Categorieën
Citaten Klimaatprobleem Maatschappij

‘Pas wanneer het eb wordt, zie je wie er al die tijd naaktzwom’

‘Pas wanneer het eb wordt’, merkte Warren Buffett ooit op, ‘zie je wie er al die tijd naaktzwom.’ In onze samenleving staat de Covid-19-pandemie voor een laagtij van historische proporties, een die de zwakte en ongelijkheid onthult die in normale tijden onopgemerkt blijven. 

Only when the tide goes out do you discover who's been swimming naked. - Warren Buffett

Zo begint Michael Pollan het artikel De zieke Amerikaanse voedselketen, opgenomen in de bundel Over eten : het voedselsysteem in woelige tijden.

Ik bladerde door deze bundel terwijl ik nadacht over een artikel – dít artikel – en hoe ik drie gelezen boeken daarin kon meenemen. In geen van die drie boeken hadden de auteurs – Roman Krznaric, Cyrille Offermans en Ramsey Nasr – het over ons voedselsysteem, maar die zin van Warren Buffett hadden zij gemakkelijk ook in hun betoog mee kunnen nemen: ‘Pas wanneer het eb wordt, zie je wie er al die tijd naaktzwom’.

Een dag eerder trof mij een andere zin, uit een ander boek, waarvoor hetzelfde gold: Maar toegeven aan de mal die er ligt is geen optie.

Afkomstig uit een essay dat ik als voorbereiding op een interview las. Op woensdag 21 april 2021 werd filosoof Eva Meijer op uitnodiging van de samenwerkende Noord Oost Brabantse Bibliotheken in cultuurpodium Groene Engel in Oss door Robert-Jan Gruijthuijzen geïnterviewd. Eva Meijer schreef dit jaar het essay voor de Maand van de Filosofie. Klik hier voor de opname van die avond op YouTube (duur 95 minuten)

In Vuurduin : aantekeningen bij een wereld die verdwijnt licht ze in een lange noot op pagina 28/29 het begrip ‘gewoon’ toe.

Een simpel begrip dat zij als het ware heel bijzonder weet te maken. Hoe?

Ze stelt op pagina 28 dat ten eerste: ‘niks is normaal, ook al willen mensen je doen geloven dat dat wel zo is’. In die noot haalt ze vervolgens Michel de Montaigne aan, de ‘uitvinder’ van het essay, die al rond 1580 constateerde dat volwassen medeburgers van tijd tot tijd van mening veranderen over wat normaal is.

Montaigne heeft het over kledingstijlen, die om de zoveel tijd veranderen, en dat we ons dan niet meer voor kunnen stellen dat we ons ooit zó ‘uitdosten’. En dan komt de dodelijke opmerking: Maar klakkeloos meebewegen met gewoontes kan ook erge consequenties hebben. Een broek met wijde pijpen, of niet, doet er niet zo veel toe, maar wel als het gaat om vrouwen als duivels beschouwen en ze om die reden vermoorden. Da’s andere koek.

Anno 2021 zijn wij geen haar beter dan onze voorouders uit die ‘donkere’ Middeleeuwen. Ook wij gaan mee met wat anderen, onze medeburgers, gewoon vinden. En zijn daarom niet in staat vraagtekens bij gewone dingen te zetten, die om allerlei redenen helemaal niet zo gewoon (meer?) zijn. Eva Meijer noemt als fervent voorstander van meer rechten voor dieren vervolgens in die noot op pagina 29:

Nertsen in kooien stoppen voor hun vacht is niet normaal (het fokken van dieren is al niet normaal en ze eten ook niet). Vluchtelingen laten verdrinken is niet normaal. Geld boven welzijn verkiezen is niet normaal. Het leven zelf is natuurlijk al niet normaal. Geboren worden niet en verliefd worden niet en doodgaan niet. We hebben gewoontes nodig om ons bestaan te structureren en het is pijnlijk en vermoeiend de wereld steeds opnieuw te zien. Maar toegeven aan de mal die er ligt is geen optie. Voor je het weet ben je iemand die je niet bent of niet kunt zijn, of dwing je dat bij een ander af.

Scheefgroei in de polder
En tussen de bedrijven door – beter: het lezen van deze aangehaalde citaten en die boeken – was er op de publieke tv een programma waar op een bepaalde manier het optimisme van af spatte. Twee weken lang sprak Jeroen Pauw in Scheefgroei in de polder met landgenoten die om allerlei redenen het slachtoffer zijn (geworden) van de manier waarop onze samenleving en economie al jarenlang ‘functioneert. En of het geen tijd wordt om bij dat ‘gewone’ kritische vraagtekens te gaan zetten. Toegeven dat ‘de mal’ voor te veel medeburgers knelt, in wezen niet meer werkt.

De aanleiding voor Scheefgroei in de polder was een boek dat veel indruk op hem had gemaakt. Waarbij hij zich als zeer geslaagde (en rijke) ondernemer realiseerde dat ook hij lang had geleefd in de vooronderstelling dat ‘alles’ ondanks alles toch best prima functioneerde. Niet dus.

Sander Heijne en Hendrik Noten publiceerden in het voorjaar van 2020 Fantoomgroei : waarom we steeds harder werken voor steeds minder. Dat vlot geschreven boek werd een kleine bestseller, en leverde munitie voor velen die al geruime tijd dachten dat sommige ontwikkelingen toch niet gewoon zijn. Sterker: dat wat velen normaal vinden, in wezen niet normaal is. En of het geen tijd wordt om dingen anders te gaan doen, anders te gaan inrichten.

Grappig is dat het programma van Jeroen Pauw hernieuwd de aandacht op dit boek, deze aanklacht, heeft gevestigd. Alom treden de laatste dagen deskundigen aan die bij hoog en laag beweren dat er geen enkele reden is om ons zorgen te maken. Op dit moment denk ik aan Peter Hein van Mulligen en Mathijs Bouman. Wat normaal is, moet volgens hen vooral zo blijven. Het zijn – om in de beeldspraak van Eva Meijer te blijven – mensen die zich prettig binnen de huidige mal voelen, en geen enkele behoefte hebben om na te denken over het idee dat er wellicht een andere mal moet komen.

Maar in Scheefgroei in de polder overheerste optimisme. Vooral de deskundigen geloofden écht dat we aan de vooravond staan van grote veranderingen. De tijd(geest) is er rijp voor. Ze vergaten voor het gemak dat een maand geleden het gros van het Nederlandse electoraat massaal voor partijen heeft gestemd die alles willen, behalve dat dingen écht gaan veranderen. Illustratief was hoe een ‘slachtoffer’ van het systeem (een verpleegster die met haar minieme salaris niet in staat is een huis te kopen in de stad waar zij werkt) opkeek toen een directeur van een woningcorporatie een plan naar voren bracht waarmee hij dacht goed te doen. Het ogenschijnlijk lage bedrag dat hij noemde oversteeg nog steeds haar budget.

Wel opmerkelijk was dat aan het slot, tijdens de tweede uitzending, alle deskundigen in wezen slechts één probleem als het aller urgentste, en grootste aanstipten. En zij hoopten dat de onderhandelaars voor een nieuw kabinet dat ook effe zouden willen meenemen. Het klimaatprobleem.

Tja. Ik ben niet zo optimistisch. Niet iedere volwassene gedraagt zich altijd volwassen; als een goede voorouder. Inmiddels is het Fantoomgroei uitgeroepen tot het beste managementboek van 2021. Zou het helpen?

Drie boeken
De drie boeken die ik hier naar voren wil halen hebben ogenschijnlijk niets met elkaar te maken.

Filosoof Roman Krznaric bepleit dat wij mensen ons meer als goede voorouders voor ons nageslacht gaan gedragen. Acteur en dichter Ramsey Nasr valt in wezen de elite van dit land aan, verwijt hen er een puinhoop van te hebben gemaakt; ‘de fundamenten’ te hebben verwaarloosd. Sterker: hen niet gewaardeerd voor wat ze zijn, en ze in wezen vaak bewust hebben ondermijnd. En Cyrille Offermans, een leraar en essayist/recensent, beschrijft waar hij in 2019 zoal tegenaan ‘liep’, over na ging denken en daarover vervolgens tientallen ‘stukjes’ ging schrijven. En bedacht voor die bundel een titel die in mijn ogen perfect onze huidige status samenvat.

