Ik had voordat ik aan deze historische roman begon nooit van Alkibiades gehoord. Weet zeker dat ik hem, als ik deze dikke pil uitheb (pakweg 750 pagina’s verhaal, met ongeveer 200 bladzijden met noten en nadere toelichting) ‘nooit’ meer zal vergeten. Toegevoegd kan worden aan mijn lijst met onvergetelijke romanpersonages (ik noem er drie/vier: Elizabeth en mister Darcy, Yossarian of Emily May Drayden).
Het verschil met hen is echter dat er ooit iemand in het oude Griekenland heeft rondgelopen heeft die Alkibiades heette. En in zijn relatief korte leven globaal heeft gedaan wat Ilja Leonard Pfeijffer deze beroeps-manipulator (netter: diplomaat, politicus, generaal) laat overkomen. Het fundamentele verschil met tientallen andere schrijvers die hem in hun geschriften meenamen is dat Ilja Leonard Pfeijffer als het ware in de geest van Alkibiades kruipt en hem laat nadenken over zichzelf, zijn drijfveren, zijn plannen. Het gevolg van deze manier van schrijven is dat je hem van heel nabij kunt leren kennen. En – tenminste tot nu toe (want ik heb pas vijf boeken gelezen) – kunt invoelen waarom hij deed wat hij deed. Je moet af en toe wel slikken; vooral als hij op zeker moment de verantwoording op zich neemt om alle mannen van een overwonnen stadsstaatje te laten vermoorden, en kinderen en moeders laat afvoeren als slaven. Tja. dat waren nog eens tijden!

De roman bevat twaalf boeken. Het eerste boek wordt voorafgegaan door een kort stukje (een prooimion) waarin Alkibiades uitlegt wat hij ongeveer van plan is. Waar hij op dat moment is én je als lezer meteen in het diepe wordt gegooid. De eerste zin is wat dat betreft exemplarisch, bevat 113 woorden, gescheiden door (slechts) drie komma’s.
Ik heb niet de reputatie dat ik snel geneigd ben tot schaamte en hoewel ik begrijp dat ik deze reputatie met mijn daden vaker heb gevoed dan ontkracht, heb ik ooit een man gekend die in elk opzicht zo evident superieur aan mij was dat ik mij schaamde zodra ik hem zag en ik vraag jullie mij te geloven als ik zeg dat ik op sleutelmomenten in mijn leven voor mijn carrière en voor de toekomst van onze stad, zijn satyrkop met wijd opengesperde neusgaten en uitpuilende ogen voor mij zag en werd vervuld van schaamte bij het besef van mijn eigen ontoereikendheid. (pagina 13)
Voilá: zelfkennis (ben niet te snel geneigd tot schaamte), weten dat je een omstreden reputatie hebt, opzien tegen een exceptioneel mens (Sokrates), zorgen om zíjn stad (Athene) en deemoedigheid (al dan niet gespeeld). Zeker is dat Alkibiades over de macht van het woord beschikt. Een geboren redenaar. Die – zoals we later zullen leren – in staat was menigtes en belangrijke individuen met zijn woorden te begeesteren; hen warm wist te maken voor zijn soms doldrieste plannen.
Zeker is dat Alkibiades op dit moment aan de grond zit. In Melissa (ergens in het Perzische Rijk, tegenwoordig in Turkije), ver van zijn geliefde Athene. Hij is ‘overal’ uitgespuwd en probeert in dat godvergeten gat zijn wonden te likken. Maar niet echt. Hij blijft zoals je hem in de rest van het boek zult leren kennen: overtuigd van zijn eigen gelijk, én dat het op termijn wel weer goed met hem (en zijn geliefde Athene) zal komen.
In deze prooimion geeft hij aan dat nu hij genoeg tijd heeft om zijn levensverhaal en drijfveren voor zijn achterban te gaan opschrijven. Niet alleen over wat hem is overkomen, maar ook waar hij verantwoordelijk voor was, waar hij verantwoordelijkheid voor neemt en hoe hij in de nabije toekomst voor het democratische Athene weer iets zou kunnen gaan betekenen.
Mannen van Athene, mijn naam is Alkibiades, de zoon van Kleinias.
