Categorieën
Boeken Citaten Duurzaamheid Filosofie Maatschappij Next Wat delen we met elkaar?

Commons – de strijd voor het gemeengoed zal een van de belangrijkste politieke kwesties zijn van de eenentwintigste eeuw.

Het begrip ‘commons’ is bezig aan een comeback. 

Wellicht is het voor sommigen nooit weggeweest. Waarschijnlijk hebben veel mensen geen idee wat het is.

Achteraf kan ik terughalen waar ik er voor het eerst over heb gelezen. Helder en kort opgeschreven. Maar toen in de vroege zomer van 2015 the commons bij mij kwam bovendrijven, had ik geen idee meer van die paragraaf uit In ons belang : pleidooi voor publieke waarden van Albert Jan Kruiter en Eelke Blok. Dezelfde Albert Jan die in oktober 2015 in de Bibliotheek Oss deelnam aan het armoededebat en samen met zijn bedrijf (het Instituut voor Publieke Waarden) de gemeente Oss gaat adviseren om multi-probleemgezinnen écht te gaan helpen. Hoe? Door niet langer de hulpverleners centraal te zetten, maar geld van die hulpverleners vrij te spelen naar arme mensen. Die daardoor letterlijk en vooral figuurlijk weer kunnen gaan ademhalen. Zich minder zorgen hoeven te maken hoe de eindjes aan elkaar te knopen. Op pagina 23 schrijven ze in 2011:

Enkele eeuwen geleden lieten boeren hun vee grazen op openbare weiden (de zogenaamde commons). Iedere boer had er dus belang bij om die weiden niet te overgrazen en te onderhouden. Als de weiden teloor zouden gaan, zou het vee immers geen eten meer hebben en de boer geen inkomen verwerven. De boeren hadden aldus een gemeenschappelijk belang om de weiden duurzaam te laten voortbestaan. Tegelijkertijd had iedere boer een individueel belang om zo veel mogelijk koeien en schapen te laten grazen. Het punt is natuurlijk dat als iedere boer alleen zou redeneren vanuit zijn eigenbelang, het grasland gezwind zou veranderen in een modderpoel. In sommige gevallen maakten boeren daarom onderling afspraken over de hoeveelheid vee die er op de weiden kon grazen. Sociale controle zorgde er vervolgens voor dat de weiden bleven bestaan. In andere gevallen bleek de financiële prikkel, het eigenbelang van de boer, te groot – met alle tragische gevolgen van dien. Deze boeren wendden de negatieve consequenties van hun handelen af op elkaar. Dat ondermijnt hun gemeenschappelijk belang: de weide.

Een weide, voor ons allen
Dit beeld – van een stuk land dat van niemand is en waar we dus met z’n allen voor verantwoordelijk zijn – stamt uit de Middeleeuwen. De tijd dat een rijke heer aan de top van de piramide stond. Stinkend rijk. En het overgrote deel van de bevolking arm en onderhorig was. Amper rechten hadden, hard moesten werken en continue in de vrees leefden om na hun dood naar de hel te gaan. In die tijd liet de landheer oogluikend toe dat er een stuk grasland was, waar de sloebers hun vee gratis mochten laten grazen. In de eeuwen daarna verdwenen die stukjes land – die van niemand en dus van ons allen waren – uit beeld. Werden om een modern begrip te noemen: geprivatiseerd. Anno 2016 bestaan die commons-achtige plekken amper meer. Wikipedia is een hedendaags voorbeeld dat vaak genoemd wordt.

Lucas De Man
Onlangs woonde ik een voorstelling bij van de Belgische theatermaker Lucas De Man. In zijn als performance lecture aangekondigde solovoorstelling In search of Europe heeft hij het op zeker moment over the commons. En een document dat in de 13e eeuw in Engeland werd opgesteld. Een soort bijlage van de fameuze Magna Carta. In deze Charter of the Forest wordt vastgelegd dat sommige stukken land voor iedereen bedoeld zijn.