Drie boeken: 303, 144 en 621 pagina’s. Uitgegeven door Ten Have, De Bezige bij en De Arbeiderspers. De eerste twee verschenen dit jaar, de pil van Offermans al in 2020. Én alle drie kunnen schrijven.

Wat hen samenbrengt is dat alle drie er geen enkele twijfel over hebben dat de wereld door de manier waarop wij met haar omgaan naar de Filistijnen gaat; en de mens – wij dus – daar (a) absoluut verantwoordelijk voor zijn, dit (b) al decennialang weten, maar er desondanks (c) volstrekt onvoldoende aan of tegen doen.

Die houding, die analyse, dat weten zit opgesloten in de titels van hun boeken: De goede voorouder : langetermijndenken voor een kortetermijn wereld, De fundamenten én Midden in het onbewoonbare.

Je zou kunnen stellen dat we hard op weg zijn naar een wereld die op termijn onbewoonbaar wordt; we leven midden in een tijd en wereld waarin die ramp zich aan het voltrekken is. De reden daarvoor heeft te maken met het veronachtzamen van ‘de fundamenten‘. We hebben de afgelopen eeuwen, maar zeker de laatste decennia op tal van terreinen signalen genegeerd dat dingen de verkeerde kant uitgingen. Zijn dingen belangrijk gaan vinden die de fundamenten van onze wereld, onze aarde, onze samenleving ondermijnden, ondermijnen. Zijn gaan leven alsof de mensen na ons er niet toe doen. Après nous, le déluge. Na ons de zondvloed. We zijn geen goede voorouder.

Krznaric, Nasr en Offermans weten dat we wel degelijk naar onszelf zullen moeten gaan kijken. Zij weten dat wetenschap en techniek voor ons niet alles zullen gaan oplossen. Links- of rechtsom zullen we na moeten gaan denken over de manier waarop we nu leven, en vooral hoe we de wereld en ons economisch systeem hebben georganiseerd. Daarbij helpt het als we weer (eens) serieus gaan kijken naar de fundamenten en ons realiseren dat als we zo doorgaan we een shit wereld aan onze kinderen, klein- en achterkleinkinderen zullen nalaten.

Krznaric, Nasr en Offermans weten ook het voor ‘de mens’ moeilijk is om zich volwassen te gedragen. Volwassen in de zin dat je begrijpt dat je verantwoordelijk bent voor je daden, nadenkt over iets verder weg, rekening houdt met anderen (dichtbij of ver weg, al dan niet in de tijd) et cetera.

Ramsey Nasr stipt het als een van de drie heren amper aan, Offermans af en toe, en Roman Krznaric het meest. Maar alle drie hebben weet van wetenschappelijke inzichten waarom (ook volwassen) mensen zich domweg niet altijd volwassen kunnen gedragen.

Daan Roovers
Daan Roovers

‘Even een boekje van Kahneman lezen’
Daan Roovers, zat op zondag 21 februari van dit jaar nog als Denker des Vaderlands in een aflevering van Buitenhof. Daar werd gepraat over de aanpak van de coronacrisis. Op zeker moment riep zij uit: ‘even een boekje van Kahneman lezen’ (rond 13:55-14:05). Daarmee deelde zij een sneer uit richting veel politici die schijnbaar geen weet hebben van stapels wetenschappelijk inzicht dat de mens géén rationeel wezen is, maar eerder een sociaal dier dat geleefd wordt door zijn instincten én van buitenaf continu door ‘machten’ wordt bespeeld om zich niet volwassen te gedragen.

Daniel Kahneman (3283955327) (cropped).jpg
Daniel Kahneman

Daniel Kahneman staat symbool voor dit soort weten. Hij kreeg in 2002 als psycholoog de Nobelprijs voor de Economie vanwege zijn inzichten dat de mens geen homo economicus is, maar eerder een grillig wezen dat vaak zichzelf niet begrijpt, en zeer sterk onderhevig is aan hoe een omgeving op hem of haar inspeelt. Denk bijvoorbeeld aan onze ‘unieke’ manier van kleden. Dat denken we althans, maar De Montaigne wist in de zestiende eeuw al beter. We volgen braaf de tijdgeest. Zijn niet in control.

Veel politici, beleidsmakers en leidinggevenden leven volgens Daan Roovers en vele andere critici nog in de foute vooronderstelling dat de mens wel open staat voor ratio, argumenten. Forget it. Mensen – ik ook! – doen maar wat; vaak op hun gevoel. Of wat anderen hen voorhouden. En moeten er veel moeite voor doen om voors en tegens van (vaak) ingewikkelde dilemma’s af te wegen. Langetermijndenken is voor mensen in een kortetermijn wereld absoluut mogelijk, maar omdat het zo veel moeite kost niet iets wat we vaak, laat staan doorlopend doen. Illustratief zijn foto’s van rijen mensen voor de Primark ;op woensdag 28 april, de eerste dag dat ‘we’ weer mochten gaan winkelen.

Drie volwassen schrijvers
Roman Krznaric, Ramsey Nasr en Cyrille Offermans zie ik als volwassen mensen die begrijpen, beter: weten dat wij mensen er een puinzooi van gemaakt hebben; en om die reden aan de bak zullen moeten.

Zij geloven niet langer de sprookjes dat er in wezen niet zo veel loos is, dat wetenschap en technologie ons zullen helpen of dat de bijdrage van Nederland aan het globale probleem verwaarloosbaar is, en dat we daarom niet zo veel hoeven te gaan doen.

Zij weten als de adults in the room dat dit allemaal bullshit is. Ook wij, juist wij (in dit zeer welvarende deel van de wereld) moeten als geen ander aan de bak; maar we doen juist het tegendeel. We hangen aan de spreekwoordelijke laatste men. Erover praten doen we volop, sommigen slaan zich zelfs op de borst dat we zo goed bezig zijn, maar de keiharde waarheid is dat we amper zijn begonnen. En vooral terugdeinzen om kathedraal-achtige stippen op de horizon te gaan zetten.

‘Mijn’ drie heren zijn daarin niet uniek. Er zijn natuurlijk vele anderen die op eenzelfde manier naar de wereld en zichzelf kijken. Maar het gros van de bevolking lijkt er helemaal niet mee bezig. Velen verlangen terug naar de tijd voordat corona ons leven ging beheersen. Een tijd van lekker op (vlieg)vakantie gaan, barbecueën, shoppen et cetera.

Het beste bewijs voor deze stelling vormt de verkiezingsuitslag van 17 maart 2021. Het gros van de burgers koos voor partijen die nog steeds in de ontkenningsfase verkeren.

CITATEN ROMAN KRZNARIC

Ik doe dit vanuit de diepe overtuiging dat ideeën ertoe doen. Net als H.G. Wells – misschien wel de belangrijkste van alle toekomstdenkers – vind ik dat ‘de geschiedenis van de mens in wezen een geschiedenis van ideeën is. De heersende cultuur van ideeën bepaalt in welke richting een samenleving beweegt, wat denkbaar en ondenkbaar is, wat mogelijk en onmogelijk is. Factoren als economische structuren, politieke systemen en technologie spelen alle een cruciale rol, dat is waar, maar onderschat nooit de kracht van ideeën. Laat ik er een paar noemen: dat de aarde het middelpunt is van het heelal, dat we voornamelijk gedreven worden door eigenbelang, dat mensen apart staan van de natuur, dat mannen superieur aan vrouwen zijn, dat het pad naar verlossing God of het kapitalisme of het communisme is. Of je ze nu wereldbeelden, denkkaders, paradigma’s of mindsets noemt (‘verhalen’ – hd), ze hebben stuk voor stuk de koers van beschavingen bepaald. En op dit moment in de geschiedenis is het kortetermijndenken – een geloof in het primaat van het nu – een idee dat oppermachtig is en dringend in twijfel moet worden getrokken. (De goede voorouder, p 19-20)

