Categorieën
Boeken Citaten Herlevend burgerschap Maatschappij Waarom IK een probleem werd voor ONS

“De vis gaat rotten bij de kop”


Deze uitspraak werd niet gedaan door Joris Luyendijk. Op maandag 23 februari 2015 in een uitverkochte zaal De Linck, in Oss. Een avond waar zijn boek Dit kan niet waar zijn : onder bankiers centraal stond. Hij had deze zin wel uit kunnen spreken. Hij weet ongetwijfeld waar de zin vandaan komt en waarom hij hem binnen zijn betoog had kunnen ‘inbouwen’.


Over de mores in de wereld van de high finance
Het boek van Joris Luyendijk gaat over zijn onderzoek naar de mores in de financiële wereld in Londen. Wat gebeurt er zoal in The City. Wat voor soort mensen werken er. Welke activiteiten vallen onder die noemer. Hoe kon de financiële sector zo’n grote economische crisis veroorzaken? En waarom er feitelijk zo weinig is gedaan om te voorkomen dat het morgen weer kan gebeuren. Een portret van een sector waarin de meeste mensen niet verantwoordelijk gehouden kunnen worden voor de ellende die sinds 2008 over ons is heen gekomen. Hij maakt echter wel aannemelijk dat binnen die financiële sector slechts één waarde in the end overheersend is: aandeelhouderswaarde. En dat leidt tot corrumperend gedrag. We halen als sector alles uit de kast om de winstcijfers op te pompen. Wel blijven we binnen de wettelijke kaders; althans veruit de meesten.

(A)moreel gedrag
Terecht heeft Joris Luyendijk het verschillende keren over het verschil tussen amoreel en immoreel gedrag. Immoreel gedrag heeft bijvoorbeeld te maken met Rabo-boys & girls die verantwoordelijk zijn voor het zogenaamde Libor-schandaal. Of – Joris maakte deze avond en af en toe in zijn boek een uitstapje naar andere sectoren – Diederik Stapel die zijn eigen bewijs fabriceert om te kunnen scoren. Voorbeelden van mensen die immoreel bezig zijn. Bewust grenzen overschrijden, in de hoop ermee weg te komen. Aan de andere kant zijn er veel financiële mensen die zeer actief meedenken om te voorkomen dat (zeg, een) Starbucks té veel belasting betaalt. Amoreel gedrag. Er valt juridisch geen speld tussen te krijgen, maar je kan als verantwoordelijk burger wel vraagtekens zetten bij dit soort gedrag. Alhoewel. Joris gaf deze avond terecht ook aan dat als de ene bankmedewerker er niet aan meewerkt, er binnen no time een andere opveert die het maar al te graag wil doen. Ook kon hij niet nalaten aan te geven dat dit gedrag bij velen van ons (bij wie niet!) zit ingebakken. Proberen de randjes op te zoeken van wat moreel wel of niet kan. In zijn boek verwijst hij naar keurige burgers die shoppen bij (een) Primark en de ogen sluiten voor de werkomstandigheden van naaisters in Vietnam of Bangla Desh. Creatief declareren, belastingformulieren slim invullen, indien mogelijk met zwart geld een klusje laten doen. Wie zonder zonde is werpe de eerste steen!


Verschil tussen culturen
Naarmate de avond vorderde werd ook steeds duidelijker dat Joris – door toevallige keuzes in zijn leven – een goed inzicht had gekregen hoe mensen in bepaalde culturen (generaliserend gesproken) functioneren.  Hij noemde expliciet Egypte (een deel van de Arabische wereld), Nederland (het zogenaamde Rijnlandse model) en de laatste jaren Engeland, dat in zijn ogen heel erg afwijkt van onze manier van denken en handelen in het continentale deel van West-Europa. Joris ziet dat Engelsen veel meer mee zijn gegaan in de neoliberale manier van leven, waarin de nadruk ligt op scoren, opkomen voor je zelf, geloven dat jezelf verantwoordelijk bent voor je succes (of falen). Een veel hardere samenleving als de onze, in Nederland of Duitsland. Alhoewel ook hier veel signalen er op wijzen dat we meer en meer overhellen naar dat Amerikaans-Engelse model. Daar is het volstrekt normaal om (amoreel) creatief mee te denken om een zo hoog mogelijk winstcijfer voor een bepaald bedrijf te realiseren. Veel gesprekspartners van Joris begrepen niet wat hij bedoelde. Ze deden toch niets wat fout was!


“De vis gaat rotten bij de kop”
Terwijl Joris zeer geanimeerd zijn verhaal vertelde, en rond de tweehonderdvijftig mensen ademloos toehoorden, kwam een zin van lang geleden bovendrijven. Die – vandaag nagekeken – bijna elf jaar geleden op 29 maart 2004 door Geert Mak in Amsterdam werd uitgesproken. Toen hij de zogenaamde Raiffeissenbanklezing onder de titel De Mercator Sapiëns in 2004 voor zijn rekening nam. De protestantse Raffeisenbank is in 1972 samengegaan met de katholieke Boerenleenbank. RA ging samen met de BO op in de Rabobank. Een coöperatieve bank die een perfecte illustratie is van de Werdegang van de financiële sector in Nederland en de rest van de westerse wereld. Ooit waren dit soort lokale banken nutsbedrijven waar integere medewerkers tientallen jaren bleven hangen en zich inzetten voor hun klanten. Op zeker moment is de focus verschoven van goed bankwerk verrichten voor je klanten, naar zo veel mogelijk geld aan je klanten te verdienen. Joris had het er deze avond kort over.
Verwees naar Ayn Rand, Allan Greenspan, Francis Fukuyama en anderen. Om te illustreren dat de neoliberale wind ook door de bankwereld is gaan waaien. En – om terug te komen op – de Rabobank is daarin gewoon ook meegegaan. Niet zo extreem als in de City, maar de gemiddelde lokale bestuurder van een Rabo-vestiging ergens in de provincie zal moeten beamen dat zijn bank écht niet meer lijkt op de bank van zijn vader of moeder in het begin van de jaren zeventig. Alles verandert; moet veranderen. Meegaan met de tijd, nietwaar? Maar Joris Luyendijks boek is een van de vele voorbeelden van het feit dat niet iedereen er van overtuigd is dat alle change ook better is.

Caspar Barlaeus

Caspar Barlaeus
Journalist, schrijver en historicus Geert Mak mengt zich de laatste jaren minder in het maatschappelijke debat. Profileert zich meer als historicus. Mijdt de discussie. En zeker de actualiteit. Maar iedereen die de moeite wil doen zijn artikelen en boeken te lezen zal (onbevooroordeeld) toe moeten geven dat hij wel degelijk met thema’s aan komt dragen die dwingen tot nadenken. Een standpunt innemen. Zo ook zijn lezing in het voorjaar van 2004. Georganiseerd door de Rabobank en het Financieel Dagblad. Een reeks die in 1998 begon met een rede door oud-premier Ruud Lubbers. Geert Mak sprak voor een gezelschap mensen die her en der in de samenleving aan de touwtjes mogen én moeten trekken. Hij hield ze één grote spiegel voor én waarschuwde hen alert te zijn op een o zo natuurlijke menselijke neiging om te vallen voor verlokkingen die ‘machtige’ mannen en vrouwen omringen. In zijn verhaal staat een Amsterdammer uit de zeventiende eeuw centraal. Naar wie de Barleusstraat is vernoemd. Deze Caspar Barlaeus was betrokken bij de oprichting van de Amsterdamse universiteit. Hij hield in 1632 een rede toen een voorloper van die onderwijsinstelling plechtig werd geopend. Een ‘intreerede’ onder de titel ‘Mercator Sapiens’, de wijze, erudiete koopman. Die zag Barlaeus overal om zich heen. In zijn tijd. Slimme mannen die weten dat om succesvol te kunnen handelen en geld te verdienen vertrouwen het allerbelangrijkste is. Gooi je die hoedanigheid te grabbel dan is dat niet bevorderlijk voor de zaken. En de samenleving. Vervolgens schetst Mak dat in de 18e en 19e eeuw de vooraanstaande heren van die tijd dat vertrouwen te grabbel hebben gegooid. Met als – natuurlijk – gevolg dat hun business inzakte. Het succes van de Gouden Eeuw wegglipte. Geert Mak heeft het over low-trust en high-trust societies. Een lang citaat:

We weten allemaal hoe het de mercator sapiens uiteindelijk is vergaan. Vanaf het eind van de zeventiende eeuw kwam het steeds vaker voor dat stedelijke ambten tussen de regentenfamilies werden verhandeld, dat het forse honorarium werd opgestreken en dat het feitelijke werk werd uitbesteed aan zetbazen. Op die manier ontstond er in de meeste Nederlandse steden een dikke korst van nep-functies, uitgevoerd door leden van een gesloten, semi-ambtelijke elite die elkaar allemaal de hand boven het hoofd hielden. Tegelijkertijd werden er bezoldigingen uitgedeeld waarbij iedere norm was zoekgeraakt en waarbij lustig op de publieke middelen werd geparasiteerd. Om een klein voorbeeld te geven: toen twee bewindvoerders van de VOC in september 1752 naar Texel voeren om daar met enig ceremonieel afscheid te nemen van een vijftal schepen die naar de Oost vertrokken – het gegeven wordt terloops opgetekend door Roelof van Gelder in zijn relaas over de achttiende-eeuwse schepeling Naporra – ontvingen ze voor dit dienstreisje, zo blijkt uit de boeken van de VOC, 2773 gulden en 7 stuivers, een bedrag waarvoor een doorsnee matroos vijfentwintig jaar zou moeten werken. Een mooi stukje management-ondersteuning, zouden we nu zeggen.
Uiteindelijk zakte het hele VOC-concern, en daarmee de motor van de Amsterdamse handel, aan het eind van de achttiende eeuw langzaam ineen, mede door dit soort praktijken. Er volgde driekwart eeuw van stagnatie en armoede, de nazaten van de droogmakers van de Beemster durfden met hun geld zelfs geen waterleiding meer aan te leggen – de eerste Amsterdamse duinwaterleiding kon in 1853 alleen aangelegd worden dankzij Engels kapitaal – en pas na bijna een eeuw keerde bij de Nederlandse kooplieden het vertrouwen weer enigszins terug, in elkaar en vooral in zichzelf.

Rusland – hoe het niet moet!
Even verderop komt Geert Mak met de zin die me elf jaar later nog bijstond. Waarvan ik toen al opveerde. In één zin een hele wereldbeschouwing neergelegd. Een visionaire zin. Een zin die velen toen al ter harte hadden moeten nemen. Maar het tegendeel gebeurde. Alles waarvoor Geert Mak op die middag in Amsterdam pleitte is niet gebeurd. Integendeel. Onze high-trust society is – met de beste bedoelingen, althans laten we daar als naïef geïnformeerde burger maar van uit gaan – in een rap tempo afgezakt tot een low-trust samenleving. Waarin het cohort controleurs en ‘in de weg lopers’ alleen maar is toegenomen. En – daarvoor waarschuwde Geert Mak vooral – dit verkeerde gedrag is besmettelijk gebleken en doorgedrongen tot in alle uithoeken van de maatschappij. Maar eerst hét citaat uit de Raiffeissenlezing:

De Russische popzanger Misja Borzykin schreeuwde het uit tijdens de onttakeling van de Sovjet-Unie: ‘De vis gaat rotten bij de kop, ze liegen allemaal, de vis gaat rotten bij de kop…’ Ik zeg het hier wat plechtiger, maar het komt op hetzelfde neer: we zien, voor onze ogen, zich een historische cultuurbreuk voltrekken, een ‘high-trust society’ die in snel tempo bezig is te veranderen in een ‘low-trust society’, een mercator sapiens die zijn vertrouwen verliest, en daarmee zijn wijsheid.

Hoe nu verder?
Tijdens de lezing en het vragenuurtje na de pauze werd steeds duidelijker dat Joris Luyendijk zich als geen ander realiseert dat ‘het’ anders moet. Wetgeving zal aangescherpt moeten worden. Mensen verleid om zich ietsje verantwoordelijker te gaan gedragen. Maar. Maar hij heeft er een hard hoofd in. Ziet dat er overal in ons land en het Westen mensen opstaan om in hun eigen omgeving ‘dingen’ anders te gaan doen. Waarom? Omdat ze dit of dat nodig achten. Mensen die weinig tot geen vertrouwen meer hebben in ‘de politiek, bedrijven, organisaties of instellingen die in hun ogen verkeerd bezig zijn. Joris is echter bang dat dit ‘om de politiek heenwerken’ uiteindelijk niet voldoende is. Belangrijke aanpassingen (om van een low-trust society terug te keren naar een high-trust tijdgeest) zullen – of we het nu leuk vinden of niet – toch door het democratisch proces en circus heen geloodst moeten worden. Alleen – en daarom dacht ik aan die zin dat de vis gaat rotten bij de kop – begrijpen veel politici én andere beleidsmakers niet meer dat dit vertrouwen alleen écht terug kan keren in onze samenleving én tijd als ZIJ (aan de kop) het goede voorbeeld geven. En dat is iets anders dan nog een controlerende instelling in het leven te roepen, de enquête en formulieren druk nog meer op te voeren, doktoren met papierwerk lastig te vallen, een mallotige toets voor peuters in te voeren et cetera. Joris Luyendijk was daarover erg sceptisch. Weet dat het absoluut noodzakelijk is, maar ziet té weinig signalen dat dit aan het gebeuren is.

Dinsdagochtend
Rond half elf stroomde De Linck in Oss leeg. Een mooie avond. Waarin veel waardevols over de mensen was uitgestort. Stof om over na te denken. Over je eigen gedrag, leven en dat van anderen. De zaal in Oss was overvol. Was de andere zaal die avond in Oss niet bezet geweest, dan hadden er – vermoed ik – rond de vijfhonderd man naar Joris Luyendijk kunnen luisteren. Maar helaas, in de grote zaal van De Lievekamp stonden Nick & Simon. Joris Luyendijk kon (terecht) niet nalaten om af en toe dit populaire duo in zijn betoog mee te nemen. Cruciaal daarin was zijn betoog dat het gros van ‘zijn’ gehoor niet bij Nick & Simon had willen zitten; en omgekeerd. Hij had het over de verhouding 20-80 procent. Een op de vijf burgers heeft meer dan een vermoeden dat er ‘iets’ schort aan ons huidig (economisch én maatschappelijk) model. Kan ongeveer én met argumenten – vanuit zijn of haar achtergrond, leven en werk – aangeven wat er niet goed aan is. Wat misgaat en waarom er ‘iets’ moet gaan veranderen. Bij de andere tachtig procent ziet hij dat bewustzijn niet of veel minder. En als men in die groep al aankomt met ‘het deugt’ niet, dan – en Joris gaf terecht aan dat hij zich hiermee op glad ijs bewoog – waren het analyses die voorzichtig gezegd niet echt hout sneden.

Vanochtend vielen tijdens het koppensnellen in De Volkskrant twee artikelen op. Evenzovele ‘bewijzen’ van de centrale these van Joris én Geert. Het ene ging over twee oud-ministers in Engeland (een conservatief en een sociaaldemocraat) die in gingen op een aantrekkelijk (financieel) aanbod om te gaan lobbyen voor een Chinees bedrijf. Fictief, dat wel, maar ze konden de verleiding niet weerstaan. ‘Moet kunnen, nietwaar!’ Een tweede artikel ging over een Japans klimaatonderzoeker én ontkenner dat ‘het klimaat’ door menselijk ingrijpen (zeg opstoken van teveel fossiele brandstoffen) aan het veranderen is. Deze klimaatscepticus werd al vele jaren stiekem betaald door een groot kolenbedrijf. Twee voorbeelden van amoraliteit in de praktijk en hoe dit vreet aan onze (nog steeds!!) high-trust society.

Wrange humor (onbedoeld) – tot slot
De toespraak van Geert Mak heeft nog steeds relevantie voor onze tijd. Sterker: de situatie is sindsdien niet veel veranderd en als zijn toespraak een dezer dagen in een krant zou worden opgenomen, dan zouden veel mensen aangenaam verrast opkijken. Tot slot enkele zinnen uit 2004 die anno 2015 zeer opmerkelijk zijn. Op een bepaalde manier grappig.

U leest in de krant de merkwaardige resultaten van het onderzoekswerk van het Sociaal en Cultureel Planbureau, afgelopen september, waaruit blijkt dat de Nederlanders over hun eigen leefsituatie nog steeds zeldzaam tevreden zijn, terwijl tegelijk het vertrouwen in het functioneren van de overheid de laatste jaren desastreus is gedaald.

() De huidige Nederlandse topbestuurders zijn warm geweest voor zichzelf: tussen 1996 en 2002 zijn hun inkomens bijna verdubbeld.

() De wanhopige overheidsdienaren vluchten daarom steeds meer in ficties, in, zoals de politicoloog Willem Witteveen het onnavolgbaar uitdrukt, ’tijdelijke opschortingen van de waarheid’. Uiteindelijk wordt de wereld zo vanuit Den Haag steeds meer een gedachtenconstructie, een illusie, een hanteerbare uitsnede uit de werkelijkheid, die met het gewone mensenbestaan weinig meer van doen heeft.

()Het is, anders gezegd, allemaal niet zo simpel, en wie voortdurend die complexiteit vervalst tot hapklare cijfers, verzinkt uiteindelijk in een fantasiewereld.

()Ik zou een krachtig pleidooi willen voeren voor een houding die volstrekt niet populair is in deze tijd. Ik zou willen pleiten voor het afschudden van deze lucht en ijdelheid, voor eerlijkheid om de onoverzichtelijkheid en complexiteit van deze wereld onder ogen te zien, voor moed om te vertrouwen op de kwaliteit en het inzicht van anderen, voor respect voor inhoud en vakmanschap, en bovenal zou ik, voor deze zaal, willen pleiten voor bescheidenheid en wijsheid, voor het aangaan van een nieuwe verbondenheid met de verre voorouder die Caspar Barlaeus voor ons tekende.

Meer lezen?
Daron Acemoglu & James Robinson  Waarom sommige landen rijk zijn en andere arm (2012)
Michael J. Sandel. Niet alles is te koop : de morele grenzen van markt werking (2012)
Hans Achterhuis. De utopie van de vrije markt (2010)
Ha-Joon Chang. 23 dingen die ze je niet vertellen over het kapitalisme  (2010)
Marc Chavannes. Niemand regeert : de privatisering van de Nederlandse politiek (2009)
Paul de Grauwe. De limieten van de markt : de slinger tussen overheid en kapitalisme (2014)
Thomas Decreus. Een paradijs waait uit de storm (2013)
Loek Dijkman. 50 jaar anders ondernemen: verdeling van inkomen, bezit en tijd – De Topa Groep en de Stichting Utopa (2013)
Ewald Engelen. De schaduwelite : de opkomst en ondergang van Amsterdam als financieel centrum (2014)
Kishore Mahbubani. Naar één wereld : een nieuwe mondiale werkelijkheid (2013)
Marcel Metze. De hoogmoedigen (2011)
Maarten van Rossem. Kapitalisme zonder remmen : opkomst en ondergang van het marktfundamentalisme (2011)
Jan Rotmans. Verandering van tijdperk : Nederland kantelt (2014)
Hans Versnel & Jaap Jan Brouwer. Stop de Amerikanen! : ten minste tien goede redenen om gewoon Europees te blijven (2011)
Jos Verveen. Bullsh!t management : terug naar de essenties van organisaties (2011)

Artikelen
Hans Goslinga & Marcel ten Hooven. De vis gaat rotten bij de kop (Trouw, september 2004)
Conformisten die zichzelf überhaupt geen vragen meer stellen over goed en kwaad. (februari 2015)
Dit kan niet waar zijn (januari 2015)

Citaat 229 (dinsdag 24 februari 2015)
Homepage Citaten 2015

Door Hans van Duijnhoven

Bibliothecaris sinds september 1979. Werkzaam in de regio Noord Oost Brabant.

7 reacties op ““De vis gaat rotten bij de kop””

Geef een reactie

Ontdek meer van Lezer van Stavast

Abonneer je nu om meer te lezen en toegang te krijgen tot het volledige archief.

Lees verder