Die commons spelen in de rest van de twee uur durende lezing, annex voorstelling (sorry: performance) een prominente rol. In zijn ogen moeten we als samenleving na gaan denken over manieren om ‘iets’ van die commons terug te halen. Niet zoals toen – we hebben zelf geen koeien of geiten meer! – maar op een moderne, eenentwintigste manier. Hij ziet overal in Europa aanzetten daartoe. Overal zijn – lokaal, los van wat de ‘machthebbers’ willen – mensen bezig ‘andere’ dingen tot stand te brengen. Lucas de Man herkent zich zonder enige twijfel in onze jaarthema’s van de laatste tijd: Who’s in control?Echte waarde(n)Oefenen voor een andere tijd en Oefenen in een andere tijd. In 2016 is het ‘Wat delen we met elkaar?’ Vooral dit Wat delen we met elkaar? heeft alles met die commons te maken. Er zijn twee subvragen denkbaar: Wat deelden we met elkaar? en Wat zouden we weer met elkaar willen gaan delen?

Voor zijn voorstelling bezocht hij een twintigtal ‘oefenaren’. In Istanbul, Gent, Parijs, Londen, Madrid en andere Europese steden. Op het toneel gaat hij met die mensen in gesprek. En laat niet alleen zien dat we in een tijd van grote veranderingen zitten (sterker: er ontstaat een heel andere samenleving), maar vooral hoe je daar mee bezig kunt zijn.

Lieven De Cauter
De Belgische filosoof Lieven De Cauter is een van de ‘gasten’ van Lucas De Man. Komt pratend in beeld. Meerdere keren. Niet alleen omdat hij een plaatsgenoot is van Lucas, maar waarschijnlijk vooral door zijn werk en denken. In zijn laatste bundel/boek (Metamoderniteit voor beginners : filosofische memo’s voor het nieuwe millennium) staat een hoofdstuk dat specifiek over the commons gaat. Titel: Gemeenplaatsen over gemeengoed. Een essay van vijftien pagina’s. Daaruit enkele citaten. Hij begint zo:

De commons, het gemeen of het gemeengoed, wordt bedreigd. Zowel de natuur (het ecosysteem dat we met elkaar delen) als de cultuur (taal, uitdrukkingswijzen, culturele tradities, kunst, cultureel erfgoed, media die we gebruiken en delen zonder eigendomsrecht, en ook de gedeelde kennis en onafhankelijk onderzoek) staan onder zware druk.

() Omdat het gemeengoed wordt bedreigd, worden we ons ervan bewust. We zijn bijna vergeten wat het is. Of we weten wat het is (iets is gemeengoed, we hebben dingen gemeen), maar op de een of andere manier blijft het ons vreemd en is het geen vanzelfsprekende categorie in ons discours. (p. 153)

Als we de commons of het gemeengoed willen reactiveren, moeten we vertrekken vanuit de afwezigheid, de verloochening, het vergeten, de afschaffing en de vernietiging ervan. (p. 153-154)

Wat is deze derde categorie, die we herontdekken nadat ze bijna volledig in vergetelheid is geraakt? Omdat we de commons, het gemeenschappelijke vergeten zijn, vergeten zijn wat het is, is het misschien goed om te vertrekken vanuit enkele basisinzichten of gemeenplaatsen – waarbij we het verband tussen ‘gemeen’ en ‘plaats’ zoeken. Als we zoeken naar de grootste gemeenplaats over gemeengoed, zou deze als volgt luiden: het gemeengoed is dat wat noch publiek (staatsbezit), noch privaat is. (p. 154)

Het gemeengoed is in zekere zin bij wet bepaald: het recht om droog hout uit het bos mee te nemen, fruit te plukken en er een varken te laten grazen, al deze vormen van levensonderhoud werden in het verdrag vastgelegd. De Magna Carta (en het tweede deel ervan, het Charter of the Forest) is een contract dat na een opstand tussen vorst en volk werd gesloten. De koning belooft het volk een eerlijk proces, waarbij mensen worden berecht door hun gelijken, en in het tweede deel belooft hij toegang tot de gemene gronden van de bossen, en als hij zich niet aan het contract houdt, verklaart hijzelf (in artikel 62 van de Magna Carta) dat het volk het recht heeft om in opstand te komen.