De literatuurcriticus Terry Eagleton maakt een nuttig onderscheid tussen optimisme en hoop. Optimisme kan worden gezien als een vrolijke gezindheid; de optimist ziet altijd de zonnige kant van het leven, ook als er aantoonbaar reden is om dat niet te doen. Het is een houding die gemakkelijk zelfgenoegzaamheid en laksheid in de hand werkt. Hoop daarentegen is radicaler en actiever; wie hoopvol is beseft heel goed dat het kan misgaan maar blijft tegelijkertijd, uit geestdrift voor een uitkomst die hij of zij graag zou zien, vasthouden aan het vooruitzicht van succes. Dit boek gaat over hoop in plaats van optimisme. Er is een reële kans dat de mensheid pas ontwaakt uit haar kortetermijnslaap als ze getroffen wordt door een kolossale ramp, en tegen die tijd is het misschien al te laat om onze koers nog te verleggen en niet, zoals de Romeinen en de Maya’s, recht op onze vernietiging af te stevenen. ( De goede voorouder, p 24-25)

Volgens Daniel Gilbert () zouden eventuele buitenaardse wetenschappers die op de vernietiging van onze soort uit zouden zijn geen groene mannetjes naar de aarde sturen om ons naar de vergetelheid te bombarderen, omdat dan onmiddellijk onze sterk ontwikkelde afweermechanismen in werking zouden treden. Eerder zouden ze zoiets als de opwarming van de aarde uit uitvinden, in de wetenschap dat we slecht kunnen omgaan met langetermijnbedreigingen omdat de radar van het menselijk brein deze doorgaans niet oppikt. Als er een honkbal op ons hoofd afkomt duiken we razendsnel weg, maar we zijn er niet zo bedreven in om tijdig adequaat te reageren op een gevaar dat zich pas over jaren of decennia aandient. Dat we überhaupt in staat zijn om ver vooruit te denken ‘is een verbluffende innovatie van het brein,’ zegt Gilbert. We moeten alleen wel begrijpen dat deze vaardigheid nog in de kinderschoenen staat. ( De goede voorouder, p 34-35)

Stel je eens voor dat er, precies op het moment dat je op die ‘Koop nu’-knop wilt klikken, een pop-up met andere mogelijkheden verschijnt, zoals de ‘Koop binnen een week’, ‘Koop binnen een maand’, ‘Koop binnen een jaar’, of zelfs ‘Leen van een vriend’, en dat je kort voordat de de gekozen termijn verstrijkt een herinnering krijgt met de vraag of je het artikel nog wilt kopen. En stel je dan ook eens voor dat er een soortgelijk langetermijndenken ingebouwd zit in onze politieke instituties, juridische stelsels, energiesystemen, financiële regelgeving, economische organisaties en lesprogramma’s. Dan zou de wereld er heel anders uitzien. Een dergelijke wereld zouden we moeten creëren. ( De goede voorouder, p 45)

Hoewel één boom niet de miljoenen en miljarden jaren van de kosmische geschiedenis kan belichamen – de duur van de geschiedenis lijkt welhaast onpeilbaar – kunnen oude bomen toch fungeren als een brug die zulke immense uitgestrektheden van tijd overspant, omdat hun leven nu eenmaal zoveel langer kan zijn dan het onze. Ze helpen ons om buiten de nauwe grenzen van die paar decennia te treden om zo eeuwen en zelfs millennia voor de geest te halen. ( De goede voorouder, p 6-64)

Dat bomen een brug kunnen slaan naar de diepe tijd kwam jaren geleden bij mij op toen ik als tuinier voor de universiteit van Oxford werkte. Mijn collega’s en ik plantten tientallen bomen die wij, zo wisten we, nooit in volgroeide vorm zouden zien: eiken, linden, bruine beuken. Veel van die bomen zouden tot diep in de tweeëntwintigste eeuw en daar voorbij hun schaduw werpen. Het besef dat die bomen mij ruimschoots zouden overleven, wekte bij mij een gevoel van nederigheid en eerbied voor de levende wereld, die zo oneindig veel groter was dan mijn eigen vonkje van bestaan. () De kunst van het langetermijndenken zit hem misschien in het vermogen om in ‘boomtijd’ te denken, een schaal van honderden en duizenden jaren die onze geest kan openstellen voor de diepten van de tijd. ( De goede voorouder, p 64)

Eigenlijk zou je kunnen zeggen dat iedereen geschenken krijgt van eerdere generaties: geschenken van de arbeiders die de wegen en riolen aanlegden die we dagelijks gebruiken, van de medische wetenschappers die middelen tegen de pokken en hondsdolheid vonden, van de activisten die tegen de slavernij streden en voor het kiesrecht dat wij nu vanzelfsprekend vinden, en van de componisten die muziek schreven waarvan we tranen in onze ogen krijgen. ( De goede voorouder, p 72)

We zijn er zo druk mee in het heden te leven, zitten zo gevangen in het ‘nu’ van deadlines en ‘instant messaging’ dat het idee dat we slechts één schakeltje zijn in een onmetelijke menselijke keten die zich uitstrekt door de kosmologische tijd misschien wat moeilijk te bevatten is. En onze individualistische cultuur van ‘goed voor jezelf zorgen’ en ‘eigen ik eerst’ maakt het nog lastiger. Met als gevolg dat onze intergenerationele banden scheuren en breuken gaan vertonen en onze tijdshorizon krimpt tot de tegenwoordige tijd. Wie dan toch nog denkt aan een nalatenschap, beperkt zich doorgaans tot een of twee generaties verder en blijft binnen de grenzen van de eigen stamboom. ( De goede voorouder, p 76)

De meest waarschijnlijke weg is Hervorming; we reageren wel op wereldwijde crises, maar inadequaat en mondjesmaat, waardoor de curve slechts een stukje vooruit wordt geschoven en wat minder snel daalt. Het lukt ons om nog enkele decennia en misschien zelfs langer op ons huidige pad te blijven, met alle problemen en ongelijkheden van dien, maar uiteindelijk bereiken we toch het kantelpunt en gaat de curve naar beneden, zij het niet zo steil als bij het scenario Ineenstorting. Het lijkt misschien alsof we in een betrekkelijk stabiele tijd leven, maar feitelijk gaan we gewoon op de oude voet door en stellen we onze neergang uit.

Dit is de weg die momenteel wordt gevolgd door de meeste nationale overheden, met name die welk lid zijn van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). Hun antwoord op de klimaatcrisis bestaat er bijvoorbeeld uit dat ze hun vertrouwen stellen in reformistische ideeën zoals ‘groene groei’ en ‘de heruitvinding van het kapitalisme’ of geloven dat technologische oplossingen praktisch binnen handbereik zijn. Ze komen op de proppen met volstrekt inadequate doelstellingen voor de vermindering van de CO2-uitstoot en gaan internationale onderhandelingen aan die resulteren in zwakke compromis-oplossingen zonder te voorzien in de middelen om die af te dwingen. ( De goede voorouder, p 144)

Een goede voorouder herkent een stervend systeem op het eerste gezicht en zal de eigen disfunctionerende beschaving niet proberen door te geven aan de volgende generatie, maar deelgenoot willen zijn van een historische daad, namelijk het zaad zaaien voor een nieuwe beschaving, die de gedachte aan het oude uitwist, groeit in haar plaats en de condities schept en in stand houdt die een leven tot lang in de toekomst mogelijk maakt. ( De goede voorouder, p 146)

In de tweede helft van de twintigste eeuw kreeg het industriële kapitalisme gezelschap van het consumentenkapitalisme, dat minder op de exploitatie van arbeid en meer op de fabricage van verlangen was gericht; mensen overhalen om spullen te kopen die ze niet echt nodig hadden, van tweede auto’s tot servetringen. Dit kweekte een kortetermijncultuur van onmiddellijke consumptiebevrediging die ons marsmellowbrein prikkelde en nu overal om ons heen te zien is, of het nu in de opkomst van de fastfoodindustrie is of in de verwachting dat iets wat je ‘s ochtends online besteld hebt diezelfde dag nog voor je deur staat. Het vertoonde ook een roekeloze houding tegenover langetermijngevolgen: zolang bedrijven hun onmiddellijke financiële doelstellingen haalden deed het er niet toe dat ze de lucht vervuilden, het landschap ontbosten, rivieren vergiftigden, nicotine- en suikerverslaving stimuleerden of huishoudens opzadelden met langlopende schulden. Deze consumptie gedreven versie van vooruitgang werd aangewakkerd door de focus op een eindeloze groei van het BNP. ( De goede voorouder, p 152)