Met deze korte zin begint boek een. Dat iemand zijn naam noemt en daarna meteen aangeeft wie zijn vader was zal je in de rest van het boek doorlopend tegenkomen. Was blijkbaar de gewoonte toen. Niet meer. “Ik ben Hans, de zoon van Gies”; tja, dat zeg ik nooit. Heeft wel iets.
Binnen no time weet je dat de jonge Alkibiades opgroeit in de hoogste kringen in Athene. En op het moment dat hij aan zijn verhaal begint is hij zesenveertig; hoopt in de volgende zomer zevenenveertig te worden. Zijn vader sneuvelde toen hij drie jaar oud was. Hij groeide op in het huishouden van de beroemde staatsman Perikles, die verwant was met zijn moeder.
In het eerste boek staat in wezen Perikles centraal. Alhoewel Alkibiades slechts enkele gebeurtenissen uit zijn leven eruit licht. Gebeurtenissen waarin hij bij hoge uitzondering met de grote man in gesprek gaat, dan wel van nabij ervaart hoe hij tot zijn grote daden komt. Het is een lesje in waarachtig leiderschap. Iets waar de toen nog jonge Alkibiades toen al van droomde.
Athene was in die tijd een ‘echte’ democratie. Dat wil zeggen: een relatief klein deel van de welvarende mannelijke burgers mocht meepraten over het bestuur. Het was zeker geen dictatuur of monarchie, waar slechts één man (en zeker geen vrouw) het voor het zeggen had. Indien nodig konden burgers de aangewezen bestuurders via een zogenaamd schervengericht wegsturen.
Alkibiades zag dat Perikles zich als een van de leiders van zijn tijd onderscheidde van andere leiders, die hij in de jaren daarna vaak van zeer nabij zou meemaken. En er in wezen zelf eentje werd.
Ilja Leonard Pfeijffer volgt trouw hoe de goegemeente van wetenschappers en historici tegen Perikles aankeken: in zijn tijd een topper.
Wat ik nu beter begrijp dan in die jaren, is dat hij door zijn statuur, competentie en integriteit in staat was de publieke opinie te sturen met onafhankelijk beleid. Hij leidde het volk in plaats van door het volk geleid te worden. Nooit heeft hij getracht om met oneigenlijke middelen macht te verwerven of zijn positie te consolideren. Nooit heeft hij het volk naar de mond gepraat. Dankzij het respect dat hij genoot, kon hij het zich veroorloven zich de volkswoede op de hals te halen door tegen de publieke opinie in te gaan. Het volk heeft het nodig om te worden tegengesproken. Wanneer hij merkte dat de burgers overmoedig waren en al te gerust op de goede afloop, kon hij hen met enkele woorden vrees aanjagen en wanneer zij ten onrechte vreesden, wist hij hen gerust te stellen. Wat in naam een democratie was, werd in de praktijk een alleenheerschappij van haar competentste bestuurder. Sokrates heeft mij ooit gezegd dat Perikles in feite kon doen wat hij wilde, en niet alleen in Athene, maar in heel Hellas en in de hele wijde wereld van de barbaren. (pagina 21)
Patsboem. Zo’n leider willen we allemaal wel, anno 2023. Ze zijn er domweg niet. Let vooral op de door Alkibiades gebezigde woorden: statuur, competentie, integriteit, niet naar de mond praten, tegenspreken.
Iets verderop schetst Ilja Leonard Pfeijffer een gesprek dat mogelijk ooit door Alkibiades en Perikles is gevoerd. Dat gesprek vindt plaats als Perikles Alkibiades meeneemt naar een bouwplaats; om hem duidelijk te maken hoe hij als politicus/strateeg werkt, denkt, dingen voor elkaar krijgt.
‘Nog beter zou het zijn,’ zei hij, ‘als het volk er eindelijk eens over begon na te denken hoe het verantwoording zou moeten afleggen aan mij. Het probleem met de democratie is dat iemand het moet doen. Het volk beslist, verwacht en eist van alles, maar kan dat zelf allemaal niet waarmaken en uitvoeren en vervolgens roept het degene die zijn tekortkomingen verhelpt om de haverklap ter verantwoording. Bovendien beslist, verwacht en eist het volk ook vaak de verkeerde dingen, zonder dat het daarvoor rekenschap hoeft af te leggen aan de bestuurder die zich in alle bochten moet wringen om de schade te beperken. Om deze redenen noemt men de democratie het best politieke systeem ter wereld.’
‘Zonder volk zou de democratie perfect functioneren,’ zei ik.
‘Inderdaad,’ zei Perikles. ‘Het probleem is niet zozeer het principe van het stemrecht als wel het feit dat het volk de onverbeterlijke neiging heeft om verkeerd te stemmen.’ (pagina 32)
Tja, in elke hedendaagse talkshow zou elke politicus die zich zo zou uitlaten afgemaakt worden. Alkibiades zet Perikles in bovenstaand fragment ogenschijnlijk neer als een anti-democraat, die vaak níet doet wat het volk wil. En zich hardop uitspreekt als ‘het volk’ domme dingen wil. Helaas, anno 2023 zie ik ze niet: politici die bewust het volk tegenspreken. En als ze het doen worden ze door het gros van het publiek en de media niet serieus genomen. ‘Onze politici’ hebben geen statuur à la Perikles, komen niet competent (genoeg) over en vaak schort er iets aan hun integriteit.
Opmerkelijk is ook de stelling dat ‘het volk’ vaak verkeerd stemt. Het staat er niet, maar ik vermoed dat Perikles bedoelt, beter weet dat het volk vaak tegen haar eigen belangen instemt. Net als nu, anno 2023.
In het verhaal neemt Perikles op zekere dag Alkibiades mee naar de bouwplaats waar aan het Parthenon op de Akropolis wordt gebouwd. De tempel die er ruim vijfentwintig honderd jaar later nog steeds staat; gedeeltelijk, want deels verwoest. Een duur project dat Perikles er in het parlement doorheen heeft gekregen.
In de lange literatuurlijst staan voor zover ik kan beoordelen geen boeken waarin schrijvers ingaan op hedendaagse problemen. Tóch zal Ilja Leonard Pfeijffer die zonder enige twijfel ook hebben gelezen. Als iemand die wil weten wat er nu speelt.
Bij het onderstaande fragment komt bij mij de naam Mariana Mazzucato op. Een Italiaans-Engelse econome die zich in verschillende boeken zeer kritisch uitlaat over een geloof dat de laatste veertig jaar té nadrukkelijk bijna alles in onze samenleving heeft doordesemd: een heilig geloof in de zegende werking van de ‘vrije’ markt, en de noodzaak om de overheid zo klein als mogelijk te maken, dan wel te houden.
In haar voorlaatste boek (Moonshot : grootse missies voor onze economie en samenleving) bepleit ze dat we in onze samenleving weer moeten gaan dromen van én werken aan het realiseren van grote projecten. Projecten die uitdagend zijn; én nodig om de grootste uitdagingen van onze tijd te gaan aanpakken. Projecten die van ons – welvarende, gretig consumerende burgers – iets van bloed, zweet en tranen vergen. Ons dwingen een extra tandje bij te zetten; niet als kleine kinderen te blijven zeuren dat dit of dat niet langer meer kan, want … de elite.
Perikles deed in zijn tijd hetzelfde. En was zo slim om ‘het volk’ voor die giga-operatie (een grote tempel op de Akropolis) warm te maken. Hoe doet hij dat? Door werkgelegenheid voor ‘iedereen’ te realiseren. Investeren in plaats van rentenieren; zo kun je het ook stellen. Een hedendaags fenomeen waar Mariana Mazzucato zich ook zeer boos over maakt.
‘Wat wij hier bouwen, is onze glorie, die ons zal overleven. Dat is geen slechte investering. En terwijl wij aan de eeuwige splendeur van Athene aan het bouwen zijn, gebruiken wij onze begrotingsoverschotten op een productieve manier, omdat het bouwprogramma een veelheid aan artistieke en economische activiteiten met zich meebrengt en vele handen in beweging zet. We geven niet alleen werk aan timmerlieden, bronsgieters, goudsmeden, steenhouwers, schilders, ivoorwerkers, decorateurs, beeldhouwers en reliëfsnijders, maar ook aan talloze leveranciers van talloze materialen en aan transporteurs, wagenmakers, voerlui, touwslagers, leerlooiers, matrozen, loodsen, dokwerkers, havenarbeiders, wegenbouwers, mijnwerkers en een grote menigte aan ongeschoolde arbeiders. Omwille van het bouwproject hebben we in feite de hele stad in dienst genomen, zodat haar inwoners, terwijl ze haar verfraaien, in hun eigen behoeften kunnen voorzien.’ (pagina 34-35)
Ik vermoed dat Mariana Mazzucato van bovenstaand citaat smult. Dat waren nog eens tijden; toen leiders hun nek uitstaken om geld niet uit te delen aan deze of gene belangengroep, of een minor problem, maar hun volk meekregen op een lange en gevaarlijke, want onzekere reis.
Iets verderop gaat Perikles in op verschillende staatsvormen, en dat er in het leven meer is dan geld.
‘De grootschalige projecten zijn een manier om niet alleen de militairen maar alle inwoners te laten delen in de publieke middelen,’ zei ik.
‘Daarom is het belangrijk dat de projecten grootschalig zouden zijn en lange tijd in beslag zouden nemen’, zei Perikles.
‘Als een structurele kapitaalinjectie in het volk,’ zei ik, ‘en daarmee in de democratie.’
‘Een democratisch bestuur verschilt niet zoveel van een feodaal systeem,’ zei hij. ‘Zoals dagloners en horigen niet blijven gehoorzamen zonder fatsoenlijke betaling, zo kan de democratie uitsluitend functioneren wanneer de stemgerechtigden het idee hebben dat hun welstand afhangt van het systeem.’
‘Alles gaat om geld’, zei ik.
‘Alles gaat om geld, zoon van Kleinias. Maar sommige dingen gaan om iets hogers,’ zei hij. ‘Kom.’ (pagina 35)
Terwijl Perikles met Alkibiades op de bouwplaats rondloopt voegt beeldhouwer Pheidias zich bij hen. Hij is de belangrijkste man die toezicht houdt op het bouwproces.
‘Ik zie dat je onder de indruk bent’, zei Perikles tegen mij. ‘Pheidias zal je uitleggen wat je ziet.’
‘Ik zal je eerst uitleggen wat je niet ziet,’ zei Pheidias. Kleine pretoogjes glommen boven zijn volle, zwarte baard en snor. ‘Wat je niet ziet, zijn de sculpturen van de metopen en de timpanen, die de bekende mythologische scènes verbeelden die zijn verbonden met de stichting en het roemrijke verleden van de stad. Die zullen we later gaan bekijken. Wat je evenmin ziet, is het gouden en ivoren beeld van de godin.’
‘Ook dat zullen we je zo laten zien, zoon van Kleinias,’ zei Perikles.
‘Ik beloof je dat je daar nog meer van onder de indruk zult zijn. De godin zelf kan jaloers zijn op haar evenbeeld.’
‘Wat je wel ziet,’ zei Pheidias, ‘is een ongehoord brutale noviteit in de Griekse beeldhouwkunst. En dan heb ik het nog niet eens over techniek en compositie, maar over het onderwerp. Weet je wat dit is, Alkibiades?’ (pagina 36)

Als een volleerd verteller voert Ilja Leonard Pfeijffer de spanning op.
‘Een optocht.’
‘Dé optocht,’ zei Perikles.
()
‘Nu zie ik het,’ zei ik.
‘Nu zie je het,’ zei Pheidias. ‘Maar laat je het ook tot je doordringen? Want wat betekent dat? Wie zijn al deze honderden figuren die op dit fries staan afgebeeld?’
‘De burgers van Athene,’ zei ik.
‘Precies,’ zei Pheidias. Zij zijn jouw en mijn stadsgenoten …’
()
‘Dit is wat ik je wilde laten zien,’ zei Perikles. ‘Dit is mijn antwoord op jouw vraag van gisteren. Jij vroeg mij hoe ik erin slaag het volk tevreden te houden zonder mij al te veel aan te trekken van wat het volk wil. Ik maak de bevolking onderdeel van iets wat groter is dan zijzelf. Deze tempel op de Akropolis, die vanuit elke uithoek van de stad te zien is, is het symbool van mijn droom van de glorie van Athene, die alle steden in Hellas en in de uitgestrekte rijken van de barbaren zal overvleugelen. (pagina 36-37)
Vertaald naar anno nu had Mark Rutte al jaren geleden de Nederlandse bevolking mee kunnen nemen om iets tot stand te brengen wat links- of rechtsom toch ooit zal moeten: stoppen met het gebruik van fossiele brandstoffen en een transitie naar een samenleving die duurzaam is.
Niet alleen heeft hij dat grote verhaal nooit verteld, want visie is nu eenmaal als een olifant in de kamer. Hij was waarschijnlijk bang voor zijn landgenoten, wilde kost wat kost voorkomen dat hij mensen boos maakte, laat staan hen dingen afnemen, dwingen dit of dat anders of niet meer te gaan doen. En daarbovenop liet hij een groot deel van die noodzakelijke transitie over aan ‘de markt’. Stimuleerde amper dat kleine groepen mensen een klein onderdeel van die transitie zelf (zonder winstoogmerk) zouden gaan realiseren.
In Nederland kijken nog steeds velen tegen Mark Rutte op. “Hij is zo gewoon gebleven!” Ilja Leonard Pfeijffer ziet dat zonder enige twijfel anders; en laat ons door de ogen van Alkibiades naar een échte grote leider kijken.
‘Door de mensen van nu af te beelden op deze tempel maak ik duidelijk dat de roem en het aanzien van Athene niet zijn gebaseerd op vroegere daden maar dat onze huidige daden het fundament vormen voor onze toekomstige glorie. Tot in de verre toekomst zullen reizigers uit alle delen van de wereld deze tempel aanschouwen en zij zullen met hun eigen ongelovige ogen zien dat wij dit monument hebben gebouwd voor de eeuwigheid en dat onze generatie tot stand heeft gebracht wat zowel in het verleden als in de toekomst ongeëvenaard is. Ik maak het volk deelgenoot van mijn droom en daarom staat het volk uit marmer gehouwen afgebeeld op het symbool van deze droom. Dit is iets hogers dan geld of eigenbelang of pietluttigheden waarover eindeloos wordt gedebatteerd op de heuvel van de Pynx. Dit is het geheim van de democratie. Het volk, dat zijn soms net mensen. Ze hebben dromen nodig. Ik geef hun een gemeenschappelijk ideaal dat zin geeft aan hun leven. (pagina 37)
Iets verderop in het verhaal beschrijft Alkibiades hoe Perikles omging met boze burgers. De aanleiding doet er niet zo veel toe, maar het ging over het verlies van een klein oorlogsgeschil met Sparta (de belangrijkste tegenstander van Athene, met wie doorlopend gevochten werd). Perikles zat er niet zo mee. Bleef kalm.
De situatie was explosief, dat wist hij uiteraard ook. En juist daarom riep hij geen volksvergadering bij elkaar. Boos volk is volatiel en loopt een serieus risico om in de koorts van het moment precies de verkeerde beslissingen te nemen. Ik herinnerde mij wat Sokrates mij ooit had gezegd: mensen hebben misschien verstand, althans dat mogen we in sommige individuele gevallen hopen, maar de massa zeker niet. De massa kent geen logica en handelt naar de bevliegingen van het ogenblik. Op momenten van grote opwinding kan dat fataal uitpakken. In gevaarlijke tijden kan democratie gevaarlijk zijn. (pagina 47)
In dit fragment is wat mij betreft het cruciale woord: volatiel. Boos volk is (vaak? of per definitie?) volatiel. Gedraagt zich wisselvallig, verandert snel van stemming. Al dan niet daartoe aangezet door, tja … politici die andere belangen hebben dan wel dienen, de media et cetera.
En die bevliegingen, tja denk in dit verband aan een recent fenomeen: de BBB behaalt in een klap zestien zetels voor de Eerste Kamer, terwijl iedereen kan/kon weten dat die partij slechts om één deelbelang is opgericht. Een belang dat slechts voor een heel klein deel van Nederland erg groot is: de agro-industriëlen van ons land.
Onderstaande woorden hoor je anno nu eigenlijk nooit. Dat een politicus onomwonden pleit voor de publieke zaak. En dat die voor het individueel belang dient te komen. Perikles deed het volgens Alkibiades wel. En wist het volk achter zich te krijgen. Een tijdlang.
Denk in dit verband aan de oorlog tussen Rusland en Oekraïne. En hoe wij – hier in het westen – onze legers hebben laten versloffen. Geld vrijgespeeld om onze lekkere leventjes te kunnen leven. En nu moeten we aan de bak. Welvaart inleveren om opnieuw te investeren in de opbouw van een sterker leger. Het zal wel moeten want als Poetin wint zal deze zin van Perikles maar al te waar blijken: Iemand kan persoonlijk in goeden doen zijn, maar als de staat ten onder gaat, gaat noodzakelijkerwijs ook hij ten onder.
Als op zeker moment de doden herdacht moeten worden die zijn gevallen treedt Perikles als leider naar voren en houdt een toespraak tot het volk. Alkibiades was op dat moment negentien jaar oud. Een ambitieuze jongeman die zijn stiefvader als iemand zag in wiens voetstappen hij ooit zou willen treden. Opvallend vond Alkibiades het dat Perikles het amper over de gesneuvelde soldaten heeft.
Zijn taak om hun uitzonderlijke dapperheid te prijzen achtte hij kennelijk na het uitspreken van een paar versleten formules volbracht. (pagina 49)
Nee, Alkibiades citeert andere zinnen.
‘Niet de belangen van enkelen staan ons voor ogen’, zei hij, ‘maar de behoeften van allen. Daarom noemen wij onze staat een democratie en vanwege het unieke experiment van ons democratisch bestuur zijn wij een voorbeeld voor de wereld en zullen wij tot in de verre toekomst, in tijden en landen waarvan wij ons geen voorstelling kunnen maken, als een baken van vrijheid hoop verschaffen aan onderdrukten. Iedereen is gelijk voor de wet. Afkomst en rijkdom worden niet hoger aangeslagen dan verdienste. Voor hen die de staat willen dienen, mag armoede geen obstakel zijn. Armoede is voor ons geen schande, wel de onwil om zich eraan te ontworstelen. Rijkdom beschouwen we niet als iets om mee te pronken maar als een gelegenheid om iets tot stand te brengen.‘ (pagina 49-50)
Je hoort bij wijze van spreken Sander Schimmelpenninck pleiten dat rijke mensen zich moeten realiseren dat zij zeer bevoorrecht zijn. Zich niet té veel moeten beroepen op hun hun prestaties en claimen dat zij daarom recht hebben op hun lekkere leventjes. Dat er niets mis mee is om in verhouding meer dan hun minder ‘geslaagde’ medeburgers belasting te betalen voor het algemeen belang. Én Perikles had toen ook al weet van ‘de’ zeven vinkjes van Joris Luyendijk.
Later verhaalt Alkibiades van een moment waarop Sokrates hem als het ware de mantel uitveegt. Sokrates weet hoe ambitieus hij is, én hij weet ook dat Alkibiades zich té weinig inspant om dingen te leren. Op zijn manier is Alkibiades ook een bon vivant.
‘Neem de spreuk van Delphi ter harte, mijn lieve, arrogante Alkibiades. Ken jezelf.‘
()
We praatten aan de oever van de Ilissos nog tot het vallen van de avond verder over de vraag of er een verschil is tussen doen wat juist is en doen wat voordelig is voor jezelf of voor de stad (hij vond van niet), over de vraag of een democratisch bestuur door middel van meerderheidsbesluiten per definitie de beste besluiten neemt (hij vond van niet), over de vraag of het wenselijk zou zijn de beste besluiten te nemen (hij vond van wel), over de vraag of het niet beter zou zijn de wijste mensen te laten beslissen in plaats van de meerderheid van alle mensen (hij vond van wel), over de vraag wie in dat geval zou moeten beslissen wie de wijste mensen zijn (dat vond hij een ongeldige vraag, maar ik ben vergeten waarom), over de vraag of een ochlocratie, die ook wel populisme wordt genoemd, het tegenovergestelde is van een democratie (hij vond dat het ene in het verlengde lag van het andere) en over de vraag of het populisme het einde van de democratie zou kunnen inluiden (hij was ervan overtuigd dat dat zo was). Het gesprek mondde uit in de conclusie dat ik ongelijk had door te denken dat ik zonder kennis van het goede de politiek in zou kunnen gaan en dat het voor de verwezenlijking van mijn ambities essentieel was dat ik van hem zou leren wat rechtvaardigheid was. (pagina 62)
Tja. Ook in onze democratie zijn de laatste jaren tientallen besluiten genomen waar ‘we’ ons momenteel voor schamen. Talloze met overgrote meerderheid aangenomen besluiten en wetten zullen om allerlei redenen teruggedraaid moeten worden. Denk ook aan aankomende wetgeving rondom de opvang van immigranten. Binnen enkele jaren zullen ‘we’ met open armen aan onze buitengrenzen staan om ze op onze oververhitte arbeidsmarkt toe te laten.
Ook dodelijk is de opmerking van Sokrates dat velen denken over belangrijke zaken te kunnen, mogen of moeten meebeslissen zonder over voldoende kennis te beschikken. En, daarbovenop, volstrekt trots te zijn op die infantiele houding. Denk aan een Daniel Koerhuis, mister vroem-vroem.
Een jaar later wordt Athene wederom door Sparta aangevallen en moet Perikles weer aantreden om de verhitte gemoederen in de volksvertegenwoordiging te kalmeren. Maar Alkibiades (Ilja Leonard Pfeijffer) heeft het niet zozeer daar over, maar over de grote idealen die Perikles drijven/dreven.
Wat er voor hem op het spel stond, was niets minder dan de eeuwige glorie van Athene, die naar zijn mening gebouwd was met de middelen die de vloot in de vorm van een uitgestrekt overzees imperium had verworven en zeker gesteld. ‘De glorie van de publieke zaak is voordeliger voor burgers dan individueel welzijn in een vernederde staat,’ zei hij. Ik herinner me het nog goed. ‘Iemand kan persoonlijk in goeden doen zijn, maar als de staat ten onder gaat, gaat noodzakelijkerwijs ook hij ten onder. Wanneer de staat daarentegen bloeit, verschaft dat zelfs aan de minst gefortuneerde burgers een kans om zich aan hun ongeluk te ontworstelen. Ik vraag jullie daarom om jullie individuele zorgen ondergeschikt te maken aan het staatsbelang, om Athene vastberaden te verdedigen en om mij niet de schuld te geven van een oorlog waar jullie zelf voor hebben gestemd.’ (pagina 64)
Ilja Leonard Pfeijffer valt hier impliciet een notie aan die heel veel geslaagde mensen verinnerlijkt hebben. Zij blijven door en dik en dun geloven dat hun succes, hun economische en culturele welbevinden te danken is aan hun eigen inzet. Durven niet toe te geven dat zij in het leven geluk hebben gehad. Opgegroeid in een goede omgeving, dat ze op het juiste moment iemand troffen die ‘het’ in hun zag zitten, geen lichamelijk of psychisch ongemak hebben meegemaakt et cetera. En nog erger is dat zij vaak óók serieus geloven dat degenen die het niet of minder gemaakt hebben dat aan hun eigen inzet (of het vermeende gebrek daaraan) te danken hebben. Zeg maar de meritocratische, neoliberale houding van ‘de elite’ die ons land bestuurt.
Perikles wist als échte leider dat een samenleving alleen kan floreren als de lasten, maar zeker ook de lusten verdeeld worden. Het gros van de bevolking profiteert van wat door een gezamenlijke inspanning tot stand is gebracht. Als leiders kun je een land zodanig inrichten dat dit tot stand komt; of niet. Het laatste is natuurlijk de laatste veertig jaar bewust niet gedaan. De lusten gingen éen kant op (naar een kleine bovenlaag), en de rest van de bevolking werd opgezadeld met de lasten.
Perikles wist dat een democratie een fragiel bouwwerk is, waarin je als leider aan de top niet alleen behoort op te komen voor degenen die naast jouw staan; zeg maar de leden van de elite. Nee, voer actief beleid om de lusten aan velen ten goede te laten komen. Vergeet je dat, dan komt er zonder enige twijfel een moment dat ‘het volk’ je doorziet, en haar legitieme portie komt opeisen. Of, nog erger, dat ‘het volk’ zich achter een sterke man schaart die ‘het’ zal gaan regelen. Maar niet heus.

Oliver Bullough, een Engelse onderzoeksjournalist, schreef de laatste jaren twee boeken over dit fenomeen: Moneyland : een zoektocht naar het verborgen geld van de superrijken en de multinationals (2019) en De butler van de wereld : hoe Groot-Brittannië handlanger werd van oligarchen, belastingontduikers en criminelen (2023).
Een ontluisterend boek over een wereld waarin de ultrarijken in wezen nergens meer belasting betalen, in ‘Moneyland’ wonen waar ze nergens meer ‘last’ hebben van wetten die voor normale burgers opgaan.
Een wereld waarin alom butlers klaar staan die hen voor een zeer lucratieve vergoeding helpen alle mazen binnen de wetten te vinden. Nederland speelt, zoals ieder weldenkend mens kan weten, binnen deze wereld een zeer omstreden rol. En ondanks alle retoriek dat het huidige kabinet alles op alles zet om deze trend te keren, gaat ‘het’ gewoon door. Het is bijna lachwekkend dat de staatssecretaris van Financiën die deze wending moet doorvoeren het overgrote deel van zijn leven een van die butlers is geweest.
Aan het einde van boek een sterft Perikles; slachtoffer van een epidemie die veel Grieken het leven kostte. Ilja Leonard Pfeijffer tekent op dat Alkibiades erbij was toen hij op zijn sterfbed overladen werd met complimenten. Maar …
Ze dachten dat hij buiten bewustzijn was. Maar hij had alles gehoord. Hij antwoordde. Hij zei dat het hem verbaasde dat ze hem prezen om al die prestaties die eerder aan geluk te danken waren geweest dan aan zijn kwaliteiten en al die overwinningen die hij niet zonder de andere generaals had kunnen behalen, maar dat ze zijn grootste en belangrijkste verdienste onvermeld lieten.
‘Want niemand in Athene,’ zei hij, ‘heeft door mijn toedoen een zwarte rouwmantel hoeven aantrekken.’
Dat waren zijn laatste woorden. (pagina 68)
Iedere échte leider weet dat hij in zijn leven domweg (veel) geluk heeft gehad, en dat hij niets was zonder mensen om zich heen. Butlers die deden wat hen werd opgedragen, en omstanders die hem kritisch bleven bejegenen, tegenspreken.
Tja, ik schrijf deze woorden op de dag dat bekend werd dat het Toeslagenschandaal geleid heeft tot de dood van maar liefst 469 jongvolwassenen. (Trouw: Er zijn naar schatting 469 kinderen van toeslagenouders de afgelopen jaren overleden. Het merendeel van deze kinderen, naar schatting 256, was zelfs ouder dan 18 jaar bij overlijden.).
Hoe zal Mark Rutte op zijn sterfbed herinnerd worden. Wellicht komen de woorden van Lennaert Nijgh bovendrijven: Mijnheer de president, slaap zacht.
Alkibiades, inleiding (10 juni 2023)
Alkibiades, boek 2 – Protagoras (23 juni 2023)
Alkibiades, boek 3 – Hipparete (5 juli 2023)
Alkibiades, boek 4 – Groots denken? (11 juli 2023)
Alkibiades, boek 5 – Sparta (14 juli 2023)
Alkibiades, boek 6 – Sardis (15 juli 2023)
Alkibiades, boek 7 – ‘Zo gaan die dingen’ (4 augustus 2023)
Alkibiades, boek 8 – Vechten voor Athene (5 augustus 2023)
Alkibiades, boek 9 – Onwelkome feiten (18 augustus 2023)
Alkibiades, boek 10 – ‘Mogen de goden Athene bijstaan’ (25 augustus 2023)
Alkibiades, boek 11 – a cunning plan (2 september 2023)
Alkibiades, boek 12 – De enige echte held van zijn tijd? (24 september 2023)