() De moderniteit begint met de omheining van de gemene gronden (the enclosure of the commons). (p. 157)

Je kunt zeggen dat het kapitalisme in de loop van vijf eeuwen het gemeengoed heeft uitgewist, het werkelijke bestaan ervan en zelfs de idee. Met name in ruimtelijke zin denken wij niet meer in termen van gemene gronden. Een massale toe-eigening van het gemeengoed vond van twee kanten plaats: de komst van het kapitalisme heeft het gemeengoed geprivatiseerd en de komst van de (moderne) staat heeft het genationaliseerd: al het land dat niet private eigendom is, is bijna per definitie staatseigendom. Niet alleen het kapitalisme heeft het gemeengoed weggevaagd, ook het communisme: alles werd genationaliseerd. (p. 158)

In het kapitalisme wordt alles opgeslokt door de economie: de natuur, de cultuur, privacy, politiek enzovoorts. Alles is er onderworpen aan een meedogenloze omzetting tot waar en vermarkting, een werkelijke metastase van de economie. In het communisme (of staatssocialisme, zoals Negri het noemt) of totalitarisme gebeurt hetzelfde door middel van een metastase van de politiek. De natuur wordt meedogenloos toegeëigend, de private sfeer afgeschaft, de economie onderworpen aan een politieke planeconomie en de cultuur ‘gezuiverd‘. (p. 159)

Vandaag de dag is gemeengoed inderdaad een utopie geworden: niet slechts een illusie, maar ook een non-plaats. () Dit zou de beste omschrijving van het gemeengoed kunnen zijn: gemeengoed is dat wat niemand en daarom iedereen toebehoort, of wat iedereen en daarom niemand toebehoort. Deze paradox beschrijft goed de broosheid en het ongrijpbare, raadselachtige karakter van het gemene. Het gemene is (net als taal) in zekere zin raadselachtig. (p. 159)

Telkens wanneer we de straat opeisen of van een park een gemeenschapstuin maken, eigenen we ons het gemeenschappelijke weer toe. Het gemeenschappelijke is een gemeenplaats telkens wanneer we van een ruimte een gemene plaats maken.. En zoals vergemeenschappelijking de kern uitmaakt van de schepping van ruimtelijk of stedelijk gemeengoed, is burgeractivisme de werkelijke kern van democratie, de her-toe-eigening van de democratie. ()
Dat alles heeft mij er meer dan ooit van overtuigd dat een van de belangrijkste betekenissen van het gemeenschappelijke, van het gemene (zoals het etymologisch woordenboek aangaf), munia is, de plicht jegens de gemeenschap: de strijd voor het gemeengoed zal een van de belangrijkste politieke kwesties zijn van de eenentwintigste eeuw. (p. 167)

Lucas de Man – vervolg
Voor zijn performance lecture In search of Europe sprak Lucas De Man in het voorjaar van 2015 met een twintigtal Europeanen. Denkers, doeners uit Istanbul, Madrid, Londen, Gent en andere Europese steden. Gemeenschappelijk is dat ze allemaal op hun eigen manier, in hun eigen omgeving bezig zijn met die ‘andere tijd’. Maar niet alleen daarover praten. Nee, vooral ook doen. Of zoals hij het op die avond in Amsterdam in Pakhuis De Zwijger zei (in het Engels): ‘Not only bla bla, but also boem boem’. Bingo. Goed gezien.

Uit zijn gesprekken met die oefenende Europeanen distilleerde hij vijf kenmerken. Ten eerste zijn ze allemaal bezig om een gemeenschap op te zetten. Een stammetje. Verzamelen een kring mensen om zich heen die ‘iets’ gaan doen. En dat doen ze niet in eerste instantie om het ‘beter’ te doen. Daarmee sluiten ze – ongewild – aan bij het jaarthema ‘Oefenen in een andere tijd’. We zijn op weg naar een andere tijd. De tijd zal leren of dat een ‘betere’ tijd wordt. Maar dat doet er eigenlijk ook niet zo toe. ‘Beter’ is een besmet woord geworden. Elke tandpastaverkoper heeft het voor in de mond liggen.

Als tweede viel hem op dat ‘zijn bendeleden’ strijden voor de openbare ruimte, plekken waar mensen samen kunnen komen. Elkaar ontmoeten. Waar iets tot stand kan komen. Daarmee sluit hij aan bij een opmerking uit de tweede TrendRede (2012), waarin de samenstellers om zich heen overal ‘burgers van stavast’ zien opstaan. Burgers die lokaal, in hun buurt of op het werk, samenkomen om ‘iets’ anders te gaan doen. Ze hebben daartoe geen opdracht gekregen van hogerhand. maar zijn ‘gewoon’ begonnen omdat er ‘iets’ niet goed is. Hun levensmotto: ‘Ik zeg wat ik hoop en ik doe wat ik kan’. Een mooie, deemoedige houding. Niet te hoog van de toren blazen. En ook weg van het cynische of ironische van het postmoderne tijdsgewricht.