Volgens Jared Diamond is een van de belangrijkste oorzaken van de ineenstorting van beschavingen dat ‘de belangen van de bepalende elite botsen met de belangen van de rest van de samenleving. In het bijzonder wanneer de elite zichzelf kon afschermen van de gevolgen van hun handelen.’ Het zou verstandig zijn om dat goed in de onze oren te knopen. ( De goede voorouder, p 176)

Net als mijn 11-jarige tweeling zijn natiestaten constant aan het kibbelen, ze vechten altijd om het grootste stuk taart en doen hun best om zo min mogelijk huishoudelijke klusjes voor hun rekening te nemen. Maar in tegenstelling tot mijn tweeling geven natiestaten er op geen enkele manier blijk van dat ze dit gedrag ontgroeien. ( De goede voorouder, p 178)

Bedenk maar eens hoe zwaar regeringen sinds de opkomst van opstandige bewegingen, zoals de jonge klimaatstakers, onder druk zijn komen te staan om hun economie CO2-neutraal te maken. CO2-neutraal in 2050 begint zo langzamerhand te klinken als een nogal zwakke en conservatieve doelstelling, terwijl data die eerder nog extreem leken, zoals de jaren 2030, nu normaal zijn. Het Overton-venster is een flink stuk verschoven. ( De goede voorouder, p 203)

(Overton-venster = het scala aan beleidsvormen dat op enig moment in de heersende politiek als aanvaardbaar geldt) (p 203)

Raworth stelt dat niet de door de meeste regeringen nagejaagde eindeloze groei van het BNP het fundamentele doel van een economisch systeem moet zijn, maar dat het ons streven zou moeten zijn ons te begeven naar de ‘veilige en rechtvaardige ruimte voor de mensheid’ tussen de twee ringen. Met andere woorden, voorzien in de behoeften van de mens door die boven het sociale fundament te verheffen (zodat niemand in het gat van de Donut valt) zonder door het kritieke ecologische plafond te gaan. Dus waar staan we? Op mondiaal niveau schieten we op beide fronten ernstig tekort, met een deficit op alle 12 sociale dimensies, en overschrijden we vier van de planetaire (9) grenzen waarvoor gegevens beschikbaar zijn. Het is een onthutsend portret van de 21eeuwse mensheid, een schokkende collectieve selfie van onze tijd. ( De goede voorouder, p 210)

Voor wie een goede voorouder wil zijn is de kernvraag niet ‘Hoe kan IK een verschil maken?’, maar ‘Hoe kunnen WIJ het verschil maken?’ ( De goede voorouder, p 251)

Kiezen voor een ander persoonlijk voornaamwoord kan al een wereld van verschil maken. De ernst van de huidige crisissituatie vraagt om veranderingsstrategieën die gebaseerd zijn op een op de machthebbers gerichte collectieve actie i.p.v. op losse individuele acties. Zoals David Wallace-Wells (auteur van De onbewoonbare aarde) zegt: ‘De klimaatrekening is zodanig dat individuele levensstijlkeuzes weinig opleveren, tenzij ze door de politiek worden opgeschaald.’ ( De goede voorouder, p 252)

De geschiedenis toont aan dat collectieve actie werkt. Maar een strikt onderscheid maken tussen individuele en gemeenschappelijke inspanningen is een valse tweedeling. Onze persoonlijke acties zijn geen zinloze druppel in de oceaan, om de eenvoudige reden dat de rimpels die hij teweegbrengt in golven kunnen veranderen. Sociale besmetting is een grote kracht …(). Het is slim om acties te ondernemen die zich in potentie kunnen verbreiden. ( De goede voorouder, p 252-253)

Onszelf als een schakel in een keten zien kan een onverwacht geschenk met zich meebrengen: het gevoel dat ons leven zin en betekenis heeft. We kunnen onze behoefte aan verbinding en verwantschap stillen door een empathische band te scheppen met de generaties van de toekomst. We kunnen zin ontlenen aan het streven om eraan bij te dragen dat het leven floreert, generatie na generatie. We kunnen beginnen met onszelf te bevrijden van de angst voor de dood door onszelf als deel van een groter geheel te zien. Wie de zoektocht naar dat ‘lange denken’ echt aangaat, vindt op zijn weg genoeg existentiële voedingsstoffen. Wanneer we stilstaan bij onze veranderende relatie met de tijd, wanneer we onze eigen nalatenschap overpeinzen, wanneer we nadenken over wat het voor ons leven betekent om slechts een oogwenk in de immense, 13,8 miljard oude geschiedenis van het universum te zijn, vangen we onze reis voorbij het hier en nu aan. Blazen we de evolutie van de menselijke cultuur nieuw leven in. Begeven we ons op het pad van de goede voorouder. ( De goede voorouder, p 253-254)

CITATEN RAMSEY NASR

‘s Neerlands wankelheid is groot en gevaarlijk. Niet omdat we er financieel zo slecht aan toe zijn, maar omdat wij, meer dan in andere westerse landen, ons leven als volstrekt vanzelfsprekend, als een verworvenheid zijn gaan beschouwen, en onze fundamenten als ornamenten.
Zorg, onderwijs en cultuur hebben wij tot sluitpost gemaakt. Geen van de drie liet zich oppakken en wegen als een koffer met geld, dus werd ermee gesold. Een samenleving die denkt dat kennis vooral praktisch en winstgevend moet zijn, zal bezuinigen op Grieks, Latijn, Nederlands, fundamentele wetenschap, zuivere wiskunde, filosofie, geschiedenis, Hongaars, Oudfrans. Zo’n samenleving zal accepteren dat leerkrachten en zorgverleners geen fatsoenlijke salarissen krijgen, laat de zorg aan de markt over, belast mantelzorgers nog wat meer, bezuinigt op speciaal onderwijs. Overbodig. (De fundamenten, p 18-19)

Onze hele manier van leven is doordrenkt geraakt van achteloosheid. We zijn gaan geloven dat de basis. – een veilig, gezond, openbaar leven – ons toekomt zonder meer. Dit heeft ons besmet met de idee van onkwetsbaarheid. Oorlog, dood, chaos: dat overkomt ons niet. Dat zijn andere landen, andere tijden. ( De fundamenten, p 19-20)

We kunnen zo’n middeleeuwse poging tot heling (RN heeft het in dit stuk over de Decamerone van Boccaccio – HD) weglachen als bijgeloof: een beetje tot Maria gaan zitten bidden. Maar ik verkies dit boven ons eigen achterlijke bijgeloof dat we winstmodellen kunnen toepassen op zorg, onderwijs en cultuur. Hoe aanlokkelijk het ook was om de basis weg te snoeien, juist die zachte, zwakke waarden van een samenleving blijken nu onmisbaar. ( De fundamenten, p 22)

Ook ik hoop vurig dat onze economie het houden zal, dat artsen snel een middel vinden. Laat onverlet dat wij onszelf opnieuw zullen moeten scheppen, in een groter verband dan onszelf.
Nog tijdens het razen van de pest werd de Universiteit van Florence door het stadsbestuur opgericht. Op deze manier kunnen ook wij handelen.
Dit zijn geen gezwollen idealen, ik zie geen nieuwe wereldorde gloren. Er is niets positiefs aan een virus dat de mensen sloopt en eenzaam doet sterven. Maar we kunnen omkijken. Dit zijn de etymologische maanden. Misschien kunnen we zo, behalve een beginpunt, nog een paar basiswaarden terugvinden: zaken als mededogen en erbarmen, waarmee heel Europa gebaat zou zijn. ( De fundamenten, p 22-23)

Vrijheid – zo heet het virus dat ons aantast. We zijn er zo van doordrongen geraakt dat we in het dagelijks leven geen idee meer hebben van haar oorsprong, haar waarde. Dáárom wanen we ons nu zo graag in oorlog: we hebben geen benul wat het is. Geen wonder dat wij vluchtelingen gelukszoekers noemen.
Immuun voor alle mededogen. ( De fundamenten, p 35)

Wat deze mensen (‘chantageboeren, pro-zwarte-pieters, Nexit-proevers, Forumers wiens boreale bloed wordt verdund door immigratie’) verbindt, naast historisch besef als een gapende leegte, is dat ze weigeren na te denken over onze toekomst. De wereld is totaal veranderd. Deze groepen blokkeren elke poging daarmee om te gaan. Liever richten ze zich tegen De Ander. Wie dat is? Nu eens de politicus, dan weer de kunstenaar, de media, de Jood, de vluchteling, de immigrant, de wetenschapper, de antiracismedemonstrant, de milieubeschermer, de elite, Europa, de overheid. Kortom: ‘Hoe ge het allemaal maar wilt noemen.’ En, kers op de taart, ‘allen die het toelaten.’ Ik geloof dat we daarmee de volledige samenleving wel gecoverd hebben.
Ongerichte rancune richt zich uiteindelijk op de democratie zelf. ()
Elke gezonde samenleving is gebouwd op de frictie tussen tegenstellingen, zoals nuchterheid en sentiment. Zet die tegenstellingen aan en niets blijkt nog verenigbaar.
Terwijl de extremen het land verscheuren, wordt de middenmoot gegijzeld – dus wat gaan we doen? Hoe kunnen we vooruit, omgeven door hysterie en stompzinnigheid?
Dat is de vraag die mijn geweten mij stelt. ( De fundamenten, p 36)

Episode over een buurt die varkens gaat houden (Arie en Japie), en vervolgens niet meer in staat zijn ze achteloos te doden zoals gebruikelijk is in de échte’ wereld.

Geef een dier een naam, verzorg het met liefde en we hebben een geweten. Zet ze massaal bij elkaar in een betonnen stal, onthoud ze elke vorm van natuurlijk leven: hmm, lekker.
Het werpt de vraag op of wij wel rationele wezens zijn. ( De fundamenten, p 56-57)

Hoe graag we onszelf ook rationeel willen noemen, we verschillen maar weinig van complotdenkers en hysterici: die wensen de realiteit evenmin te aanvaarden. ( De fundamenten, p 58)

Onze ratio bezit de vorm van een cirkel. We willen wel vlees eten, maar niet Arie of Japie, want we accepteren geen dierenleed – maar we willen wel vlees eten. We willen wel goedkope spullen, maar niet als een kind het produceert, want uitbuiting accepteren we niet – maar we willen wel goedkope spullen.
Welkom in het rad der vooruitgang.
Alleen kinderen stellen soms nog de juiste vragen. ( De fundamenten, p 59)

En wij? Hoe immenser de crisis en hoe dieper we ervan doordrongen raken, des te meer grijpen we terug op bestaande structuren. Van alle diersoorten blijkt alleen de volwassen mens in staat tot groteske ontkenning. Het zijn de bijwerkingen geworden van ons bewustzijn, collaterale damage van een hoofd dat maar is blijven groeien. We dragen dit hoofd als een handicap, het maakt ons tot de slimste en meest stompzinnige diersoort op aarde.
Zolang we slechts onze eigen stilstand in deze crisis ervaren en niet stilstaan bij andere levende wezens dan wijzelf, gaan we door op de oude voet. Daarvan maken politici als Rutte en Wiebes dankbaar gebruik. Zolang zich niets nieuws aandient, leven we voort in kortsluiting, wandelen we rond in cirkels. ( De fundamenten, p 60)

Dit is het systeem dat we dienen. Een systeem dat goed is voor het bnp en dat wonen onbetaalbaar maakt. Dat goed is voor de business en dat zijn burgers mangelt. Ons systeem steunt de multinationals en vernietigt het milieu. Dat is geen hyperbool. De wereld die wij nu kennen zal binnen een eeuw vernietigd zijn. Intussen mogen wij in de weer gaan met plastic flesjes en oud papier.
Vind je het gek dat de burger dan afhaakt en zich terugtrekt op de eigen vierkante meter, waar nog wél resultaten geboekt kunnen worden? Ieder doet nu wat hij kan om tenminste het eigen leven op de rails te houden. De bittere ironie is dat dit de grootste coalitiepartijen prima uitkomt. De VVD en het CDA, beide met hun eigen specifieke belangen, is er alles aan gelegen de situatie min of meer te houden zoals ze was. Niet te veel verandering, zogezegd om de kiezer niet van zich te vervreemden – terwijl die kiezer dus grotendeels voorstander is geworden van ingrijpende verandering mits er perspectief wordt geboden. ( De fundamenten, p 67-68)

Covid-19 heeft ons doen beseffen wat eind negentiende eeuw een schilder (Van Gogh – HD) al wist: dat wij ondanks al onze pogingen los te komen van de dood, van die anonieme onsterfelijkheid, er nog steeds een deel van vormen. En dat er geen middel tegen bestaat, geen ideologie of economisch model. We zitten eraan vast.
Er is maar één uitweg en dat is de overgave, de volmondige acceptatie dat er zaken zijn groter dan onszelf. Alleen dit kan ons verlossen uit de lethargie die on-doden en on-levenden van ons heeft gemaakt. ( De fundamenten, p 72)

Van Gogh is een van de personen die me dit jaar erdoor wist te sleuren, simpelweg omdat het aan de politiek ontbreekt wat deze kunstenaar zo ruim bezit: radicaliteit en oprechtheid. Hij worstelde met zichzelf, met zijn beperkingen, en vond uiteindelijk iets wat groter was dan hemzelf. Het ging voor hem niet langer om persoonlijk geluk. ( De fundamenten, p 74)

En toch, in een acute gezondheidscrisis omzwachteld door een planetaire crisis zegt Van Gogh iets essentieels: persoonlijk geluk is ook niet alles. En dat in letterlijke zin: het is niet alles. Deze crisis kan enkel ten goede worden gekeerd indien we persoonlijk geluk niet langer opvatten als iets geïsoleerds, iets wat bestaat naast of ten koste van de wereld. Het is er onderdeel van. Is het dat niet, dan is het als geluk te wantrouwen. ( De fundamenten, p 75)

Het geweten is de enige plek in ons lichaam die zowel van ons is als van een ander, en die ook de eigen tijd overstijgt. Voor een politicus kan dat onhandig blijken: die wil nú herkozen worden, niet over dertig jaar, híér zijn achterban sussen, niet in Bangladesh. Een geweten levert dan weinig op.
Voor wie twijfelt aan de noodzaak van een revolutie kan het echter nuttig zijn. Met een geweten kun je namelijk in de toekomst kijken. Dat kan omdat alle feiten en data die we daarvoor nodig hebben voorhanden zijn. ( De fundamenten, p 81-82)

De toekomst is echter maar één kant waarlangs ons geweten zich uitstrekt. Aan de andere zijde opent zich het verleden. Het is bekend hoe wij vandaag de dag oordelen over zaken als heksenvervolging, slavernij of marteling als onderdeel van het rechtssysteem. Zulke zaken waren vroeger algemeen aanvaard, niemand die er vragen bij stelde. Er zat ook een logica achter, onze voorvaderen deden niet zomaar wat.

Vervolgens noemt hij heksenvervolging, slavernij, en vervolgt/concludeert:


() We zijn geneigd te zeggen: dat was tóén. Maar we hebben het niet over verafgelegen tijden. ( De fundamenten, p 83-84)

Met de analogie van dit verleden en de data voor de toekomst tezamen kunnen we een heldere inschatting maken van hoe onze nakomelingen over ons zullen oordelen. ( De fundamenten, p 85)

De manier waarop onze economie en onze samenleving vandaag zijn opgebouwd blijkt namelijk im Grunde nog steeds dezelfde. Ze gaat uit van de verregaande exploitatie van grondstoffen, natuurgebieden, andere volken, andere sociale groepen en andere diersoorten voor eigen gewin. En we kunnen ons wel opwinden over al die gelukszoekers uit Afrika en het Midden-Oosten die in ons beschaafde Westen allemaal een stukje willen van onze taart; maar we weigeren na te denken over de werkelijke reden van hun vertrek: in veel gevallen onrechtmatige invallen in hun land en oorlogen die westerse landen aldaar zijn begonnen om controle te hebben over de olievelden, de mijnen en ga zo maar door. Zelfs de officiële motivatie is nog dezelfde als eeuwen terug: we komen er de democratie brengen, de beschaving, de mensenrechten. ( De fundamenten, p 85)

Ons gedrag van de afgelopen decennia zal de geschiedenis ingaan als irrationeel, amoreel, egocentrisch, onverantwoordelijk en volstrekt misdadig. ( De fundamenten, p 87)

Kapitalisme werkt niet als een gesloten systeem waarvan iedereen profiteert. Het werkt alleen via verlies aan de onderkant: daar zit de brandstof voor het systeem. Uitbuiting, onderbetaling, dierenmishandeling, ongeletterdheid, vervuiling, ontbossing, plundering en vernietiging van de aarde vormen de motor van het vrijemarktprincipe.

We weten dit en we komen niet in opstand. ( De fundamenten, p 94)

De eerste stap: onszelf niet langer als een uitzondering beschouwen. Zo bijzonder zijn we niet. ( De fundamenten, p 101)

Er is ook niets zweverigs aan de gedachte dat, als we zo doorgaan, we onze kleinkinderen vernietigen door hen op te zadelen met een vernietigde wereld. Concreter dan dat wordt het niet. ( De fundamenten, p 108)

Er zijn zaken die we nodig hebben, om te overleven, om een zekere levensstandaard te verwerven of te behouden, om geluk en welbehagen te ervaren. Er zijn ook zaken die we niet nodig hebben. Ze vormen geen capabiliteiten (van Sen, Nussbaum – hd), we houden eraan vast omdat we het leuk of lekker vinden. Vlees eten vinden we lekker. Zwarte Piet vinden we leuk. Grove winst: lekker én leuk. Maar verschaffen ze geluk? Voor die vraag kun je eigenlijk als ezelsbruggetje aanhouden: geluk dat bestaat ten koste van anderen kan van alles zijn, maar nooit geluk. ( De fundamenten, p 116-117)

Het moet mogelijk zijn onze samenleving te hervormen, zodanig dat er een zekere natuurlijkheid in wordt teruggebracht.
Het moet mogelijk zijn onze samenleving te hervormen, zodanig dat er een zekere natuurlijkheid in wordt teruggebracht. Aristoteles sprak hier al over, als een van de eerste filosofen die zich met het thema van de economie bezighield. ( De fundamenten, p 122-223)

Natuurlijkheid toelaten op economisch vlak betekent: de basis van de huidige bedrijfsvormen zodanig herordenen dat winst niet langer het enige oogmerk kan vormen. Bedrijven zonder winstoogmerk? Belachelijk! Klopt – voor ons wel ja. Voor ons nageslacht zou het wel eens een vanzelfsprekendheid kunnen zijn. Voor hen zal juist het sprookje dat iedereen het beter zal krijgen dankzij de vrije markt volstrekt belachelijk overkomen. (De fundamenten, p 123-124)

Op pagina 131 heeft Ramsey Nasr het over Nigeriaanse boeren die Shell voor het gerecht daagden om het bedrijf te verplichten de aangerichte vervuiling van hun gronden ongedaan te maken. In 2020 wonnen ze de zaak, die in 2008 door Eric Dooh werd aangespannen. Ramsey vertelt wat de zoon van de inmiddels overleden Eric Dooh doet op de avond dat de overwinning gevierd wordt. Ik vermoed dat Ramsey Nars onbewust in de voetsporen, of het verhaal van Roman Krznaric treedt, dat mensen meer moeten denken in termen van voorouders; bij voorkeur zeven generaties.

Na afloop noemde Dooh de uitspraak een wonder. Tijdens een geïmproviseerd buurtfeest op de avond van de uitspraak werd het doodstil toen Dooh in aanwezigheid van tweehonderd dorpsbewoners de namen van zijn voorouders aanriep, zeven in getal, eindigend met de naam van zijn vader.
Alleen wie tezelfdertijd om- en vooruit kan kijken, vindt soms een uitweg. ( De fundamenten, p 131)

Dit land ligt op zijn gat, een meteoriet is neergedonderd en de stofwolk ontneemt ons ieder zicht. In het halfduister staan we nu. En hoe lang we ook blijven wegkijken of rondtasten in de schemer, er is geen business as usual meer. Evenmin als vroeger zullen de dino’s meteen omvallen. We kunnen ze nog wat bijvoeren met massa’s belastinggeld. Dat kan. Maar het is wat het is: dinogedrag.
Wij moeten handelen, in het volle besef dat elk keerpunt zowel een moment is als een plek: een goed moment om stil te staan, een rampzalige plek om af te wachten. (De fundamenten, p 134)

CITATEN CYRILLE OFFERMANS

De globale amusementsindustrie heeft ook de meeste volwassenen beroofd van het geduld en de concentratie nodig om zich op iets anders te kunnen richten dan de vrijwel onmiddellijke, gewelddadige ontlading. (Midden in het onbewoonbare, p 18)

Mijn kindertijd () was inderdaad de zorgeloze jeugd van een zondagskind. We waren beslist niet rijk, in vergelijking met het tegenwoordige welstandsniveau eerder arm; vrijwel niemand had een auto, tv bestond nog niet en voor de telefoon moesten we naar de buren. Maar aangezien we niet werden lastiggevallen door een opdringerige reclame die ons de hemel op aarde beloofde, hadden we geen last van al die dingen die we misten. We misten ze domweg niet. Bovendien had die ‘armoede’ haar keerzijde: ze was de voedingsbodem voor de rijkdom op andere gebieden. (Midden in het onbewoonbare, p 27)

De vraag is nu onder meer hoe de traditioneel rechtse partijen, VVD en CDA, curieus genoeg vaak tot de ‘middenpartijen’ gerekend, zich gaan opstellen. Zullen zij, net als in de voorbije jaren, kiezen voor ordinair machtsbehoud, dus verder naar rechts opschuiven om ‘het gat op rechts’ niet nog groter te maken? Of zullen ze zich nu eens eindelijk principieel én pragmatisch gaan opstellen en serieus werk maken van de echte ecologische, maatschappelijke en culturele problemen die ons bedreigen? Ik kan niet zeggen dat ik er gerust op ben. (Midden in het onbewoonbare, p 124)

Ruimten rondom is, zoals gezegd, van 1974, kort nadat de Club van Rome ons had voorgerekend dat de grenzen van de groei waren bereikt; de oliecrisis van ’73 had ons nog eens met de neus op de alarmerende feiten gedrukt. Perec was daarvan zonder twijfel op de hoogte – met woorden als ‘vuilstortzee’, ‘aanmodderrivieren’, ‘stanksteden’ geeft hij blijk van zijn walging. Anno 2019 is de situatie dramatisch verergerd. Antropogene natuurrampen, ontwrichte samenlevingen – ze zijn aan de orde van de dag. Te lang hebben politici van achtereenvolgende generaties, in de ban van het heiligverklaarde neoliberalisme, de problemen ontkend en oplossingen voor zich uitgeschoven; nu zijn die hun, en ons niet minder, ver boven het hoofd gegroeid. De grondstoffen- en klimaatcrisis – en de oorlogen die daarvan nu al het gevolg zijn – dreigen steeds grotere delen van de wereld onbewoonbaar te maken, in de meest letterlijke zin van het woord. Omvangrijke migratiegolven in de richting van de rijke delen van de wereld lijken onafwendbaar, de nationalistische reacties daarop voorspelbaar. Steeds meer loopt West-Europa, loopt Nederland, het gevaar een eiland te worden midden in het onbewoonbare; tegelijkertijd worden ook wij bedreigd door onbewoonbaarheid, zeker in sociale en culturele zin. Maar ook letterlijk: met het natuurvernietigende oprukken van troosteloze niet-plekken ter wille van alle noodzakelijk geachte groei en mobiliteit verdwijnen de oriëntatiemogelijkheden voor een gelukkig leven. Natuur wordt infrastructuur. Hectische leegte vreet de anticiperende droomkracht aan. Het is aan de creatieve intelligentsia om – in de voetsporen van Antonello, in het spoor van Perec en zoveel anderen – het bewustzijn daarvan te vergroten, het onbewoonbare bewoonbaar te maken, in beeld, in taal, in de realiteit. (Midden in het onbewoonbare, p 592-594)

Aldus brengt de pandemie van nu niet alleen pijnlijk duidelijk aan het licht hoezeer onze oppervlakkige private rijkdom al decennialang werd betaald met een alles ondermijnende publieke armoede, maar ook, misschien nog pijnlijker, hoezeer de massamedia, zwelgend in glitter en onbenulligheden, zich in dienst gesteld hebben van de contraverlichting en het massabedrog. Neil Postma’s Amusing Ourselves to Death, nota bene al van 1985, werd hier hoofdzakelijk weggehoond. (Midden in het onbewoonbare, p 599)

Pandemieën zijn geen vulkaanuitbarstingen, ze hebben alles te maken met onze levensstijl. (Midden in het onbewoonbare, p 600)

Het besef dat onze fysieke en mentale gezondheid niet losstaan van de gezondheid van onze ecosystemen raakte uit zicht, verder naarmate onze materiële welvaart toenam – de pandemie van nu is daarom ook een les, zij het een uiterst pijnlijke. (Midden in het onbewoonbare, p 601)

Een dergelijke regulering (om de puinzooi te herstellen – hd) is ook nu noodzakelijk (net als na het einde van WWII – hd). De coronapandemie kan niet worden losgezien van de verwoestende anarchie van het roofkapitalisme; de heiligverklaarde markteconomie heeft opzichtig en op alle vitale fronten gefaald. De pandemie bewijst ook, ten overvloede, het gelijk van de Duitse socioloog Ulrich Beck, die in 2007 het begrip Weltrisikogesellschaft muntte. Hoezeer we ook van elkaar verschillen en hoe ver verwijderd we ook van elkaar leven, we zijn hoe dan ook elkaars buren geworden – ‘niet als gevolg van migratie, maar als gevolg van globale risico’s’. Elk lokaal probleem kan in recordtijd uitgroeien tot een mondiaal probleem. ‘Alles is wisselwerking.’ Behalve tijdgenoten zijn we nu ook elkaars ruimtegenoten. Dat dwingt tot vergaande internationale samenwerking. (Midden in het onbewoonbare, p 603)

AMIN MAALOUF

Vroeger hadden de mensen het gevoel een vergankelijk bestaan in een onveranderlijke wereld te leiden; ze leefden op de grond waar hun ouders hadden geleefd, werkten zoals zij hadden gewerkt, zorgden voor zichzelf zoals zij dat hadden gedaan, kregen het onderwijs dat zij hadden gehad, baden op dezelfde manier, gebruikten dezelfde vervoermiddelen. Mijn vier grootouders en al hun voorouders sinds maar liefst twaalf generaties zijn geboren wonder dezelfde Ottomaanse dynastie. Geen wonder dat ze geloofden dat die heerschappij eeuwig en onveranderlijk zou was. () Onder onze ogen verandert de mensheid van gedaante. Nooit eerder is haar avontuur zo beloftevol en tegelijkertijd zo hachelijk geweest. ()

Ik ben geboren in de wereld van de Levant. Maar die wereld is vandaag zo vergeten dat het merendeel van mijn tijdgenoten vast niet meer weten waar ik het over heb. Het klopt dat er nooit een land is geweest dat zo heette. ()

n mijn eigen taalgebruik verwijst de verouderde term naar al die plaatsen waar de oude culturen van het oostelijke Middellandse Zeegebied het prima konden vinden met de jongere culturen van het Westen. Op een haar na was uit die intieme omgang een andere toekomst voor het hele mensdom geboren. (Schipbreuk der beschavingen, p 9-10)

… als de inwoners van de diverse naties en de volgelingen van de monotheïstische godsdiensten in deze contreien waren blijven samenwerken en erin waren geslaagd hun perspectieven op de toekomst onderling af te stemmen, dan zou de hele mensheid hebben beschikt over een welsprekend voorbeeld van eendrachtige co-existentie en welvaart – als bron van inspiratie en baken op haar pad. Helaas is het omgekeerde gebeurd: weerzin en afschuw hebben de overhand gekregen en juist de ónmogelijkheid om samen te leven is de regel geworden.
Het licht van de Levant is gedoofd. Vervolgens heeft de duisternis zich verspreid over de hele wereld. En vanuit mijn standpunt bezien is daarbij geen sprake van puur toeval. (Schipbreuk der beschavingen, p 11)

Maar daar ligt precies de treurige paradox van deze eeuw: voor het eerst in de geschiedenis beschikken we over de middelen om de mensheid te bevrijden van alle plagen die haar altijd hebben bestookt om haar naar een tijdperk van vrijheid, vlekkeloze vooruitgang, wereldwijde solidariteit en gedeelde rijkdom te voeren, en toch rennen we holderdebolder in de tegenovergestelde richting. (Schipbreuk der beschavingen, p 12)

… ik zie een modern passagiersschip dat fonkelt, zelfverzekerd is en de naam onzinkbaar te zijn zoals de Titanic, en dat met een menigte passagiers uit alle landen en alle sociale klassen aan boord onder hoorngeschal afstevent op zijn ondergang.
Ik hoef er vast niet aan toe te voegen dat ik de koers van dat schip niet van een afstand als toeschouwer gadesla. Ik ben aan boord, met al mijn tijdgenoten. Met de mensen die ik liefheb en de mensen die me minder dierbaar zijn. Met alles wat ik heb opgebouwd of meen te hebben opgebouwd. Ik zal een inspanning doen om in dit boek een zo bedaard mogelijke toon aan te houden. Maar vol angst zie ik de ijsbergen die zich in de verte aftekenen dichterbij komen. En op mijn manier bid ik de hemel vurig dat we ze kunnen vermijden. (Schipbreuk der beschavingen, p 13)

Afbeelding

We zien een soort ontwaarding van idealen die zich almaar verder uitstrekt en die inwerkt op alle systemen, alle doctrines. Het lijkt me niet misplaatst om daarin een algehele morele schipbreuk te zien. (Schipbreuk der beschavingen, p 14)

Ik zal nog een paar keer terugkomen op de verderfelijke mythe van de homogeniteit – in godsdienstig, etnisch, taalkundig, raciaal of ander opzicht – waarmee zoveel samenlevingen zichzelf voor de gek houden. (Schipbreuk der beschavingen, p 43-44)

Ik weet best dat een mens op jaren geneigd is zijn jonge jaren te verheffen tot gouden eeuw. Toch kun je alleen maar vaststellen dat men er in de wereld van vandaag nergens in slaagt de christelijke, islamitische en joodse bevolking op een evenwichtige en eendrachtige manier te laten samenleven.
In de landen waar de islam domineert worden aanhangers van andere godsdiensten in het beste geval behandeld als tweederangsburgers, helaas echter al te vaak nog erger: als paria’s of zondebokken. En die situatie wordt er in de loop der jaren eerder slechter dan dan beter op.
In landen met een overwegend christelijke traditie kenmerkt wantrouwen de houding jegens de islam. Niet alleen wat betreft terrorisme; er bestaat een ouder wantrouwen, dat is ontstaan uit de rivaliteit tussen twee religies die beide uit zijn op verovering, die dezelfde wereldomspannende ambitie koesteren en die het eeuwenlang tegen elkaar hebben opgenomen in de vorm van kruistochten en tegenkruistochten, veroveringen en heroveringen, kolonisaties en dekolonisaties. (Schipbreuk der beschavingen, p 62-63)

Ik ben altijd enorm gehecht geweest aan de beschaving van mijn voorouders en ik heb gehoopt op de wedergeboorte, de bloei, de uitwaaiering ervan, erop gehoopt dat ze haar uitstraling, haar grandeur, haar gulheid, haar vernuft zou terugvinden om de hele mensheid eens te meer versteld te doen staan. Nooit had ik gedacht dat het in mijn levensavond zover zou komen dat ik haar reisweg zou beschrijven met woorden als ontreddering, verslagenheid, stuurloosheid, rampspoed, aftakeling, schipbreuk, teloorgang. (Schipbreuk der beschavingen, p 73)

In mijn notities ben ik gaan spreken van het ‘draai-jaar’ – soms van het ‘jaar van de grote ommekeer’ – en ben ik een inventaris gaan opstellen van bijzondere feiten die de benamingen lijken te billijken. () Maar er zijn twee gebeurtenissen die ik als bijzonder symbolisch zie: de islamistische revolutie die ayatollah Khomeini in februari 1979 uitriep in Iran en de conservatieve revolutie die premier Margaret Thatcher vanaf mei 1979 teweegbracht in het Verenigd Koninkrijk.
Er gaapt een wereld van verschil tussen beide gebeurtenissen en ook tussen beide vormen van conservatisme. En uiteraard ook tussen de twee hoofdrolspelers. (Schipbreuk der beschavingen, p 141)

Beide revoluties zouden grote mondiale gevolgen hebben. (p 142)

Aan die twee revoluties, die plaatsvonden met een tussenpoos van die maanden en die op uitermate bondige wijze de atypische omwentelingen samenvatten die onze tijd kenmerken, wil ik twee andere gebeurtenissen toevoegen die ook zeer tekenend zijn en die het overzicht vervolledigen. (Schipbreuk der beschavingen, p 145)

Hij doelt op het aantreden van Deng Xiaping in China in december 1978, en het aantreden van paus Johannes Paulus II (Karol Wojtyla) in oktober 1978. En iets verderop nog een belangrijk moment:

In die sfeer van ongebreidelde uitbreiding van hun invloedssfeer en onverholen euforie stortten de Sovjetleiders zich in een avontuur dat rampzalig en zelfs fataal zou blijken voor hun regime: de verovering van Afghanistan. (Schipbreuk der beschavingen, p 149)

Een andere gebeurtenis die ik ook zou typeren als een ‘tegenslag ‘ voor de Sovjets – ook al hebben ze dat destijds wellicht niet zo gezien – was de moord op Aldo Moro, de eminente leider van de Italiaanse christendemocraten die ijverde voor een ‘historisch compromis’ tussen zijn politieke familie en de communistische partij. (Schipbreuk der beschavingen, p157)

Als ik de balans van de twintigste eeuw probeer op te maken heb ik de indruk dat die het schouwtoneel was van twee ‘families’ rampen. De ene categorie werd voortgebracht door het communisme, de andere door het anticommunistisme. (Schipbreuk der beschavingen, p 165)

De voorstanders van de conservatieve revolutie hebben niet alleen het communisme in diskrediet gebracht, maar ook de sociaaldemocratie, en daarmee alle andere doctrines die zich verzoenbaar toonden met de socialistische idealen, al was het maar om ze beter te bestrijden. (Schipbreuk der beschavingen, p 175)

Voor al die versnippering (van ‘de wereld’ – hd) is natuurlijk niet één allesomvattende verklaring aan te voeren. Maar naast specifieke, lokale omstandigheden zijn er ook onderling vergelijkbare impulsen waarneembaar die onmiskenbaar verband houden met de tijdgeest. Ik heb in het bijzonder de indruk dat er, zowel binnen onze respectieve samenlevingen als binnen de menselijke beschaving als geheel, steeds meer factoren zijn die verdelen en steeds minder elementen die verbinden. Wat die tendens nog versterkt is dat het in de huidige wereld wemelt van ‘valse’ bindmiddelen – denk aan geloof – die beweren de mensen te verenigen maar in werkelijkheid een tegenovergestelde rol spelen. (Schipbreuk der beschavingen, p 202)

In dit delicate stadium van de geschiedenis is de behoefte voelbaar aan een ‘gezagvoerder’ die zich bekommert om het lot van het hele passagiersschip, niet alleen om zijn eigen lot. Het zou belachelijk en tegelijk monsterlijk zijn geweest als de gezagvoerder van de Titanic tijdens de stormloop op de reddingsboten door een megafoon had gebruld: ‘Uit de weg allemaal! Ik ga eerst!’ (Schipbreuk der beschavingen, p 231)

Hoe zullen onze landen er over twintig of over vijftig jaar uitzien? Ik zou dolgraag willen voorspellen dat de veranderingen in het politieke en intellectuele landschap van voorbijgaande aard zullen blijken, dat ook onze bezorgdheid over het terrorisme of over migratievraagstukken wel weer zal overwaaien, en dat onze samenlevingen zich uiteindelijk vrijgeviger, verdraagzamer, edelmoediger uit deze moeilijke periode zullen slaan. Dat is helaas niet wat zich aftekent aan de horizon. Het is te vrezen dat onze tijdgenoten en hun nakomelingen steeds meer zullen luisteren naar stemmen die zeggen dat je maar beter kunt wonen in een vesting met hoge muren, die doeltreffend is te beveiligen, zelfs als we daarvoor bepaalde vrijheden en waarden even op een laag pitje moeten zetten.
‘De mensheid heeft de keuze tussen vrijheid en geluk, en voor de grote meerderheid is geluk beter’, laat Orwell een personage in 1984 cynisch opmerken. Niemand zal het ons in zulke rauwe bewoordingen voorhouden, maar in de context van deze eeuw lijkt een dergelijk dilemma niet zo vreselijk vergezocht meer. (Schipbreuk der beschavingen, p 257-258)

het is in elk geval helder dat we in woelig, onvoorspelbaar en hachelijk vaarwater verzeild zijn geraakt, een situatie die lijkt voorbestemd om te blijven duren. Het merendeel van onze tijdgenoten gelooft niet meer in een toekomst in het teken van vooruitgang en welvaart. Waar ze ook leven zijn onze tijdgenoten ontredderd, woedend, verbitterd, de weg kwijt. Ze wantrouwen de kolkende wereld die hen omringt en komen in de verleiding te luisteren naar zonderlinge fantasten.
Alle uitwassen en escalaties zijn inmiddels mogelijk. En geen enkel land, geen enkele instelling, geen enkel waardenstelsel en gene enkele beschaving lijkt in staat die woelige, door storm opgezweepte zee ongehavend te trotseren. (Schipbreuk der beschavingen, p 266)

Het slechtste wat je kunt doen als de paden naar de toekomst bezaaid liggen met valstrikken is met je ogen dicht je pad vervolgen, het mantra prevelend dat alles wel goed komt. (Schipbreuk der beschavingen, p 269 van de Epiloog)

hoe overtuigen we onze tijdgenoten ervan dat ze hun kinderen een apocalyptische toekomst bereiden door zich te blijven opsluiten in tribale ideeën rond identiteit, natie of geloof en door daarbij het heilige egoïsme te blijven verheerlijken? (Schipbreuk der beschavingen, p 270)

Van alle gevaren die ik ter sprake breng in dit boek hebben we de laatste jaren veelzeggende schetsen gezien en soms al een beangstigend ver uitgewerkte tekening – als voorproefje van wat er morgen zou kunnen gebeuren als de ontsporing niet wordt gestuit. Zullen we daar lering uit trekken alvorens die calamiteiten ons ook echt met volle kracht treffen? Hebben we voldoende geest- en wilskracht om onszelf meester te worden en het roer om te gooien voordat het te laat is?
Ik wil het nog hopen. Het zou droevig zijn als het passagiersschip van de mensheid zijn ondergang tegemoet blijft zwalken, zich van gene gevaar bewust en in de overtuiging onzinkbaar te zijn – net als de Titanic destijds – alvorens ‘s nachts op de noodlottige ijsberg te lopen en te vergaan terwijl het orkest Nearer, my God, to Thee speelt en de champagne rijkelijk stroomt. (Schipbreuk der beschavingen, p 271)


Door Hans van Duijnhoven

Bibliothecaris sinds september 1979. Werkzaam in de regio Noord Oost Brabant.

Geef een reactie

%d bloggers liken dit: