Categorieën
Boeken Citaten Filosofie Literatuur Maatschappij

Vrijheid als mythe: wij ontstaan door onze relaties met anderen.

Naïef
Achteraf is het logisch. Een hoogleraar laat zich niet sturen.

Jos Joosten

Die vertelt tijdens een lezing dingen die een relatie hebben met zijn werkterrein. Logisch dat hij het over Nederlandse schrijvers heeft als hij als hoogleraar Nederlandse letterkunde uitgenodigd wordt om in de Bibliotheek Uden iets te komen vertellen over literatuur en vrijheid.

Het was op zich al mooi dat hij daarmee instemde. Maar het is achteraf naïef om te denken dat zo iemand zich laat sturen.

Van de mail die ik hem ergens voor de vakantie stuurde nam hij niets mee. Jammer, maar geen helaas. Het was een zeer interessante lezing, avond (die 26e september). Een lezing die hij vermoedelijk later in dit jaar voor zijn eigen Nijmeegse studenten nog eens zal houden; maar hij zal dan waarschijnlijk nog dieper en langer op het onderwerp ingaan.

Jos Joosten
Jos Joosten doceert als hoogleraar Nederlandse letterkunde aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. Evi, een oud-leerling en inmiddels werkzaam in de Udense Bibliotheek, had hem uitgenodigd om te komen spreken over het thema vrijheid. Dat onderwerp is het jaarthema van de samenwerkende Noord Oost Brabantse Bibliotheken.

Vrijheid is op zich geen thema, slechts een woord. Het wordt pas een thema door er ‘iets’ meer mee te doen, bijvoorbeeld door dat woord op te nemen in een zin, of vraag: Is vrijheid een illusie?

Is vrijheid een illusie?
Dat vonden en vinden we een mooie vraag. In deze tijd, dít jaar.

Een jaar waarin we in onze regio 75 jaar bevrijding vieren.

Een jaar waarin we begin november stil zullen staan bij het vallen van De Muur, dertig jaar geleden.

Een jaar waarin we herdachten dat in juni Tankman in Beijing tijdelijk voor hoop zorgde.

Het jaar waarin we stilstaan bij de moord op Theo van Gogh; vijftien jaar geleden. Die vermoord werd door iemand die niet kon accepteren dat deze cineast alles zei wat hij dacht en daarmee mensen beledigde.

Ook het jaar waarin herdacht werd dat zeventig jaar geleden Nineteen Eighty-Four verscheen. Inderdaad, 1984 van George Orwell verscheen op 8 juni 1949. De beroemde dystopische roman over een samenleving waarin woorden een compleet andere betekenis hebben gekregen en de meeste mensen als een soort slaaf door Big Brother en een kleine kliek machthebbers worden gehouden.

Een tijd en samenleving waarin we overal aanvallen op onze democratie kunnen zien, waarin grote (tech)bedrijven zeer machtig zijn en samen met overheden en andere instellingen bijna alles van ons weten en met die kennis ons manipuleren.

Ook een tijd waarin we steeds beter inzicht krijgen in hoe de mens van binnen ‘werkt’. Mensen worden vooral aangestuurd door hun instincten, gevoelens en zijn veel minder rationeel als velen tot nu toe denken.

Vrijheid is een illusie!
Achteraf hadden we beter dat vraagteken weg gelaten en de woorden in een andere volgorde gezet. Het antwoord op deze vraag is immers té voor de hand liggend. Sterker: er is slechts één antwoord: “Ja”.

Vrijheid is een illusie. Nog beter: Vrijheid is een illusie! Met uitroepteken. En laten we vervolgens als samenleving met elkaar het gesprek aangaan of dat ‘erg’ is, en hoe met die constatering verder te leven.

De lezing van Jos Joosten was in wezen één grote bevestiging van het jaarthema.

De titel van zijn lezing was ook een vraag: Vrijheid als mythe? En ‘het’ antwoord gaf hij aan de hand van ‘zijn literatuur’. Vooral de Nederlandse, maar hij nam – natuurlijk – ook schrijvers en denkers uit andere landen mee. Hieronder zal ik er drie aanstippen.

Een omgevallen blik kennis
Jos Joosten praat erg snel; en stipt tijdens zo’n lezing heel veel zaken kort aan. Ging er vaak van uit dat de aanwezigen het meeste kenden of vaag wisten waar hij het over had.

Het was kortom een pittige lezing.

Voorbij kwamen ondermeer ArmandoVictor KravchenkoHannah ArendtJean-Paul SartreJohann Wolfgang von GoetheW.F. HermansJan WalravensGerard ReveHenri Barbuse (zijn L’enfer, De hel), Pieter Waterdrinker (die trouwens maandag 7 oktober in de Bibliotheek Oss een lezing zal verzorgen), Delpher (en hoe goed die digitale bron is) en (een van zijn geliefde schrijvers/denkers) Pierre Bourdieu.

Hij stond iets langer stil bij Jean-Paul Sartre, ‘zijn’ existentialisme en roman De muur. Hij had ook de korte (en prachtige) novelle De teerling is geworpen (Les jeux sont faits) kunnen/mogen noemen. Het idee dat je leven (vooral) bepaald wordt door toeval, het (nood)lot en dat je als mens veel minder vrij bent dan je denkt.

The lottery of birth noemt de Engelse filosoof/documentairemaker Raul Martinez dat in zijn boek Hoe vrij zijn wij? de machinaties van macht en de strijd voor onze toekomst (uit 2017)

Die Gedanken sind frei
Die Gedanken sind frei
wer kann sie erraten?
Sie fliehen vorbei
wie nächtliche Schatten.
Kein Mensch kann sie wissen,
kein Jäger erschießen
mit Pulver und Blei:
Die Gedanken sind frei!    

Klik hier voor een filmpje

Jos Joosten stipte ook dit beroemde gedicht aan. Een romantische tekst, waarin velen zich herkennen.

Maar het is maar zeer de vraag of we onszelf niet voor de gek houden. Hoe vrij zijn we als mens? Onze gedachten mogen (dan wel) vrij zijn, maar niet alles wat we denken of willen kunnen, mogen of willen we gaan doen. Immers:

Maar doodslaan deed hij niet, want tussen droom en daad
staan wetten in de weg en praktische bezwaren,
en ook weemoedigheid, die niemand kan verklaren,
en die des avonds komt, wanneer men slapen gaat.

Uit: Het huwelijk van Willem Elsschot (niet genoemd door Jos Joosten)

Of een beroemde uitspraak na de moord op Theo van Gogh: ‘Je mag het wel zeggen, maar je hoeft het niet zo te zeggen’

Jos Joosten zoomde in op schrijvers. Hoe vrij zijn die. Als mens? En als schrijver? En is het begrip vrijheid in wezen niet iets waarmee we onszelf voor de gek houden. Is vrijheid geen mythe?

Maarten van der Graaff (foto: Vera de Kok)

Een ezel en Nazim Hikmet
In zijn lezing werden de aanwezigen kort bijgepraat over hoe overheden en rechtbanken in ons land over de vrijheid van schrijvers denken; en handelen.

In de kern komt het er op neer dat schrijvers in ons land sinds de tweede helft van de negentiende eeuw vrij als een vogel zijn. Ze mogen en kunnen letterlijk ‘alles’ schrijven en publiceren. Geen rechter verbiedt hen om wat dan ook maar op te schrijven. Opmerkelijk, want er zijn landen waar dit nog steeds niet het geval is.

Hij stipte kort het zogenaamde ezelsproces van Gerard Reve aan. Die werd voor de rechter gedaagd vanwege zijn zeer vrijpostige opmerkingen over God en zijn verlangen om ‘het’ met een ezel (Jezus/God) te doen. Maar hij werd vrijgesproken. In een roman of letterkundig werk mag een schrijver in Nederland alles. Hij wordt niet vervolgd, noch veroordeeld.

Vluchtautogedichten
Dat is niet overal het geval. Dat liet Jos Joosten zien middels een quote uit een gedicht. Van ene Maarten van der Graaff. Een jonge dichter die in 2013 in Vluchtautogedichten deze regels opnam:

Ik ben jaloers op de twintigste eeuw.
Ik ben jaloers op Hikmets gevangenschap.

Een mooie illustratie van het feit dat in ons land, in de eenentwintigste eeuwen dichters er amper meer toe doen.

Iedereen – en zeker overheden, openbare aanklagers en rechters – halen hun schouders op over wat schrijvers en andere kunstenaars schrijven of maken. Ze kunnen niemand meer beledigen.

Binnen ‘kunst mag immers alles. En is (daarom?) irrelevant geworden. Geen schrijver, schilder noch cineast komt vanwege zijn of haar werk ooit nog in de gevangenis terecht.

Wellicht stootten ze ooit lezers of kijkers voor het hoofd, maar dat zal niet leiden tot een straf of zo. Integendeel. Kunstenaars hoeven niet langer meer te boeten voor hun werk.

Jaloers op Nazim Hikmet
Maarten van der Graaff weet dat en verwijst naar de vorige (voor hem mythische) eeuw waarin kunstenaars regelmatig wel voor hun werk moesten boeten. Niet in Nederland, maar wel in het buitenland. Hij voert als bewijs Nazim Hikmet op.

Een Turkse dichter. Een zéér grote naam in zijn land, en de wereldliteratuur. Die werd door de machthebbers in zijn land wel aangepakt en zat jarenlang vanwege zijn werk en gedachtengoed in de gevangenis. Maarten van der Graaff verlangt naar zo’n tijd, waarin kunstenaars impact hadden. Mensen witheet konden maken. Zij tegen heilige huisjes konden aanschoppen. Er waren toen nog heilige huisjes! En kunstenaars waren relevant.

Nu haalt iedereen – bij wijze van spreken – zijn of haar schouders op. Kunst is ook maar een mening. Boeie.

Toen Jos Joosten in de Udense bibliotheek de naam Nazim Hikmet liet vallen, moest ik meteen terugdenken aan de jaren tachtig en negentig. In die tijd hadden we in de Bibliotheek Oss een grote collectie Turkse boeken opgebouwd.

Dat was in de tijd dat de goegemeente (en daarom wij dus ook) meenden dat om goed te kunnen integreren het belangrijk was dat de lokale Turkse bevolking boeken in hun moedertaal kon lenen. De tijdgeest sloeg aan het eind van de twintigste eeuw echter om. Dat betekende dat het gros van die Turkse boeken in het begin van deze eeuw massaal werden afgeschreven.

In mijn herinnering hadden we in die tijd veel (dikke) boeken van Nazim Hikmet. Op dit moment nog slechts drie titels: Mensenlandschappen, De romantici en De mooiste van Nazim Hikmet.

Hoe vrij ben je als bibliothecaris? We volgen blijkbaar domweg – net als anderen – de tijdgeest. Zijn op onze eigen manier kinderen van onze tijd. Vrijheid is een illusie. Ook voor bibliothecarissen!

Afhankelijkheidsverklaring
Jos Joosten verwees veelal naar oudere voorbeelden, schrijvers en titels. Maar gelukkig kwamen er ook nieuwe namen voorbij.

Rebekka De Wit. Ik kende haar naam niet, maar had toen hij erover begon te vertellen wel vaag het idee dat ik ooit van het boek had gehoord dat hij aanstipte.

Hij liet een lang citaat zien uit haar begin dit jaar verschenen Afhankelijkheidsverklaring. Een citaat dat als een spreekwoordelijke hamerslag aankwam. Rebekka De Wit is een Belgische schrijfster, van wie eerder een roman verscheen: We komen nog één wonder tekort. Ze is ook theatermaakster.

Afhankelijkheidsverklaring staat in de bibliotheek bij de romans, maar dat het is zeer zeker geen roman. Het is eerder een beschouwing, een essay, een lang uitgevallen artikel over … Tja, waarover.

Misschien over iets wat ze in die roman uit 2015 aanstipte. In maart 2017 schreef Bert Keizer, de arts/filosoof, over een ontmoeting met Rebekka De Wit en de roman die hij meteen na die ontmoeting van haar kocht en las (Rebekka de Wit steekt lekker de draak met mensen die het graag over ‘lessen trekken’ hebben).

In die roman ontmoet de hoofdpersoon op zeker moment een Amerikaan die het over ‘zijn’ Declaration of Independence (de Onafhankelijkheidsverklaring) heeft en daar zeer trots op is.

De hoofdpersoon voelt weerzin en wil als tegenhanger een Declaration of Dependence schrijven. Een verklaring van afhankelijkheid. Een verklaring die laat zie dat mensen van elkaar afhankelijk zijn. Zeg: een botsing tussen IK en WIJ.

Twee jaar later verschijnt dat boek: Afhankelijkheidsverklaring. En in dit boek vertelt ze over het voornemen om een kippenhok te gaan maken. Zelf. Zonder hulp van anderen.

We zijn veroordeeld tot elkaar
Dat is in de kern het verhaal. Het verhaal van ‘de mens’ en het begrip ‘vrijheid’. Het is per definitie onmogelijk om vrij (van ‘de ander’) te zijn. Dichtbij, veraf, vroeger, nu en in de toekomst. Altijd zijn we met anderen verbonden. Hebben we anderen nodig. Gelukkig realiseren we ons dat niet dagelijks en leven we lekker verder in de illusie (de mythe) dat we kunnen doen wat we willen. Gelukkig maar, want anders zou het een duffe boel worden.

Dit voorbeeld bracht ook het (beroemde) filmpje van de econoom Milton Friedman boven; waarin hij het over het vervaardigen van een potlood heeft. Zo simpel, maar oh zo complex om te maken.

Een dag later
Het toeval wilde dat ik een dag later aanwezig mocht zijn bij een boekpresentatie. In Amsterdam, in  de oude Lutherse kerk aan Het Spui. Een stampvolle kerk (ruim 500 mensen) werd ‘bijgepraat’ over de zin van het bestaan.

Journalist Fokke Obbema presenteerde het eerste exemplaar van zijn interviewbundel: De zin van het leven : gesprekken over de essentie van ons bestaan.

Daarin liet hij voor De Volkskrant veertig weken lang uiteenlopende mensen aan het woord over de zin van het leven. Een vraag die zich aan hem opdrong nadat hij was overleden. Plotsklaps. Hartstilstand.

Maar door een wonder (want 80% overleeft zoiets niet, of komt er zwaar beschadigd uit) overleefde hij het en ging nadenken over zijn leven. En if that alles was? Nee dus. Jakkeren in het leven, voor een carrière, dat is niet alles. Er zijn belangrijkere zaken.

In bijna alle gesprekken kwam terug dat het in het leven niet draait om dingen, om bezit, maar vooral om relaties met anderen. En dat je daarom (ook) niet vrij bent, of kunt zijn. Ieder mens is ten diepste met anderen verbonden en ontleent daar (vaak, meestal) plezier en waardevolle dingen aan. Maar dat gaat (uiteraard) ten koste van je vrijheid.

Een wandeling, met enkele anderen
Diezelfde dag mocht ik dat eerder ervaren; in Den Haag, waar tienduizenden mensen samen kwamen voor de klimaatmars.

Mensen die begrijpen dat we dit probleem niet alleen kunnen oplossen. Alleen mensen die zich verenigen, zich inzetten voor iets dat vele malen henzelf overstijgt, kunnen wellicht de tijdgeest doen kantelen.

En de meesten daar aanwezig realiseren zich – volgens mij ook – dat aanpassen een aanslag zal doen, dan wel betekenen op hun vrijheid om ‘alles’ te blijven doen wat we nu ‘normaal’ vinden.

Mensen die ook weten dat wij mensen ons als een soort Koning Midas gedragen.

Een boekhandel
Een dag later liep ik in Amsterdam een boekhandel binnen en vroeg waar (de) Afhankelijkheidsverklaring van Rebekka De Wit stond.

Ik kon het in gauwigheid niet vinden. Sprak een rondlopende jonge bediende aan, en tot mijn verbazing liep hij linea recta naar een kast op de begane grond en reikte het me aan. Opmerkelijk dat hij meteen in de gaten had dat ik juist dít boek van haar zocht, dat hij de schrijfster kende en wist dat het ergens in ‘zijn’ winkel stond.

Vervolgens vroeg ik of hij die gedichtenbundel van – tja, wie ook weer – huppeldepup, met in de titel iets van ‘auto’, had. Hij wist het niet, maar terwijl hij naar een pc liep om het te gaan opzoeken viel het hem te binnen: Vluchtautogedichten van Maarten van der Graaff. Helaas had hij het niet op voorraad.

Drie keer is scheepsrecht. De avond daarvoor had ik nog een interview van Bas Heijne in de digitale NRC meegepikt. Een gesprek met een Russisch-Engelse antropoloog die ongeveer Pomorans heette. Hij had geen idee, maar toen ik de Tweet liet zien waarin @Bjheijne zijn volgers attent maakte op zijn artikel ging bij hem een licht op. Het bewuste boek was geschreven door Peter Pomerantsev en had die ochtend op een stapel bij de voordeur gelegen. Alleen was het stapeltje weg, maar er lag nog wel ergens een exemplaar in het magazijn. 

Dit is geen propaganda
Een mooi slot. Het boek van Peter Pomerantsev gaat ook over vrijheid, en met name het FEIT dat er de laatste jaren door steeds meer partijen doelbewust  gemanipuleerd wordt. Overheden, bedrijven, organisaties en instellingen. En daar sta je dan, als kwetsbaar vrij mens tegenover.

Tijd om daarover met elkaar het gesprek aan te gaan. Het boek heet: Dit is geen propaganda : de oorlog tegen de waarheid (en verscheen bij uitgever Hollands Diep). Klik hier voor het interessante gesprek van Bas Heijne met deze journalist/antropoloog.

Ik werd – trouwens – wel een beetje jaloers op die winkel. Dat ze (jong) personeel hebben dat zo goed op de hoogte is van dit soort ‘dingen’. Ik weet dat dit niet in alle boekhandels én bibliotheken het geval is.

Moraal – zijn we Barbapapa’s?
Wellicht zit de moraal van dit verhaal (en de lezing van Jos Joosten) in een artikel dat in mei in (het) Filosofie Magazine stond. Daarin staat maandelijks de rubriek ‘4 vragen’. Gebaseerd op ‘dé’ vier vragen die de Duitse filosoof Immanuel Kant ooit formuleerde (Wat kan ik weten? Wat moet ik doen? Wat mag ik hopen? en Wat is de mens?). In mei van dit jaar werd Rebekka De Wit aan het woord gelaten. De aankleding was natuurlijk haar pas verschenen boek Afhankelijkheidsverklaring.

Haar antwoord op de vierde vraag (Wat is de mens?):

‘Elke tijd heeft zijn ideale mens. In die zin is er elke periode een “ik” dat wij delen, dat we samen nastreven. Maar dat is iets anders dan wie of wat wij werkelijk zijn. Ik heb lange tijd gedacht, en misschien ook gehoopt, dat er diep in ons al een identiteit aanwezig is – een soort kompas, een stem. Toen zag ik een filmpje waarin filosoof Michael Puett vertelt dat mensen in het oude China dachten dat we big bunches of messy stuff waren, waarbij geen sprake was van het bestaan van het diepe ik. Puett zegt dat wij ontstaan door onze relaties met anderen. Zijn visie heeft mijn ervaring van mezelf herschikt. Relationaliteit is bepalender voor wie wij zijn dan onze rationaliteit.Ik stel me voor dat we allemaal een soort Barbapapa’s zijn en dat de ruimte tussen al die Barbapapa’s de essentie is. Dat wij elkaar veroorzaken dat is dan de mens.’


Boek:
 Michael Puett en Christine Gross-Loh. De weg : wat Chinese filosofen ons over het goede leven leren (2016)

Citaat 609 (dinsdag 1 oktober 2019)
Homepage Citaten 2019

Door Hans van Duijnhoven

Bibliothecaris sinds september 1979. Werkzaam in de regio Noord Oost Brabant.

2 reacties op “Vrijheid als mythe: wij ontstaan door onze relaties met anderen.”

Geef een reactie

%d