Verder ziet hij dat deze mensen een visie, ideaal, idee hebben. En daar over in gesprek gaan met hun omgeving. In de hoop dat ‘het’ idee beter wordt én om te delen. Ze zitten niet op hun gedachtegoed. Nog zo’n kenmerk van de 21e eeuw: delen.
Ook zetten ze continue vraagtekens bij de status quo. Hoe de wereld of hun omgeving NU is. En of het niet anders kan, moet. Ze zijn daarbij niet gebonden aan fysieke grenzen. Overstijgen die met het grootste gemak. Hoe? Internet.
Een vijfde kenmerk sluit hier bij aan: een lokale verandering kan (en zal soms) een globale uitwerking hebben.

Hij sluit als volgt af: Conclusion:

The battle of the creators, who are everywhere and in all layers of society, is a difficult and everlasting but essential battle.
It is of the utmost importance that they meet every now and then, to share and exchange their ideas and visions.
Because the most difficult, and the most important, is to never give up the battle.
Carry on, keep carrying on, alone together.
That is the fate of the creator, that he is alone yet connected, and that every day the world turns again with or without him.

Mooie poëtische woorden. Verwoording van een levenshouding die in mijn ogen een op een aansluit bij de ‘boodschap’ van Seth Godin, die in zijn The Icarus deception : how high will you fly? ons allen voorhoudt creatief bezig te zijn in de eenentwintigste eeuw. Om als een soort kunstenaar doorlopend andere, unieke dingen tot stand te brengen.

Egolutie
De Nederlandse psycholoog en communicatie strateeg Susanne Piët sluit in haar al in 2014 verschenen Egolutie : einde van het ik-tijdperk helemaal bij bovenstaande gedachtes aan. Alleen heeft ze het niet over the commons. Wel weet ze dat we in een grote transitieperiode zitten, waarin bijna alles fundamenteeel zal veranderen. Als majeure beweging ziet ze dat we onze IK-houding bijsturen richting een WIJ-attitude. Het is een evolutionair proces. In revolutionaire tijden.

Opmerkelijk vind ik dat ze constateert dat veel volwassenen zich als pubers door het leven bewegen. Zich niet of onvoldoende realiseren dat hun doen en laten effect heeft op uiteenlopende takken van het leven. Gedrag waaraan ‘iets’ moet veranderen. Grow up, young man and woman! Opmerkelijk omdat ook in 2014 de Amerikaanse filosofe Susan Neiman daarover een boek schreef: Waarom zou je volwassen worden?  En het antwoord dat ze geeft is domweg dat het veel gemakkelijker is om je als ‘domme consument’, als kind of puber door het leven te bewegen. Het kost moeite om zaken af te wegen, na te denken over je doen en laten én om in voorkomende gevallen te kiezen voor zaken die ogenschijnlijk haaks staan op je eigen vermeende welzijn, welbehagen. Twee citaten:

Het is de wereld op zijn kop, zoals Alice Wonderland aantrof, toen ze door een tunnel viel. We beleven Lewis Carrolls fantasie nu in het echt: de grootste egoïst heeft de meeste vrienden, de brutaalste aap krijgt de meeste status. Wie het rijkst is, komt met de zwaarste misdaad weg. Wie het domst is, wordt het grootste podium aangeboden. Wie het ordinairst is, wordt het meest aanbeden. Wie zich het ergst misdraagt, krijgt de meeste stemmen en wordt het hartstochtelijkst omarmd. Wie de grootste verantwoordelijkheid draagt, krijgt het gemakkelijkst een vrijbrief om zich immoreel te gedragen. Wie bescheiden is wordt overgeslagen.
  De morele verwarring is compleet. Zij inspireert ons echter tot een omslag. Onze tolerantie voor bedrog, klatergoud en grofheden heeft haar verzadigingspunt bereikt. En dat is een goede voorwaarde voor een kentering, een grote beweging naar voren, naar een nieuwe fase. Fatsoen, voorzichtigheid, bescheidenheid, verlegenheid, braafheid en spaarzaamheid veranderen van relikiwiën in trendy deugden. (p. 25-26)

Vaststaat dat we in een razend tempo veranderen. Zo snel zelfs dat we de laatste fasen van onze ontwikkeling als consument – volwassenheid, ouderschap en de fase van het geweten – weleens vrijwel gelijktijdig zouden kunnen doorlopen. In ieder geval zien we van alle drie de fasen al bewijzen in de samenleving. Als volwassenen nemen we onze verantwoordelijkheid. We kicken af van het drogerende dogma van ongebreideld genieten ten koste van alles en iedereen. Als ouder nemen we de zorg voor elkaar als vanzelfsprekend op ons. Ten slotte ervaren we in de fase van het geweten dat goed doen en integer handelen ons gelukkiger maken dan welk paradijselijk resort dan ook. Dan is de Egolutie immers een feit!
Het is vooral een psychologische omslag, waarin empathie een sleutelterm vormt. (p. 153)

Matthew B. CrawfordEind 2015 verscheen van deze Amerikaanse onderzoeker De wereld buiten je hoofd : een filosofie van de aandacht. Waarin ik het volgende citaat aantrof:

Wanneer de gemeenschappelijke ruimten zijn ingepalmd hebben mensen die het kunnen betalen de mogelijkheid die gemeenschappelijke ruimten in te ruilen voor privéclubs als de business lounge. Als we bedenken dat het juist de mensen in de business lounge zijn die beslissen over het karakter van de arbeiderslounge, beginnen we dit soort zaken misschien in een politiek licht te zien. Om je over te leveren aan speels inventief denken en misschien welvaart voor jezelf creëren in die loze uurtjes op de luchthaven, heb je stilte nodig. Maar de geesten van andere mensen in de arbeiderslounge (of bij de bushalte) kunnen worden behandeld als een inkomstenbron – een hoeveelheid koopkracht die moet worden gestuurd met innovatieve marketingideeën die zijn uitgebroed door de ‘creatieven’ in de business lounge. Wanneer bepaalde mensen de geest van andere mensen als inkomstenbron behandelen, is dit niet een vorm van ‘welvaart creëren’, maar is er sprake van welvaart overdragen. De veelbesproken teloorgang van de middenklasse in de afgelopen decennia en de almaar groeiende concentratie van rijkdom in een almaar krimpende elite hebben misschien iets te maken met de steeds agressievere inpalming van de gemeenschappelijke aandachtsruimte die we stilzwijgend hebben laten gebeuren. (p. 23)

Frederieke Hegger
Van deze jonge RTL-journaliste verscheen ook in het late najaar van 2015 een boek waarin het woord commons aangestipt wordt. Titel: De geldrevolutie : hoe nerds de macht overnemen van de bankiers. In onderstaand citaat laat ze Jermey Rifkin aan het woord. Ze maakt een foutje (Rifkins zet een ander woord voor the commons, maar daarover iets verderop). Begrijpt wel dat we in een overgangstijd leven en dat we als samenleving nieuwe afspraken moeten gaan maken over wat door het bedrijfsleven mag worden gedaan, en wat door de staat. En of er in die strijd dingen overblijven voor dat vage ‘tussenland’ dat we the commons noemen.

Meer netwerken, nieuwe spelers, crowdfunding. Einde van de banken? Nee, dit betekent niet dat alle banken zomaar uitsterven, maar we zien al wel voortekenen voor een grote verandering. Honderden miljoenen jonge mensen produceren hun eigen muziek, hun muziekvideo’s, blogs, Wikipedia. Die disruptie gaat ook plaatsvinden bij de financiële sector.
 Rifkin is helemaal overtuigd van zijn zaak. Ik begin me ondertussen wel af te vragen of de roze bril niet iets te roze is. Alle macht naar de consument? Hoe zit het dan met de opkomst van grote bedrijven, zoals Twitter, Google, Facebook? Het internet heeft niet alleen gezorgd voor miljoenen blogs, maar juist ook voor de opkomst van hele machtige bedrijven. Die zijn onderdeel van Rifkins beweging. Hij noemt ze: de commons. Ondernemers hebben een netwerk of platform gecreërd waardoor mensen met elkaar kunnen produceren en delen. Zij zorgen voor de content. De mensen doen het werk binnen een netwerk, een groot bedrijf staat aan het hoofd. Dat die bedrijven veel macht hebben, staat voor hem buiten kijf: ‘We houden van deze bedrijven, maar ze moeten ook gereguleerd owrden. Ze lijken steeds meer op publieke goederen, maar vormen ook monopolies. Toen elektriciteit net opkwam, waren er ook enkele partijen die succesvol werden, want zij hadden wat wij nodig hadden. We hebben ze privaat gehouden, maar zijn ze wel gaan reguleren op transparantie. Dat moeten we bij deze bedrijven ook gaan doen. (p. 127)

Jeremy Rifkin en de Collaborative Commons
Deze Amerikaanse econoom, politiek adviseur en activist spreekt zich 1980 over allerlei transitie-onderwerpen uit. Schrijft veel artikelen en boeken. Spreekt veel invloedrijke wereldburgers. En is niet te beroerd een stellige positie in te nemen. In zijn laatste nog niet vertaalde boek (The Zero Marginal Cost Society: The internet of things, the collaborative commons, and the eclipse of capitalism, 2014) heeft hij het over de Collaborative Commons. In het najaar van 2015 werd hijk door het Financieel Dagblad geïnterviewd. Daaruit dit citaat:

Hoe moeilijk is het afscheid te nemen van het kapitalisme? De Amerikaanse econoom, adviseur en schrijver van talloze boeken Jeremy Rifkin is ervan overtuigd dat het systeem op zijn laatste benen loopt. Stad en land reist hij af om de beleidsmakers ervan te overtuigen dat we ons op moeten maken voor het tijdperk van de deeleconomie. Of, in de woorden van Rifkin: het tijdperk van ‘the Collaborative Commons‘, wat in een archaïsch Nederlands zoiets betekent als de ‘Samenwerkende Schappen’. En dan hebben we het niet over de schappen in de winkel, maar die van de water-, maat-, product- en natuurlijk de gemeenschappen. Bron: Financieel Dagblad, zaterdag 28 november 2015

Wil Heeffer
Bij de kleine Nijmeegse uitgever Witte raven verscheen ook in het najaar van 2015 een boek waarvan de titel meteen doet denken aan een inmiddels beroemd geworden pamfletje. Van een in 2013 overleden Franse diplomaat. Die kort voor zijn dood twee boekjes de wereld inslingerde, die gretig aftrek vonden. Vooral jongeren waren er zeer van gecharmeerd. Deze twee boekjes én het onlangs gepubliceerde boek van Wil Heeffer hebben ook te maken met een oproep. Gedaan door een Engels-Amerikaans historicus. Die ons  in zijn op zijn sterfbed geschreven Het land is moe waarschuwde voor negentiende eeuwse (wan)toestanden. Deze Tony Judt voorzag dat om verschillende redenen in de eenentwintigste eeuw de sociale welvaartstaat afgebroken zou gaan worden. Profetische woorden. De Franse diplomaat en overlevende van de Holocaust Stéphane Hessel keerde zich ongeveer in dezelfde tijd ook tegen deze tendens. Neem het niet! en Doe er iets aan! Duidelijke titels. Wil Heeffer, een prozaschrijver en dichter, mengt zich in het debat over the commons met zijn boek: Hoelang pikken we het nog? : over de afbraak van het publieke domein en het verloren gaan van solidariteit.

Wil Heeffer maakt zich zorgen over het gemeengoed. Heeft een kritisch boek geschreven, waarin hij bepleit dat sommige zaken uit het de wereld van ‘het geld’ worden getrokken: zorg, onderwijs, veiligheid, bestaanszekerheid (een zeker inkomen!), respect, medebeslisisngsrecht en het recht op zelfontplooiing. Voor de oppervlakkige lezer staat hij ergens aan de linkerkant van het links-rechts spectrum. Maar Wil Heeffer is er niet op uit om het kapitalistische systeem om ver te gooien. Hij bepleit hervormingen om de ergste uitwassen te voorkomen. De bekende Belgische econoom en liberale politicus Paul De Grauwe bepleit in wezen hetzelfde in zijn in 2014 verschenen De limieten van de markt : de slinger tussen overheid en markt. Om het op zich ‘goede’ van kapitalistische systeem te redden moet er bijgestuurd worden. We zitten – heb ik de indruk – aan de vooravond van dat grote debat. En daarin gaat het over zaken die weer meer van ‘ons’ allen moeten worden. Zeg maar het commons verhaal. En in die bouwgesprekken draait het uiteindelijk om de vraag ‘Wat delen we met elkaar? 

Klik hier voor een lang artikel met 35 citaten uit artikelen waarin het over aspecten van the commons gaat (De burger voelt het gemis aan verbondenheid en kijkt vragend naar de politiek, die geen goed antwoord heeft)

Citaat 330 (woensdag 3 – donderdag 4 februari 2016)
Homepage Citaten 2016

3 reacties op “Commons – de strijd voor het gemeengoed zal een van de belangrijkste politieke kwesties zijn van de eenentwintigste eeuw.”

Geef een reactie

%d bloggers liken dit: