iedereen de maat nemen, over alles een mening hebben en vooral neerkijken op anderen. Cynisch tot op het bot. Snobs. Pretentieuze assholes.
Joost de Vries
Ongeveer in dezelfde periode begon ik aan het nieuwste boek van schrijver-journalist Joost de Vries. Had het geleend vanwege titel en onderwerp: Echte pretentie : waarom het zo irritant is en waarom we niet zonder kunnen. Ik kende hem vaag, las regelmatig artikelen van hem; maar hij zat nog niet zo in mijn systeem als (een) Francis Fukuyama.

Joost de Vries schrijft over culturele onderwerpen voor De Groene Amsterdammer en NRC Handelsblad en heeft enkele romans geschreven. Is zesendertig jaar oud. Zijn boek bracht de herinnering naar boven aan die opgeschoten adolescent die stond op te snijden over the Soft Machine.
Pretentieus? Prima!
Het gekke is dat ik door Joost de Vries (anderhalve generatie jonger) geleerd heb dat het niet zó erg was wat ik toen deed. Iemand die pretentieus is, is in zijn visie goed bezig. Het wordt vervelend als je als snob door het leven gaat. Dan ben je vooral bezig om indruk te maken op anderen, zoals toen ik als een grote en bijzondere muziekkenner gezien wilde worden. Terwijl ik dat toen (nog!!!) niet was.
Snobisme is bedrog, pretentie is ook zelfbedrog
Dat is namelijk de crux: – volgens Joost de Vries – een snob wil vooral indruk maken op anderen. Een pretentieus iemand wil vooral indruk maken op zichzelf. Hij heeft iets met een bepaald onderwerp of ‘ding’ en wil daarin ‘beter’ worden. Bingo! Dat gold toen ook voor mij. Ik was in die tijd (net als nu) bezig om mijn muzieksmaak breder te maken. Was volop bezig nieuwe namen te leren kennen. Wilde me afzetten tegen de smaak van anderen. Had niet zo veel met de top 40. Zocht bewust de randen van het muzikale landschap op, én the Soft Machine hoorde daarbij. Ergens had ik zonder enige twijfel die naam ergens horen vallen. Erover gelezen in Muziekkrant Oor. Genoeg om deze naam in dat clubje jongens te laten vallen. Alleen beging ik de fout door op te scheppen over iets wat ik niet kende, had doorgrond.
Een snob zit daar niet mee. Die wil zich vooral onderscheiden van anderen. Het doet er niet zoveel toe. Een snob heeft nooit de intentie écht die bijzondere wijn te leren kennen, de ins en outs van een middelgrote stad in Frankrijk te leren kennen of alle platen van the Soft Machine te gaan beluisteren.

Meer dan de gemiddelde Nederlander, en …
Sinds dat Soft Machine-moment heb ik me op meerdere terreinen ontwikkeld. Durf nu ronduit te stellen dat ik van sommige zaken meer weet dan de gemiddelde Nederlander; en geef even ronduit toe dat ik van andere zaken veel minder weet dan de gemiddelde Nederlander.
Pretentieus? Mwa, zelfkennis.
Over het velletje van de worst
Francis Fukuyama zit – zoals Joost de Vries in commissie (want gebaseerd op een verhaal van Karel van het Reve) constateert – in het velletje van mijn worst.
Deze Amerikaanse filosoof en politicoloog kan ik plaatsen. Weet waar hij het over had en heeft. Weet dat hij in het begin van de jaren negentig – enkele jaren na de val van de Berlijnse Muur en het failliet van het communistische systeem – stelde dat we het einde van de geschiedenis hadden bereikt. Het kapitalistische, democratische en liberale systeem had ‘gewonnen’. Maar daar is hij op terug gekomen. Constateert dat de wereld geenszins in rustig vaarwater terecht is gekomen.
In veel landen worden door velen vraagtekens gezet worden bij ons huidige economische, democratische en (neo)liberale model. Sterker: het lijkt soms alsof we aan de vooravond van een andere (eerste en/of tweede) wereldoorlog leven.Overal onrust, bange mensen die zich tot nieuwe rattenvangers wenden en als mensheid hebben we voor de lange termijn geen idee waarnaar we op weg zouden moeten willen gaan.
Een tijd waarin jonge mensen volwassenen terecht verwijten er een grote puinzooi van te hebben gemaakt; en hen opzadelen met een wereld vol onopgeloste problemen.

Kunnen plaatsen
Zo’n man behoor je te kennen. Je hoeft het niet met hem eens te zijn, noch al zijn boeken te hebben gelezen. Nee. Het gaat er om dat je Francis Fukuyama kunt plaatsen. Weten dat het geen popster is, noch een Japanse natuurkundige of een verdwaalde dichter uit de 18e eeuw.
Nee. Je weet dat meneer Fukuyama een Amerikaanse intellectueel met Japanse roots is, die op zeker moment een idee de wereld heeft ingeslingerd dat lange tijd door velen werd geloofd.
Een idee dat in de loop van de tijd als het ware haar geldigheid verloor. Maar een tijd lang een functie vervulde. Mensen hielp om te begrijpen welke ontwikkelingen in ‘de wereld’ gaande waren.
In the long run zal hij – vermoed ik, met de kennis van nu – vergeten worden. Hij is geen Machiavelli, Hobbes of Erasmus.

Joost de Vries en twee quizjes
Joost de Vries schreef een boek dat naadloos aansluit bij mijn constatering dat weinigen Fukuyama kennen. Hij veroordeelt dat net als ikzelf niet, maar hij legt in honderdvijftig pagina’s wel uit hoe ‘het’ zo is gekomen.
Hij noemt Fukuyama niet, maar wel tientallen andere ankerpunten.
Namen, gebeurtenissen, verschijnselen en ‘dingen’ die een min of meer ontwikkeld persoon vandaag de dag zou moeten kennen. Niet in de zin dat je van de zaken die hij noemt alle ins en outs weet. Nee, meer dat je zo’n naam, gebeurtenis of ‘ding’ kunt plaatsen.
Voor intern gebruik maakte ik een korte (kahoot)-quiz. Waarin ik twintig vragen opnam. En later een tweede, met vijfentwintig namen en ankerpunten die Joost in zijn boek noemde. U kunt ze zelf ‘spelen’.
Beiden bedoeld om er achter te komen in welke mate u namen en ‘dingen’ kunt plaatsen. Wees gerust: het is geen schande als u niet alles (her)kent.

Pretentie en de openbare bibliotheek
Algemene, brede ontwikkeling is binnen een bibliotheek belangrijk. Wekelijks moet worden besloten welke boeken, dvd’s en andere materialen al dan niet aangekocht moeten worden. En bepaald welke titels afgeschreven kunnen, dan wel moeten worden. Ook wordt er nagedacht over te organiseren activiteiten.
Dan is het wel zo handig als dat gedaan wordt door medewerkers met een brede algemene ontwikkeling. Die veel namen en ‘dingen’ kunnen plaatsen. Zonder dat ze – nogmaals! – alles gelezen hebben.
Dat is (a) niet mogelijk en (b) ook helemaal niet nodig.
Maar het helpt wel als het worstvelletje van bibliothecarissen groter is dan van de gemiddelde burger. Opdat ze een zelden geleend boek van Ayn Rand niet afschrijven omdat ze weten wie zij was, waar zij (ongeveer) voor staat en waarom Wereldschok (Atlas shrugged) en De eeuwige bron (The fountainhead) daarom in de collectie gehandhaafd moeten worden.
AOC???
Het gaat er om dat als als Henry Kissinger, Jane Seymour, Ken Loach of AOC worden genoemd je hen ongeveer kunt plaatsen. Dat je Catch-22 herkent en met een beetje geluk ook nog weet wie voor die zin (beter: titel) verantwoordelijk was. En wanneer hij – en niet zij – ongeveer leefde.

Weet je wie het ooit over (de) homo ludens had; en dat diezelfde man iets geschreven heeft over … een herfsttij der Middeleeuwen. Je kunt die oud-minister van buitenlandse zaken van de VS plaatsen; weet misschien zelfs dat hij nog steeds leeft en vervelende politici adviseert.
Kun je naast Jane nog twee andere vrouwen van Hendrik VIII (van Engeland!) noemen (Anna Boleyn & Catherina Howard). Weet je dat er twee Britse cineasten zijn die maatschappijkritische speelfilms maken, en die andere is Mike Leigh. Maar je haalt beide namen door elkaar heen! Als filmkenner weet je zelfs dat sinds kort ene Richard Billingham aan dit rijtje moet worden toegevoegd (door zijn: Ray & Liz).
Weet je wie Alexandria Ocasio-Cortez is en waar zij in the States mee bezig is. Hoop je nooit mee te maken wat Yossarian, de hoofdpersoon uit dat boek van Joseph Heller wel meemaakt: iets paradoxaals. Weet je ook dat er sinds enige maanden een schitterende herdruk van hét meesterwerk van Johan Huizinga, een Nederlands historicus, in de boekwinkels ligt. En binnenkort hoort elke Nederlander die zichzelf serieus neemt te weten wie AKK is.

Twee ‘helden’
Joost de Vries haalt in zijn boek veelvuldig twee ‘helden’ naar voren. Pretentieuze mensen, allebei. Die in hun vroege jeugd zonder enige twijfel door leeftijdsgenoten als nerds of betweters zijn weggezet en geplaagd. Maar wel mensen die zichzelf altijd wilden blijven ontwikkelen.
Zeker geen snobs, die met name dropping indruk op anderen probeerden te maken. Dat hadden zij niet nodig. In hun jonge jaren waren ze zonder enige twijfel pretentieus. Maar dat moet. Als je beter wilt worden, zul je jezelf een doel moeten stellen. Anyway, op iets latere leeftijd groeiden beiden uit tot intellectuelen die van een brede variëteit aan ‘dingen’ wel degelijk iets afwisten.
De ene is Susan Sontag, een Amerikaanse journalist en schrijver. De ander is Ruslandkenner Karel van het Reve, inderdaad de broer van de iets jongere Gerard.
Nogmaals die worst
Van Karel haalt Joost de Vries een essay uit 1988 aan (Zie ook onder Mozes). Opgenomen in Verzameld werk, deel 6 uit 2011.
Daarin gaat het over pretentie en een worst. Een worst? Jazeker, een worst. En elke worst bestaat uit twee dingen: inhoud (een mengsel van gemalen varkens-, rund- of schapenvlees) én een velletje (een darm).

Hier gaat het vooral over het velletje van de worst.
Elk mens draagt in zichzelf als het ware een denkbeeldig velletje worst met zich mee. Dat is bij iedereen anders en is groter of kleiner, maar op veel terreinen is er natuurlijk overlap. Dat ligt aan onze omgeving, opvoeding en onderwijs én tijd waarin we leven.
Japanse kinderen hebben een ander vel dan Somalische, maar allemaal kunnen ze op- en aftrekken, zich in hun taal uitdrukken en ze hebben allemaal in meerdere of mindere mate personen en feiten uit hún geschiedenis op hun worstvel ‘liggen’.
Dat velletje is als een canon. ‘Dingen’ die in een bepaalde cultuur algemeen bekend verondersteld worden. Feiten die binden, houvast bieden.
Van een verticale naar een horizontale samenleving
Joost legt ook uit dat er de laatste dertig à vijftig jaar iets fundamenteels is veranderd. Een verandering die deels verklaart waarom zo weinig mensen in mijn omgeving Fukuyama kennen. We zijn immers van een verticale naar een horizontale samenleving geëvolueerd. Verworden? Maar dat klinkt zo negatief.

Vroeger – toen ‘alles beter was’ – was hetgeen ‘we’ moesten weten veel meer iets gemeenschappelijks. Slimme, hoogopgeleide mensen namen anderen mee en probeerden iedereen ervan te overtuigen dat ze dit of dat behoorden te weten.
Volksverheffing, was een woord dat in die tijd nog iets betekende. Zij waren dé smaakmakers, die bepaalden wat kwaliteit had, er toe deed en wat een beschaafde burger behoorde te weten.
Door de jaren heen verwaterde die elitaire instelling en zijn we terechtgekomen in een tijdsgewricht waarin jouw mening even belangrijk is als de mijne. Er is geen betere smaak meer. Elke mening is even belangrijk. Jouw achtergrond doet er niet veel meer toe.
Een canon is niet heilig!
Karel van het Reve was zeker geen snob. Wist dat er zoiets als een canon bestond, ‘dingen’ die je in bepaalde kringen domweg behoorde te weten. Maar tegelijkertijd relativeert hij ook het belang ervan.
Hij weet dat het onmogelijk is ‘alles’ te weten. Ga daar niet onder gebukt, maar probeer wel je zo breed mogelijk te blijven ontwikkelen. Wat ook meespeelt – en Van het Reve stipt dat in dat essay uit 1988 ook aan – is dat een canon door de tijd heen verandert.
In de jaren vijftig en zestig was het nog belangrijk dat je ‘alle’ Griekse en Romeinse goden en helden kende, zinnen in het Latijn kon plaatsen en enkele bijnamen van bekende symfonieën (her)kende. Nu is het relevanter dat je ooit van CRISPR hebt gehoord, weet waar Jonathan Franzen en Dave Eggers mee bezig zijn, waar Bernie Sanderd en Naomi Klein zich voor inzetten en wie AKK is. Alles stroomt.

Tijdperk van de antipretentie
Culturele pretentie is prima, maar ga er niet té zwaar onder gebukt.Toen Karel van het Reve op school zat hielden studenten en (hoog)leraren elkaar als het ware ‘scherp’.
Joost de Vries komt met het beeld van een panopticum, een koepelgevangenis waarin alle gevangenen (hier: de studenten) vanuit een toren in de gaten werden gehouden. In die toren zit een gevangenbewaarder (zeg: ‘de’ autoriteit die de norm stelt, bepaalt wat belangrijk is), maar ook als hij er niet zit voelen alle inmates zich toch gezien. En handelen daarom zoals het ‘hoort’. Hier betekent dat zij proberen zo veel mogelijk algemene kennis op te doen. En als dat niet lukt dan proberen ze daaraan te ontsnappen door zich beter voor te doen dan ze zijn.
Volgens Joost de Vries lijkt het er anno 2019 niet op dat pretentie, maar eerder antipretentie overheerst. Je onderscheidt je door je af te zetten tegen canonachtige zaken. Hij noemt het een vorm van anti-intellectualisme. Maar zelfs anti-pretentie is pretentieus; alleen jammer dat het de ‘verkeerde’ kant opgaat.
De ineenstorting van culturele pretentie was natuurlijk al vóór Rutte 1 in aantocht.
Laat ik het zo zeggen: ooit was er een ivoren toren, inmiddels is die omgehaald; de verticale maatschappij is horizontaal geworden; de piramide is plat – kies je metafoor. (pagina 70)

Over legosteentjes
Joost de Vries haalt nog een andere metafoor aan, de ‘collectieve bibliotheek’ (van ene Pierre Bayard); die we allemaal in ons meedragen.
Je hoeft niet alles gelezen, gezien, meegemaakt te hebben om er over mee te kunnen praten. Ieder mens doet in de loop van zijn of haar leven een brede variëteit aan ervaringen en brokjes kennis op. Met die (lego)blokjes kun je spelen. Het is handig als je een brede range aan ‘belangrijke’ legosteentjes in jouw rugzakje (sorry: worst) hebt kunnen stoppen. Naarmate je meer steentjes hebt kun je in potentie gevarieerdere en rijkere bouwwerken maken.
Aan het eind van het boek heeft Joost de Vries het over het belang van creativiteit. In relatie tot pretentie. Mensen die pretentieus zijn reiken naar iets. Ze willen zich op een bepaald terrein verbeteren. “Ik sta hier, maar ik zou dáár willen staan of uitkomen!” Dat is de motor achter creativiteit. Een wereld zonder pretentieuze mensen is de dood in de pot. Hij haalt niet voor niets een reclameslogan aan (‘Normaal. Doen.’) om dat te illustreren. Een samenleving waar díe houding prevaleert, heeft een probleem.

Ook daarom is pretentie zo’n scherp, snijdend verwijt; pretentie staat altijd haaks op wat vertrouwd is, want je kunt niet pretentieus doen over wat iedereen toch al vindt. Pretentie draait om afwijking. Wie van pretentie wordt beticht staat dus direct buitenspel. Dus liever ‘Normaal. Doen.’ Zo is pretentie het ultieme verwijt in een horizontale wereld. (pagina 73)

Paradigma
Joost is zoals iedereen een kind van zijn tijd. Tijdens zijn middelbare schooltijd maakte hij mee dat leerlingen geacht werden zich voortaan zelf aan te sturen. Dat kennis er niet meer toe deed, als je maar wist hoe je iets op kon zoeken. Het studiehuis, twenty-first century skills en meer van dat soort onzin. Elke leerling werd geacht op zoek te gaan naar zichzelf en ieder van hen zou een volstrekt ander pad door de school gaan bewandelen. Van wij naar ik.
In feite kreeg het idee van kennis daarmee een andere betekenis. Weten wie, bijvoorbeeld Lord Byron was is alleen nog belangrijk wanneer je de kennis ergens voor nodig hebt. Kennis veranderde van iets maatschappelijks cultureels in iets individueels. (pagina 89)
Die inmiddels deels teruggedraaide, want mislukte onderwijs-innovatie staat natuurlijk haaks op zoiets als een canon of een collectieve bibliotheek. Iedereen kan in zo’n wereld zijn eigen werkelijkheid optrekken en écht geloven dat die klopt.
Als kennis is geïndividualiseerd, dan is de maatschappij gefragmenteerd. (pagina 90)
Francis Fukuyma heeft het daar in zijn nieuwste boek (Identiteit : waardigheid, ressentiment en identiteitspolitiek) trouwens ook over. Té veel mensen zijn té veel met zichzelf bezig; geloven dat ‘de wereld’ om hen draait. Hebben geen boodschap meer aan de een gemeenschap waar ‘anderen’ ook deel van uitmaken. Willen zich het liefst met Ons Soort Mensen omringen.

Bij identiteitspolitiek past geen gemeenschappelijke canon, maar een persoonlijke. We willen elkaar niet zien, we willen onszelf zien.
Het gevolg hiervan is dat de wereld verandert in een belevingswereld, schrijft Heijne in Echt zien:
Kennis is nog altijd een middel tot zelfverwerkelijking, maar niet zozeer in een maatschappelijke betekenis. Je hoeft alleen nog te weten wie Bertolt Brecht was, wanneer je die kennis ergens voor nodig hebt. Niemand vertelt je dat je Ulysses moet lezen, je bepaalt zelf wel of je daar iets aan hebt. (pagina 92)
Opluchting
Echte pretentie is een optimistisch boek; ondanks alles.
Wat mij betreft is de kern dat ieder van ons zich rustig mag verdiepen in dingen die voor jou belangrijk zijn, maar dat je ondertussen niet jouw eigen algemene ontwikkeling moet verwaarlozen. Ga dus aan de ene kant de diepte in (zeg: de inhoud van de worst), maar verwaarloos niet de canon (het velletje van de worst).
Wordt geen nerd die alles weet van The Lord of the rings, maar amper zicht heeft op onze huidige tijd en wat zich daarin afspeelt. Het een hoeft elkaar niet uit te sluiten. Idealiter vullen ze elkaar aan. Door een brede, algemene ontwikkeling lees je met méér plezier over Frodo en Sam.
Joost de Vries eindigt zijn boek met een gedicht (van Philip Larkin, leuk als u die naam kent maar het hoeft niet!). Maar de laatste regels gaan over zijn moeder. Jouw moeder. Ons aller moeder. Die ons op weg naar school toevertrouwt: doe je best.

Doe je best
Persoonlijk vind ik het boek van Joost de Vries een must. Voor iedereen die zich wil blijven ontwikkelen en wel eens meewarig wordt aangekeken.
Maar het is ook een boek dat binnen onze bibliotheeksector besproken zou moeten worden. Én binnen het onderwijs, dé media en andere instellingen die bezig zijn om mensen te helpen zich te blijven ontwikkelen.
Een boek dat ons een spiegel voorhoudt.
Zijn wij als bibliothecarissen goed bezig om leden en niet-leden te helpen om te kunnen groeien?
Bezig om bezoekers te verleiden zich (in nieuwe, andere, ‘rare’ wegen) te ontwikkelen?
Of neigen we té veel naar de houding dat we doen wat ons publiek van ons vraagt en daardoor die ik-mentaliteit alleen maar versterkt wordt?
Sluiten we aan bij die individualistische ‘trend’ of neigen we weer meer richting iets canon-achtigs?

Johan Huizinga, nogmaals
Tijdens het schrijven van dit stuk-je viel mijn oog op een boek uit ons magazijn. Jawel, in ons magazijn staat een bundel uit 1987: ‘Alle cultuur is streven’ : de verzamelde Huizinga-lezingen.
Een boek uit een ander tijdsgewricht, toen er nog geluisterd werd naar slimme dames en heren. Alhoewel, het waren vooral heren. En of er toen al veel naar geluisterd werd waag ik te betwijfelen. Zeker is wel dat dé Huizinga-lezing nog steeds bestaat. In 1987 keek men terug op de eerste vijftien edities, en in het boek zijn alle toespraken opgenomen.
In december nam Karel van het Reve de zevende voor zijn rekening. Een spraakmakende lezing: Literatuurwetenschap : het raadsel der onleesbaarheid (pdf).
Twee vrouwen, dertien heren. Ik heb er een derde Kahoot-quiz van gemaakt. Zeker is dat de meeste sprekers niet meer in de canon van vandaag de dag thuishoren. De meesten zijn hard op weg naar de vergetelheid, maar tegelijkertijd is het niet verkeerd om het gros van de namen wel in uw worst op te nemen. Is niet alleen handig als u ooit mee mocht doen aan Twee voor twaalf.
Ik vermoed trouwens dat te zijner tijd Joost de Vries ooit voor een Huizinga-lezing zal worden uitgenodigd.

Tot slot, enkele boekentips
Zoals gezegd is er niets op tegen om als mens de diepte in te gaan. Iets te leren, ontdekken, ervaren. Lezen! Dan bent u lekker pretentieus bezig. U hebt de zegen van Joost.
Denk aan een boek over Ligo (Govert Schilling. Deining in de ruimtetijd : Einstein, zwaartekrachtgolven en de toekomst van de astronomie), of een ander boek waarin uitgelegd wordt waarom sommigen zó rijk zijn (Oliver Bullough. Moneyland : een zoektocht naar het verborgen geld van de superrijken en de multinationals), een klassiek én actueel jeugdboek (Michael Ende. Momo en de tijdspaarders) of pak een roman over een fictieve schrijver (Joost de Vries. Clausewitz).
U kunt daarvoor bij de bibliotheek terecht. Er zijn echter ook boeken die u helpen om de omvang van uw velletje worst te vergroten. Helpen om verbanden te zien. Mensen, dingen en gebeurtenissen in de tijd te plaatsen. Boeken waarin veel namen en ‘dingen’ even worden aangestipt. Genoeg om er iets meer van te weten te komen. Maar volstrekt onvoldoende als u ‘alles’ zou willen weten.
Dat soort boeken verschijnen er af en toe. Sommige groeien uit tot giga-bestsellers. Het beste voorbeeld is Een kleine geschiedenis van bijna alles van Bill Bryson. Uit 2004.
Ik noem enkele andere, alfabetisch op achternaam van de schrijver.
Rutger Bregman. De geschiedenis van de vooruitgang (2013)
David Christian. Big history : het waanzinnige wetenschappelijke ontstaansverhaal van de mens, de wereld en het universum (2018)
Yuval Noah Harari. Sapiens : een kleine geschiedenis van de mensheid (2014)
Charles C. Mann. De profeet en de tovenaar : twee grondleggers en hun concurrerende ideeën over een leefbare toekomst op onze planeet (2018)
Adam Rutherford. Een kleine geschiedenis van iedereen die ooit heeft geleefd (2018)
Pieter Steinz. Made in Europe : de kunst die ons continent bindt (2014)
Cultureel woordenboek
In 1992 verscheen Het cultureel woordenboek. Gebaseerd op een Amerikaans voorbeeld, maar bewerkt en aangevuld voor de Nederlandse markt. De kartrekkers waren Dolf en Rita Kohnstamm. Dat boek is enige keren herzien en aangepast. In de collectie zit momenteel Nieuw cultureel woordenboek : encyclopedie van de algemene ontwikkeling uit 2005. Duizenden lemma’s, waar helaas onverbiddelijk de tijdgeest van af straalt. Ik zie voorlopig geen herziene editie verschijnen.
In het voorwoord wordt gerept over het artikel van Karel van het Reve (Zie ook onder Mozes).
Zoek binnen de webcatalogus bijvoorbeeld ook op titel met ‘cultureel woordenboek’ of ‘1001’.
Citaat 583 (donderdag 21 maart 2019) Een nieuwe lente, een nieuw begin?
Homepage Citaten 2019
In diezelfde tijd maakte ik voor intern gebruik én mijn jonge collega’s twee quizjes: Kahoot 1 – Pretentieus? én Kahoot 2 – Kennen jullie deze mensen